Het gaat over mensen met politieke en
(sociale)mediamacht die zich van de domme
houden, domheid veinzen of zich opzettelijk
onwetend houden – júíst terwijl ze helemaal niet
onintelligent zijn. Die domheid kan zich
bijvoorbeeld manifesteren in het opzettelijk
verspreiden van onzin, het etaleren van domheid
om ‘gewoon normaal’ over te komen of het
debiliseren van het publieke debat met
persoonlijke aanvallen en andere rookgordijnen.
Overigens is niemand – ik ook zeker niet –
alleen maar ‘slim’, of alleen maar ‘dom’. Dit
boek gaat over de politiek van opzettelijke
onwetendheid; een politieke stroming die domheid
als wezenskenmerk heeft.
Domheid in dit boek
Etymologisch lijkt domheid vooral op een
zintuiglijk gebrek te duiden, zoals ‘stom’ dat
ook doet. In het Bijbelboek Korintiërs stond al
te lezen: ‘Wat […] in deze wereld wijsheid is,
is dwaasheid bij God’. Schrijver en ‘domgeer’
Matthijs van Boxsel definieert domheid als het
handelen tegen beter weten in. Voor hem gaat
domheid over ongewenste zelfdestructie: je weet
beter, maar je doet het toch. Dat heeft volgens
Van Boxsel niets met kennis of intelligentie te
maken, maar met een blinde en onbeheersbare
drang, een extase zelfs.
Volgens Van Boxsel zijn domme mensen gevaarlijk
júíst omdat ze intelligent zijn. De Amerikaanse
schrijver William Gaddis definieerde domheid als
de ‘opzettelijke cultivering van onwetendheid’.
In het verlengde daarvan zou je kunnen denken
aan nalatige onwetendheid, waarbij je beter had
moeten weten.
Het domheidsbegrip in dit boek is weer anders.
Dat behelst een gespeelde of geveinsde domheid
die opzettelijk of nalatig is, met als doel het
publiek te misleiden en zijn vertrouwen in
feiten, instituties en anderen, in alles
eigenlijk, te ondermijnen.
Nogmaals: over intelligentie gaat dit boek dus
niet. Ik voel me genoodzaakt tot deze
uitputtende disclaimer omdat het woord ‘dom’ nu
eenmaal veel mensen afschrikt, zo heb ik
inmiddels geleerd.
Verwijten over domheid worden al snel opgevat
als een hautaine aanval op iets wat als
identitair en onveranderlijk wordt gezien. Maar
zo zijn ze hier niet bedoeld; heel ‘slimme’
mensen kunnen heel domme dingen doen, en
omgekeerd. Er is daarbij een duidelijk verschil
tussen iemand verwijten dom te zijn, en iemand
verwijten dom te doen. Denk aan koningin Máxima
die koning Willem-Alexander in 2001 ‘een beetje
dom’ noemde, en daarmee vermoedelijk toch geen
definitieve diskwalificatie van zijn
denkvermogens beoogde.
Wie schrijft over domheid, moet zich dus bewust
zijn van de alleszins voorstelbare gevoeligheden
rond het woord ‘dom’. Daarbij bestaat het risico
dat lezers afhaken vanwege deze gevoeligheden,
maar dat is een risico dat dan maar genomen moet
worden. Het zijn toch zeker de Nederlanders die
het zo belangrijk vinden de zaken te benoemen
zoals ze zijn?
Domheid is in Nederland dusdanig gecultiveerd,
zou je kunnen zeggen, dat onze toenmalige
minister-president Mark Rutte wel móést
aanschuiven bij de mannen van talkshow Vandaag
Inside, waarbij René van der Gijp een dildohelm
droeg, die hem vroegen of hij ‘weleens geneukt
heeft’.
Zelf werd ik in maart 2023 ‘gecanceld’ door het
programma. Ik zou de tafelheren namelijk
dommeriken vinden, en had de kijkers van het
programma in een tweet smalend ‘domrechts’
genoemd. Sindsdien beweren de heren steevast dat
ik hun kijkers ‘dom’ zou hebben genoemd, terwijl
het mij om de cultivering van domheid ging.
Ik wil maar zeggen: het benoemen van domheid
ligt enorm gevoelig in Nederland, alsof je door
iets ‘dom’ te noemen per definitie iets zegt
over iemands intelligentie. Merkwaardig, want
niet alleen een mens kan dom zijn. Een
gedraging, redenering, politieke beweging of
televisieprogramma kan dat óók zijn.
VI is een voorbeeld van dat laatste, en
dat zou niet zo erg zijn als Johan Derksen en
René van der Gijp door hun enorme publiek op
waarde zouden worden geschat: als clowns, als
entertainers. Maar in een cultuur die domheid
cultiveert, zijn zij politieke influencers van
formaat.
