Anton de Kom is de eerste Surinamer met een plek in de Canon van Nederland. Ken jij hem?
Als eerste Surinamer krijgt Anton de Kom een plek in de Canon van Nederland, de richtlijn voor het geschiedenisonderwijs in Nederland. In 2018 schreef ik dit portret over deze geschiedenisschrijver, activist en verzetsheld.
Onder de aankondiging van de serie Verzwegen geschiedenis begin 2018, waarvan u nu op het punt staat het allereerste stuk te lezen (of herlezen), werd de vraag gesteld wat nu precies geldt als ‘verzwegen.’
Een goede vraag.
Verzwijgen is een actieve gebeurtenis; je hebt iets geweten en besluit het niet verder te vertellen. Omdat je denkt dat kennis ervan gevaarlijk of onbelangrijk is, of afleidt van een onderwerp waar je liever wil dat het gesprek over gevoerd wordt.
Voor Anton de Kom, met wie we deze serie aftrappen, gaat dat niet op. Want hoe verzwegen kan je een man noemen naar wie een universiteit is vernoemd, wiens boek sinds 1934 nog steeds in druk is, van wie er een standbeeld staat in de hoofdstad van Nederland, naar wie een plein en een brug vernoemd zijn en onder wiens naam jaarlijks een gerenommeerde lezing wordt gehouden?
Toch beginnen we deze serie met De Kom omdat hij zich altijd nadrukkelijk verzet heeft tegen het verzwijgen van de geschiedenis. Toch kénnen veel mensen hem niet, is mijn ervaring.
Ik schreef in 2013 een roman over De Kom. Elke keer als ik word uitgenodigd voor een lezing over mijn werk, vraag ik aan het publiek wie van hen weleens heeft gehoord van deze schrijver en verzetsstrijder.
Het blijft me verbazen dat er nooit meer dan drie, vier mensen hun hand opsteken.
Ik vertel dan, in een notendop, zijn levensverhaal. Hoe De Kom, na een leven lang actief gestreden te hebben tegen de schending van mensenrechten, en even zo lang tegengewerkt te zijn geweest door de Nederlandse overheid, zich in de Tweede Wereldoorlog aansloot bij het verzet tegen de Duitsers. En uiteindelijk, kort voor de bevrijding, stierf in een concentratiekamp.
Het leven van Anton de Kom leest als een film; even tragisch als meeslepend. Na over hem geleerd te hebben, vragen mensen zich vaak verbijsterd af hoe het komt dat zijn naam niet nadrukkelijker rondzingt in geschiedenislessen op onze middelbare scholen.
Een antwoord daarop heb ik niet. Wel vertel ik graag hier, weliswaar weer in een notendop, wat zijn betekenis is geweest voor Nederland en Suriname.
De Kom verzet zich tegen het verzwijgen van geschiedenis
De Kom werkte een belangrijk deel van zijn leven aan Wij slaven van Suriname. Het was het eerste boek dat de geschiedenis van Suriname vanuit het eigen perspectief vertelde.
Hij schreef het vanuit de overtuiging dat kennis van de geschiedenis noodzakelijk is voor een wederzijds begrip. Dat het onmisbaar is voor de eigenwaarde van een volk dat voorheen alleen door de ogen van de onderdrukker werd beschreven.
Ik sla hier de beroemdste zinnen uit het boek over, en wijs in plaats daarvan op de passage die De Kom schreef in het hoofdstuk ‘Geschiedenis des vaderlands’:
‘Wanneer wij […] op school les in de Vaderlandse Geschiedenis kregen, dan was dat natuurlijk de geschiedenis der blanke krijgslieden. Voor de klas stonden de eerwaarde Tilburgse broeders en zij onderwezen ons in de heldendaden van Piet Hein en van De Ruiter, Tromp in de Evertsen en Banckert.’
Geen beter middel om het minderwaardigheids-gevoel bij een ras aan te kweken, dan dit geschiedenisonderwijs
‘Wij, die de namen van de opstandelingen Bonni, Baron en Joli Coeur tevergeefs in onze geschiedenisboekjes zochten, beijverden ons om vlug en nauwgezet voor het examen de namen en jaartallen op te dreunen der Nederlandse gouverneurs, onder wier bewind men onze vaders als slaven ingevoerd heeft.’
En het systeem van de Nederlanders werkte, maakte de Kom duidelijk:
‘Geen beter middel om het minderwaardigheidsgevoel bij een ras aan te kweken, dan dit geschiedenisonderwijs waarbij uitsluitend de zonen van een ander volk worden genoemd en geprezen.’
