‘Kinderopvang belangrijk voor onze samenleving,’ tweet minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken, PvdA) de dag na het Algemeen Overleg Kinderopvang dat op 26 maart plaatsvond in de Tweede Kamer. Hij voegt daarbij een link naar een op de website Kinderopvang Totaal.

Het artikel begint als volgt: ‘Minister Asscher roemde tijdens het Kamerdebat over kinderopvang de kinderopvangsector met ‘knap ondernemerschap.’ Volgens hem zijn er het afgelopen jaar grote stappen gezet in de pedagogische kwaliteit en veiligheid.’

Wat zijn die ‘grote stappen in de pedagogische kwaliteit en veiligheid’ waar de minister het over heeft? Die stappen verwijzen naar de nieuwe manier waarop de GGD toezicht gaat houden op de kwaliteit van de crèches. Er zal voortaan veel meer gelet worden op de pedagogische kwaliteit en minder op het letterlijk naleven van de structurele eisen, zoals het exacte aantal vierkante meters of de openingsdatum van het pindakaaspotje.

Dat klinkt inderdaad als een grote stap vooruit. Maar zoals het er nu naar uitziet, gaat het er niet per definitie beter op worden voor de kinderen. En dat heeft alles te maken met dat ene cruciale woord: ‘pedagogische kwaliteit.’

Wie bepaalt eigenlijk wat dat betekent?

Een nieuwe definitie, door de bedrijven zelf

In 2004 werd in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het begrip ‘pedagogische kwaliteit’ voor het eerst door het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO), een groep samenwerkende, wetenschappers van de Universiteit Leiden, de Radboud Universiteit Nijmegen en de De introductie van het begrip en de eerste metingen ervan leverden schokkende resultaten op: in 2005 bleek dat de gemiddelde pedagogische kwaliteit matig tot onvoldoende was op de crèches in Nederland – het gemiddelde cijfer viel nog net in de categorie ‘matig.’ In 2008 daalde dat gemiddelde naar een echte onvoldoende. Dat werd in 2012 weer wat beter. 86 procent van de crèches kreeg dat jaar een ‘matig’ en twaalf procent een ‘goed.’

Ondertussen kwam het begrip ‘pedagogische kwaliteit’ ter discussie te staan. Vorig jaar gaf het ministerie van Sociale Zaken het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) de opdracht om, tegen een vergoeding van drie miljoen euro, het begrip opnieuw te definiëren. Voer voor onafhankelijke psychologen en pedagogen, zou je denken, maar dat is niet het geval: BKK is een samenwerkingsverband van de Brancheorganisatie Kinderopvang, de vakbonden en de belangenvereniging voor oudercommissies in de kinderopvang

Dat is opmerkelijk, wanneer je bedenkt dat deze partijen, naast de opdracht om de pedagogische kwaliteit te herdefiniëren, ook de vraag hebben gekregen een instrument te ontwikkelen waarmee je deze kwaliteit kan ‘meten, borgen en transparant maken.’ Nu zou je nog kunnen stellen dat het voor een kinderopvangondernemer handig is om – los van de GGD-inspectie - een instrument te hebben waarmee je op ieder gewenst tijdstip meer inzicht kunt krijgen in je eigen pedagogische kwaliteit.

Maar wat stelt zo’n instrument voor als het is ontwikkeld door mensen die economische belangen hebben bij de uitkomsten? Daarbij komt dat zo’n doe-het-zelf-meetinstrument er al lang is: de NCKO- Die is een paar jaar geleden, ook in opdracht van het ministerie van SZW, ontwikkeld door de het NCKO, door onafhankelijke wetenschappers dus.

Zijn er bij het BKK dan helemaal geen wetenschappers betrokken? Jawel, de bijzonder hoogleraar Kinderopvang Ruben Fukkink. Hij zit als enige wetenschapper in de commissie-Kwaliteit van het BKK. Maar zijn leerstoel wordt gefinancierd door drie grote kinderopvangorganisaties (KIK, Partou en Humanitas) en door BOinK (Belangenvereniging voor Oudercommissies in de Kinderopvang).

Nog los van de vraag of Fukkink zich kritisch zal kunnen opstellen, zal zijn invloed in ieder geval niet groot zijn. Volgens BKK speelt de commissie-Kwaliteit ‘een faciliterende en verbindende rol in de ontwikkeling van een gedeelde visie op de kwaliteit van de kinderopvang.’ Meer dan ‘faciliteren en verbinden’ zal Fukkink dus niet kunnen doen.

Kortom, het begrip pedagogische kwaliteit, zoals gedefinieerd door drie hoogleraren, krijgt opeens een heel andere betekenis. En die betekenis is grotendeels bepaald door de kinderopvangbranche zelf. Dan kun je inderdaad stellen dat er ‘grote stappen in de pedagogische kwaliteit en veiligheid’ zijn gezet, zoals minister Asscher zegt, maar rest de vraag: in de juiste richting?