En denk niet dat alleen ‘domme’ mensen naar
dergelijke programma’s kijken. Bij de
cultivering van domheid is opleidingsniveau of
intelligentie irrelevant. Iedereen kan erin
worden meegezogen.
Waarom ik dit boek schrijf
Domheid is natuurlijk niet nieuw. De
geschiedenis leert ons hoeveel schade, ellende
en haat domheid voortbrengt wanneer ze de
cultuur bepaalt en een politieke strategie
wordt. De weerstand die velen nog altijd lijken
te voelen bij het openlijk bespreken van
domheid, suggereert dat niet iedereen van de
geschiedenis heeft geleerd. En dat is
problematisch, want de komst van het internet
heeft de mogelijkheid om domheid te verspreiden
ongekend vergroot en gedemocratiseerd.
Sociale media hebben de drempel voor de
verspreiding van domheid extreem laag gemaakt,
en daarmee de schaamte rondom domheid
weggenomen. Een opzettelijk dom standpunt
innemen is nu eenmaal veel comfortabeler als je
weet dat er online duizenden mensen hetzelfde
standpunt innemen.
Domheid is salonfähig geworden en beleeft door
sociale media een ware hoogconjunctuur. Daarom
vind ik dat je domheid als fenomeen moet blijven
benoemen en onderzoeken, en dat het
nadrukkelijker onderwerp van gesprek moet zijn
in onze democratische rechtsstaat.
Want iedereen mag een mening hebben, maar niet
alle meningen zijn daarmee even zinnig, en al
helemaal niet even waar. Bovendien mogen niet
alle meningen straffeloos geuit worden, denk aan
haatzaaierij of doodsbedreigingen. Verschillende
onware of misleidende uitingen, zoals laster,
fraude of meineed, kunnen volgens ons Wetboek
van Strafrecht bestraft worden, zelfs wanneer de
verspreider ervan claimt enkel een mening te
hebben geuit.
Domheid vertaalt zich in politieke zin vrijwel
altijd in antirechtsstatelijke opvattingen. Denk
aan de manier waarop radicaal-rechts de vrijheid
van meningsuiting interpreteert (als onbegrensd
eenrichtingsverkeer) en hoe deze politici
spreken over de rechterlijke macht
(‘D66-rechters’) en journalisten (‘tuig van de
richel’).
Maar wanneer de eigen vrijheid niet meer beperkt
wordt door de bescherming van de vrijheid van
anderen, is er geen sprake meer van vrijheid,
zoals bedoeld in een democratische rechtsstaat.
Andere verklaringen, strekkend van ongelijkheid
tot het falen van links, zijn daarmee zeker niet
volledig onwaar of onbelangrijk. Maar die
verhalen worden al twintig jaar verteld. Dit
verhaal, zeker in de Nederlandse context,
eigenlijk niet. Er lijkt bovendien geen kruid
tegen gewassen; hoe overtuig je met inhoud en
argumentatie mensen die daar door domheid niet
meer vatbaar voor zijn?
Waar eindigt dit?
De combinatie van domheid en radicaal-rechts is
niet zomaar een ontwikkeling, ze is een enorme
bedreiging van onze democratische rechtsstaat en
daarmee onze welvaart, mensenrechten en
veiligheid. Het tegenovergestelde van die
democratische rechtsstaat is de autocratie.
Een autocratie zou je grofweg kunnen omschrijven
als een staatsvorm waarin de machthebbers
onbegrensde macht hebben en zij kunnen doen wat
ze maar willen. Denk aan Vladimir Poetin in
Rusland.
De democratische rechtsstaat zou je juist kunnen
omschrijven als een staatsvorm waarin de macht
sterk begrensd is, door wetten en procedures die
het volk zelf heeft laten uitvaardigen en
vastleggen. Of zoals Europese
Commissie-voorzitter Ursula von der Leyen het
formuleerde: ‘De rechtsstaat beschermt mensen
tegen de machtsstaat.’
In Nederland en België zijn wij het inmiddels
gewend om in een functionerende – hoewel
uiteraard niet foutloze – democratische
rechtsstaat te leven, maar het is gevaarlijk om
te denken dat dit een staatsvorm is die ‘dus’
altijd wel zal blijven bestaan, puur omdat wij
hier niets anders meer kennen.
Ook in 2024, of nu wéér, leven de meeste mensen
onder autocratische regimes – zo’n 70 procent
van de wereldbevolking maar liefst.