Voor de Nederlanders was De Kom precies dat: een zoon ‘van een ander volk.’ Een sleutelfiguur die wellicht te weinig genoemd en in elk geval te weinig geprezen is voor zijn rol in de Nederlandse geschiedenis.
De Kom wordt verliefd in Nederland
In 1898, het jaar waarin Anton de Kom werd geboren, was Suriname nog deel van het Nederlandse koninkrijk. De slavernij was pas 25 jaar eerder officieel afgeschaft en de gevolgen van het systeem werkten nog zichtbaar door in de samenleving.
De Kom groeide op als zelfbewuste, ambitieuze jongen. Hij bezocht de mulo, toentertijd de hoogste opleiding bereikbaar voor zwarte Surinamers.
Vanaf 1916 werkte hij als assistent op een accountantsbureau waar hij zich naar verluidt opwond dat het als vanzelfsprekend werd beschouwd dat hij, als donkere man, nooit kans zou maken op promoties waarvoor witte of lichtgekleurde werknemers wel in aanmerking kwamen.
Dus vertrok hij naar de Balata Compagnieën, een bedrijf dat rubber won uit balatabomen. Hier was hij er getuige van hoe arbeiders onder moordende omstandigheden onderbetaald werk verrichtten.
Hij probeerde te helpen, door de arbeiders te wijzen op de rechten die in hun contracten stonden vastgelegd – een getuigenis van engagement dat zijn hele verdere leven zou tekenen.
Het is aannemelijk dat een ambitieuze idealist als De Kom zocht naar nieuwe, hoger gelegen doelen dan welke hij in het Suriname van die tijd kon bereiken. In 1920 vertrok hij in elk geval met de boot naar Nederland. Hij meerde aan in Amsterdam, trad – vrijwillig – een jaar in militaire dienst, en kreeg toen een baan als assistent-boekhouder bij een firma in Den Haag.
Op foto’s van De Kom uit die tijd staat een aantrekkelijke, zelfverzekerde jongen van begin twintig; altijd strak in het pak, de schoenen en het haar tot in de puntjes verzorgd.
Bijna alsof hij zich ervan bewust was dat hij, als zeldzame zwarte man in het overwegend witte Nederland van de jaren twintig, extra goed voor de dag moest komen om racistische vooroordelen vóór te zijn.
De Kom ontmoette op zijn werk een Nederlands meisje, Petronella C. Borsboom, Nel voor intimi, op wie hij stapelverliefd werd. Hij schreef al eerder poëzie, en ook de schoonheid van dit meisje, onder wier betovering hij was geraakt, bezong hij in een vers:
‘Plekken worden met vuur en zonneschijn beschenen, Omdat ze in Uw omgeving zijn vastgehecht. Voor altijd wil ik in Uw schaduw, o lotus, leven Dek me met Uw gulden bladren ook in ’t gevecht.’
Het stel trouwde in 1926 en het gezin breidde zich uit met vier kinderen; drie jongens en een meisje.
De Kom ziet blinde vlekken in het onderwijs
In die eerste jaren in Nederland drong het tot De Kom door dat er onder de Nederlandse bevolking weinig bekend was over Suriname, en dat wat er verteld werd op z’n zachtst gezegd gekleurd was.
Geschiedenisonderwijs had als belangrijkste doel nationalistische trots en vaderlandsliefde op nieuwe generaties over te brengen, zag hij. Over misstanden in de koloniën werd gezwegen.
De Kom begon scholen te bezoeken om de hiaten in het onderwijs aan te vullen; hij vertelde de leerlingen liefdevolle verhalen over de natuur en rijkdom van het land, maar ook over het problematische slavernijverleden.
Ondertussen kwam hij in contact met verschillende burgerrechtenbewegingen. Hij leerde over de mislukte antikoloniale opstanden in Batavia en in Sumatra, en over het wrede afstraffen van de revolutionairen door het Nederlandse gezag, resulterend in het oprichten van strafkamp Boven-Digoel.
In de uitstekende biografie die Alice Boots en Rob Woortman over Anton de Kom schreven, is nageplozen dat De Kom sinds eind jaren twintig regelmatig aanwezig was op antikoloniale bijeenkomsten; en hoe deze bezoeken nauwkeurig werden vastgelegd door de Haagse Politie Inlichtingendienst.
De Kom: ‘Uw namen zijn niet te vinden in de geschiedenisboekjes’
Ook de burgerrechtenbewegingen in de Verenigde Staten trokken De Koms aandacht. Zoals de beweging die werd veroorzaakt door de bizarre Scottsboro-zaak tegen negen zwarte tieners die na valse beschuldigingen door een witte jury tot de doodstraf werden veroordeeld.