Dan hebben we ook nieuwe cursussen nodig

Naast het herdefiniëren van het begrip pedagogische kwaliteit heeft BKK nog een opdracht van het ministerie gekregen. Ze is gevraagd crècheleidsters cursussen aan te bieden, waarmee ze hun pedagogische vaardigheden kunnen verbeteren - een lovenswaardig initiatief. Helaas blijft het BKK ook bij het uitvoeren van deze klus het liefst zo ver mogelijk weg van onafhankelijke wetenschappers: de 17 miljoen euro die ze voor deze opdracht hebben gekregen zal namelijk niet worden besteed aan dat ze werken – en waarvan er één nota bene in opdracht van het ministerie van SZW is ontwikkeld.

Of die zeventien miljoen euro van het ministerie van SZW goed besteed geld zal zijn geweest weten we dus pas als het op is

In plaats daarvan maakte het BKK kortgeleden bekend dat ze aan vijf andere partijen de opdracht heeft gegund om nieuwe cursussen te ontwikkelen. Voor het ontwikkelen van die cursussen is niet veel tijd. Dat moet tussen nu en mei gebeuren. Het zal dus onmogelijk zijn om van tevoren te beoordelen of die cursussen ook echt werken. Volgens Carla Bienemann, de directeur van BKK, zal de effectiviteit ‘gedurende de looptijd van de subsidieregeling’ worden gemeten. Of die zeventien miljoen euro van het ministerie van SZW goed besteed geld zal zijn geweest, weten we dus pas als het op is.

Foto: Elmer van der Marel/Hollandse Hoogte

Waarom BKK voor deze manier van werken heeft gekozen wordt niet duidelijk. In een schriftelijke verklaring stelt Bienemann dat ‘evidence based’ niet het enige criterium was waarop de partijen zijn geselecteerd die straks de cursussen mogen gaan geven.

Waarom moet het wiel steeds opnieuw worden uitgevonden, vraag ik daarom aan het ministerie van SZW. Volgens de voorlichter kinderopvang was de vorige definitie van pedagogische kwaliteit ‘puur wetenschappelijk.’ Het is belangrijk dat er nu een visie op kwaliteit wordt ontwikkeld en dat er cursussen worden aangeboden die ook door de kinderopvangondernemers zelf worden gedragen. Maar is het niet gek, vraag ik, dat een sector zijn eigen kwaliteit definieert en bewaakt? bleek dat toch ook geen succes? De voorlichter heeft daar, evenals de directeur kinderopvang van het ministerie van SZW, geen antwoord op.

Het meetinstrument werkt nog

In een – het online magazine van de Radboud Universiteit Nijmegen – uit professor Riksen Walraven haar zorgen over het grillige kinderopvangbeleid van het ministerie van Sociale Zaken waar ambtenaren volgens haar geen idee hebben van wat er in het verleden allemaal al ontwikkeld is. Ze zinspeelt op de opdracht die het BKK heeft gekregen om een nieuwe kwaliteitsvisie te ontwikkelen: ‘Laatst was er een vraag uit het veld van de kinderopvang: ‘Misschien moeten we eens gaan kijken hoe we de kwaliteit kunnen meten?’ Dan zakt me de moed in de schoenen.’

Riksen definieerde in 2004 in samenwerking met haar collega’s van het NCKO de pedagogische kwaliteit, en hielp een instrument ontwikkelen om de kwaliteit te meten. Dat kostte het ministerie 3 miljoen euro. In het interview haalt zij de eerder genoemde succesvolle trainingen voor crècheleidsters aan die – ondanks hun bewezen effect - uiteindelijk niet zijn uitgekozen door het BKK: ‘Het ministerie van Sociale Zaken heeft ons geld gegeven voor de ontwikkeling van die trainingen, dan zou het toch logisch zijn als ze die ook financieren. Maar inmiddels zijn de mensen die we spreken op dat ministerie ook weer nieuw en niet op de hoogte. Nu maar hopen dat ze zo slim zijn om het geld niet in de sloot te gooien.’

Dit artikel is geschreven door Marilse Eerkens.

Lees ook: Hoe een groep ouders in opstand kwam en de crèche overnam De oudste crèche van Rotterdam, geopend op de eerste verjaardag van prinses Beatrix, kwam onlangs in handen van een nieuwe eigenaar die flink wilde saneren. Maar de ouders lieten het niet zover komen en namen de crèche over. Ook in Amsterdam zijn ouders nu hetzelfde van plan. Is de tijd van power to the parents aangebroken? Lees hier het verhaal over de oudercrèche terug En de geschiedenis: hoe crèches het kind van de rekening werden Marktwerking in de kinderopvang zou alles beter maken. Wachtlijsten zouden verdwijnen en de pedagogische kwaliteit zou stijgen. Acht jaar later na de invoering ervan blijkt dat het er voor het kind niet veel beter op is geworden. Lees hier onze reconstructie van de marktwerking in de opvang terug