Dat is al deprimerend genoeg, maar er is ook nog
eens een neerwaartse trend gaande: dat
percentage was zo’n tien jaar geleden namelijk
‘slechts’ 50 procent. De wereld autocratiseert
dus, en experts spreken van een ‘age of
democratic backsliding’, zeker vanaf de
Amerikaanse verkiezingswinst van Donald Trump in
2016.
In onze eigen rechtsstaat ondertussen, zo
berichtte het Sociaal en Cultureel Planbureau in
2023, vindt zo’n 20 procent van de Nederlandse
burgers dat ‘het hele systeem het best “omver
geworpen kan worden”’.
Tussen die twee tegenpolen – de democratische
rechtsstaat en de autocratie – bevindt zich een
spectrum waarop verschillende partijen en
politici geplaatst kunnen worden. Vaak verandert
een democratische rechtsstaat niet van de ene op
de andere dag in een autocratie; dat is een
glijdende schaal. En bij dat proces hebben de
autocraten, naast geweld en corruptie, één
bewezen succesvol instrument: doelbewuste
domheid.
Want nooit konden leugens, laster en strafbare
uitingen zich zo snel verspreiden, geholpen door
de algoritmes van Big Tech, die opzettelijk
afgestemd zijn op engagement, oftewel ophef.
Ondanks het grote techoptimisme dat bestond toen
het internet en sociale media opkwamen, waren er
altijd al mensen die zich zorgen maakten over de
schade die de nieuwe techniek kan aanrichten.
Maar de meesten vreesden vooral de overheid. Die
zou sociale media kunnen gebruiken om haar
burgers in de gaten te houden, hun privacy te
schenden en hun gedrag onheus te beïnvloeden.
Dat gebeurde ook, in landen als Rusland en
China. De Nederlandse overheid gaat daarin
evenmin vrijuit; zo volgde de nctv jarenlang
burgers online via nepaccounts, onder toezicht
van onze huidige premier Dick Schoof. Maar dat
deze platforms ook op andere manieren de
democratie en rechtsstaat kunnen ondermijnen, is
nog altijd onvoldoende doorgedrongen.
Net als de democratie zelf kunnen sociale media
hun open en vrije karakter verliezen door
bedreigingen van binnenuit die juist misbruik
maken van dat open en vrije karakter. Door
trollenlegers, intimidatie en bedreigingen
zullen steeds meer mensen zich onveilig voelen
op sociale media, waarmee de dominantie nog
verder bij radicaal-rechts komt te liggen.
Waar democratieën van binnenuit worden uitgehold
door de rechtsstaat af te schaffen, worden
sociale media asociaal doordat strafbaar en
ander potentieel gevaarlijk gedrag – zoals het
verspreiden van desinformatie – nauwelijks wordt
aangepakt.
Ooit zorgde domheid voor schaamte, tegenwoordig
is ze een goedbetaald talent. Domheid is het
cruciale element in de verkiezingswinsten van
rechts-populisten: de opzettelijk onwetenden
worden geëmancipeerd als nobele wilden en
sociale media blijken een adequaat medicijn
tegen hun onzekerheid. De wereld is wél simpel,
gevoel is in een inhoudelijke discussie nét zo
belangrijk als kennis van zaken, en ook jouw
onwetendheid mag er zijn!
Wie nog waarde hecht aan feiten of ratio wordt
door de leden van deze cultus van onwetendheid
‘elitair’ of ‘hautain’ genoemd en tegenspraak
wordt beantwoord met afleidingstactieken. De
onwetenden roepen op om ‘zelf na te denken’ en
‘je eigen onderzoek te doen’, terwijl ze zelf
aantoonbaar geen van beide doen.
Prachtige ironie, ware het niet dat de gevolgen
van deze brutale onwetendheid zo ernstig zijn.
De geschiedenis leert ons immers dat
gecultiveerde domheid vaak de opmaat is tot een
wereld waarin de waarheid niet meer telt, en de
autocratie op de loer ligt.
Binnen Europa is er, denk ik weleens, geen land
waar domheid zo gecultiveerd wordt als
Nederland, en dat terwijl we zelf onze
zuiderburen voor ‘dom’ uitmaken met onze
Belgenmopjes. Toch ligt het begrip ‘domheid’
juist in Nederland, waar we er prat op gaan
elkaar ‘lekker direct’ de waarheid te vertellen,
enorm gevoelig.
Dat is problematisch, want domheid is al lang
niet meer om te lachen; emancipatie van de
opzettelijke en nalatige dommen heeft geleid tot
de dominantie van domheid, die vervolgens kan
eindigen in de terreur van domheid.
We moeten het kortom over domheid hebben. In dit
boek beschouw ik de huidige cultuur van domheid,
de moderne strategieën van domrechts en de actie
die we kunnen ondernemen om domrechts terug te
krijgen waar het hoort: in de marge.