De enige politieke stroming die zich het lot van gekleurde burgers echt aantrok, was die van de communisten. De zaak werd dan ook verdedigd door de communistische partij in Amerika, en werd ook in Europa door linkse groepen gevolgd.
Niet lang daarna publiceerde het tijdschrift van het arbeiders-schrijverscollectief Links Richten een speciaal ‘negernummer’ waarin de Scottsboro-zaak én het antikolonialisme van Anton de Kom centraal stonden als voorbeeld van hoe klasse- en rassenjustitie werkte.
Namelijk: dat het kapitalistische systeem gebouwd was op de uitbuiting van ‘lage’ sociale groepen, waartoe ook kleurlingen na een eeuwenlang in stand gehouden slavernijsysteem veroordeeld waren.
In hetzelfde nummer was een voorpublicatie opgenomen van het boek waaraan De Kom op dat moment werkte; Wij slaven van Suriname. Daarin wees hij nadrukkelijk op het verzwijgen van delen van de geschiedenis.
Zwarte helden als Boni, Baron en Joli Coeur die zich verzetten tegen de slavernij, die vluchtten en hun leven waagden om andere tot slaaf gemaakten te bevrijden, werden niet genoemd in de Nederlandse geschiedenisboeken, of ze werden afgebeeld als gevaarlijke oproerkraaiers:
‘Uw namen zijn niet te vinden in de Nederlandsche geschiedenisboekjes […] Uw daden zijn niet in tel waar de zilveren vloot van Piet Hein geroemd wordt. Er is geen plaats voor Uw beeltenis in de basreliefs die het voetstuk van generaal van Heutz’s standbeeld zullen versieren. Gij zijt geen deel van Holland’s koloniale glorie, gij behoort tot de donkere bladzijden der historie die de wetenschappelijke geschiedvervalsching het liefst maar overslaat bij het doceeren. […] Men zwijgt over U in de scholen. Men zou Uw herinnering het liefst willen dooden, zooals men eens Uw lichaam met een Nederlandschen kogel gedood heeft.’
Die uitspraken lagen natuurlijk gevoelig. Zijn activisme, zijn banden met de communisten en zijn uitgesproken kritiek op de uitbuiting van mensen in Suriname en Indonesië, leidden ertoe dat De Kom steeds scherper op de radar van de veiligheidsdienst kwam.
Gevangenschap en verbanning van De Kom in Suriname
Al die jaren wilde De Kom terug naar Suriname. Hij had geleerd van de vakbonden in Nederland hoe eenheid onder arbeiders kon leiden tot verandering, en hij wilde zijn kennis en ervaring inzetten in Suriname.
Na lang voor de overtocht te hebben gespaard, vertrok hij in 1932 met zijn vrouw en kinderen naar Suriname. Hij had het plan om zich in te zetten voor de rechten van de arbeiders, vaak contractarbeiders die door de Nederlanders op Java waren geronseld en naar Suriname verscheept om zwaar werk op de plantages te doen.
Op dat moment was elke aanzet tot het verenigen van arbeiders in Suriname door de Nederlandse overheid onmogelijk gemaakt. De autoriteiten in Paramaribo waren vanuit Den Haag gewaarschuwd voor de komst van deze als gevaarlijke agitator bekend staande publicist.
Ze zagen De Koms komst dan ook met grote argwaan tegemoet, bang als ze waren dat zijn aanwezigheid tot een opstand onder het morrende werkvolk zou leiden. Vanaf het moment dat hij aankwam in Paramaribo, werd De Kom gevolgd door gewapende agenten.
Aan zijn collega’s bij het tijdschrift Links Richten schreef hij:
‘Paramaribo, 15 Jan. 1933. Waarde makkers, Sedert mijn komst te Paramaribo heerscht er een staat van beleg. Politie en militairen gemobiliseerd. Voor mijn huis politie. Op straat word ik achtervolgd. Men heeft mij letterlijk gemuilkorfd. Nog nooit zag ik zulk een willekeur. Ik mag nergens vergaderen, alle meetings worden uit elkaar geslagen. Later schrijf ik meer, heb nu geen tijd. Met kam. groeten aan allen, ADEK.’
De Kom was van plan geweest om lezingen te geven over de geschiedenis van Suriname, en zich daarmee in te zetten voor het zelfbewustzijn van de zwarte arbeiders, maar in de dagen die volgden op zijn aankomst in Suriname, verbood de koloniale overheid zijn lezingen, en werden eerder afgegeven vergunningen plotseling ingetrokken. Hij besloot daarom een adviesbureau te openen:
‘En ineens weet ik, ik zal een adviesbureau oprichten en luisteren naar de klachten van mijn makkers […]. En misschien zal het mij lukken hen iets te doen gevoelen van al de hoop en moed die besloten liggen in dat ene machtige woord dat ik leerde in den vreemde: organisatie.’
‘Onder de boom echter, langs mijn tafeltje, passeert de parade der ellende. Paria’s met diepe holle wangen. Hongerlijders. Mensen zonder voldoende weerstand. Open boeken om in te lezen het moeizaam vertelde verhaal van onderdrukking en ontbering.’
De Kom wordt gestraft voor zijn engagement
Na het verzamelen van de klachten van voornamelijk Javaanse en Hindostaanse contractarbeiders, was hij ontdaan door de armoedige en bij vlagen uitzichtloze situatie van het volk.
De arbeiders, vaak analfabeet, waren verstrikt geraakt in sluwe contracten waarbij kosten als ziekenzorg, eten, huur en uitzinnige boetes werden opgenomen als schuld, met als resultaat dat de arbeiders nauwelijks boven het bestaansminimum kwamen.
Bij het bureau van De Kom was het voor het eerst dat deze mensen hun stem konden laten horen, en ze stroomden dan ook van heinde en ver toe om hun naam en hun klachten te laten optekenen. Ze waren zo blij dat er eindelijk iemand was die naar hun grieven luisterde, dat De Kom al snel de liefkozende bijnaam ‘papa De Kom’ kreeg toebedeeld.
De Kom, nog altijd een groot idealist, was ervan overtuigd: als hij de schriften waarin hij de klachten had opgetekend, aan zou bieden aan de gouverneur, zou deze niet langer om de situatie heen kunnen.
Hij had zich vergist.
De oploop rondom het adviesbureau maakte de koloniale politie zo onrustig, dat ze de menigte uiteen begon te slaan. In de hoop dat het geweld zou stoppen, bood De Kom aan mee te gaan naar het bureau om de zaken daar uit te praten. Prompt werd hij afgevoerd naar de kerkers van Fort Zeelandia en gevangengezet.
Het nieuws van zijn arrestatie verspreidde zich als een lopend vuurtje door Suriname en in de dagen erna stroomden duizenden mensen naar Paramaribo om zijn vrijlating te eisen. De gouverneur liet een bericht uitgaan dat De Kom spoedig zou worden vrij gelaten. Toen dat op dinsdag 7 februari niet zoals toegezegd gebeurde, en de betogers luidkeels om ‘papa De Kom’ riepen, gaf de angstig geworden procureur-generaal het bevel het vuur op de ongewapende arbeiders te openen. Er vielen 22 gewonden en twee doden.
De Kom bleef drie maanden, zonder proces, opgesloten in een van de kerkers van Fort Zeelandia. In mei 1933 werd hij samen met zijn gezin in het diepste geheim Suriname uitgezet. Koloniale politie en bestuurders feliciteerden elkaar met het in de kiem smoren van wat een volksopstand dreigde te worden* maar onder Surinamers zou 7 februari 1933 de geschiedenis ingaan als Zwarte Dinsdag.
De Kom schrijft geschiedenis
De terugreis naar Nederland was feitelijk een verbanning uit De Koms geboorteland. Het verdriet om het verlies van zijn geliefde Suriname bleef waarschijnlijk altijd aan hem knagen. Op de laatste pagina van zijn boek schreef hij: ‘Sranang mijn vaderland. Eenmaal hoop ik u weer te zien. Op de dag waarop alle ellende uit u weggewist zal zijn.’
Vanaf het moment dat De Kom voet aan Nederlandse grond zette, werd hij nauwgezet in de gaten gehouden door de Centrale Inlichtingendienst. Het weerhield hem er niet van lezingen en interviews te geven bij Communistische en antikoloniale bijeenkomsten.
Met hulp van zijn linkse kennissen hoopte hij een uitgever van het boek te vinden waaraan hij al zo lang schreef, en waarvan de urgentie na de dramatische gebeurtenissen in Paramaribo nu nog groter leek. Uiteindelijk tekende hij een contract bij de reguliere uitgeverij Contact.
Eenmaal hoop ik u weer te zien. Op de dag waarop alle ellende uit u weggewist zal zijn
In december 1933 kreeg zijn uitgever bezoek van de inlichtingendienst, die dreigde met een mogelijke vervolging wegens smaad als het boek van De Kom uit zou komen. Contact publiceerde toch. Na er jaren aan geschreven te hebben, had De Kom dan eindelijk, op 31 januari 1934, de eerste druk van Wij slaven van Suriname in zijn handen.
De publicatie van zijn boek leidde niet tot veel optredens voor de werkloze De Kom. Het boek werd ook nauwelijks besproken in de reguliere media, op een enthousiaste bespreking van E. du Perron na.
Met de dreiging van Adolf Hitler en de grote economische crisis in Nederland, was er steeds minder aandacht voor de zaak waarover De Kom zich uitsprak: de emancipatie en de burgerrechten van Surinamers. Hij raakte in een steeds groter isolement en de schrijnende armoede waarin hij en zijn gezin zich inmiddels bevonden, leidden ertoe dat hij eind 1939 overspannen werd opgenomen in een kliniek in Loosduinen.
Een paar maanden later, op 1 maart 1940, keerde hij uitgerust terug naar huis. Hij leek zijn levenslust te hebben hervonden, zijn idealisme was hersteld; hij was er klaar voor om zich verder voor de zaak in te zetten.
De betrekkelijke rust duurde niet lang. Op 10 mei 1940 brak de oorlog ook in Nederland uit. In de herfst van datzelfde jaar sloot De Kom zich aan bij de illegale verzetskrant De Vonk.
Het verzet van De Kom
Ondanks het reëele gevaar dat hij liep, en het besef dat hij met zijn donkere huidskleur bepaald niet onopgemerkt kon blijven, zou De Kom in de komende oorlogsjaren verbonden blijven aan het verzet. Wellicht vanuit hetzelfde idealisme dat hem eerder in de problemen had gebracht.
Na de bezetting kwam het instituut dat De Kom jarenlang als communistisch agitator had beschouwd nu in handen van de nationaalsocialisten. Dat betekende ook dat de rapporten waarin jarenlang verslag was gedaan van De Koms bezigheden, zijn verblijfplaatsen en aliassen, overgedragen werden aan de Duitsers. Namen van mensen die ervan werden verdacht om communistische sympathieën te hebben, zoals Anton de Kom, werden doorgegeven aan een afdeling binnen de Sicherheitsdienst die zich erop toelegde verzetsstrijders op te sporen.
Het had er jarenlang alle schijn van dat De Koms verzetswerk niet werd opgemerkt. In de zomer van 1944 waren veel Nederlanders optimistisch gestemd; de bevrijding zou niet lang meer op zich laten wachten. Maar op een warme dag in augustus 1944 werd De Kom alsnog op straat gearresteerd.
Zijn vrouw Nel zou zich de dag erna, wanneer ze hoorde waar haar man was, naar het hoofdkantoor van de Sicherheitsdienst aan de Haagse Nassaulaan haasten, maar toen was De Kom al afgevoerd. Hij werd op basis van de rapporten als zwaargewicht in het communistische verzet gezien, en was daarom overgebracht naar de Duitse strafgevangenis in Scheveningen.
In de herfst van 1944 werd De Kom op transport naar het concentratiekamp Neuengamme gezet. Hij werd tewerkgesteld in een van de beruchte buitenkampen, waar gevangenen onder beestachtige omstandigheden grachten moesten uitgraven. Toen De Kom te zwak was om te werken, werd hij op ziekentransport gezet, nu naar Sandbostel. De omstandigheden daar waren zo mogelijk nog gruwelijker dan in Neuengamme, en de dood door honger of ziekte was nagenoeg onvermijdelijk.
Op 29 april 1945 werd kamp Sandbostel bevrijd. Anton de Kom maakte het niet mee; hij overleed enkele weken voor de bevrijding.
De man die zijn hele leven lang door de Nederlandse overheid werd gezien als staatsgevaarlijk vanwege zijn overtuiging dat alle mensen gelijkwaardig zijn, had zijn leven gegeven voor de bevrijding van datzelfde land.
De man die zijn hele leven streed tegen het verzwijgen van zo belangrijke delen van de geschiedenis, was zelf geschiedenis geworden.
Zijn lichaam werd in 1960 geïdentificeerd in een massagraf en opnieuw begraven op de erebegraafplaats in Loenen. Zijn grote liefde Nel stierf in 1983. Zij werd begraven in Antons geliefde geboorteland Suriname.*
Dit verhaal was onderdeel van het project Verzwegen geschiedenis, waarin experts geschiedenissen deelden die in elk schoolboek thuishoren. Partner The Black Archives bood bronnen en achtergrondinformatie, organiseert evenementen en lesmateriaal.Radiozender FunX maakte video’s en radio over dit thema. De andere verhalen in deze reeks vind je hier.