Deze variant van het basisinkomen is realistisch en betaalbaar
Vijf jaar geleden was het basisinkomen nog een bijna vergeten idee, nu zijn er meer voorstanders dan ooit. Op de Dag van de Arbeid is het belangrijk na te denken over een concreet en realistisch plan voor de invoering ervan.
Toen ik er vijf jaar geleden voor het eerst over hoorde, was het een bijna vergeten idee. De meeste mensen die ik erover vertelde, hadden er ook nog nooit van gehoord.
Nu is het overal.
Finland is een groot experiment begonnen, Canada heeft een nog groter experiment aangekondigd en in Kenia is het allergrootste experiment van start gegaan.
Ik heb het natuurlijk over het basisinkomen. Een onvoorwaardelijke toeslag die hoog genoeg is om van te leven en waar iedereen recht op heeft - werkloos of overwerkt, jong of oud, maakt niet uit.
Van Schotland tot India, van Silicon Valley tot gemeente Hardenberg - overal duiken beleidsmakers op die geloven dat het basisinkomen het antwoord kan zijn op armoede, werkloosheid en de bureaucratische moloch die we de verzorgingsstaat noemen.
Ook onder burgers blijft het enthousiasme groeien. Uit een grote peiling in 28 Europese landen bleek vorig jaar dat maar liefst 68 procent van de Europeanen in een referendum vóór de invoering van het basisinkomen zou stemmen (in 2016 was dat nog 64 procent).
En zo is de discussie - veel sneller dan ik had gedacht - in een nieuwe fase gekomen.
Wat een paar jaar geleden nog een dromerige utopie was, kunnen we nu om gaan zetten in concreet beleid. Een vage schets is niet meer genoeg, het moet vanaf nu veel praktischer.
Dus bij dezen: twee scenario’s voor hoe we het basisinkomen werkelijkheid kunnen maken.
Optie 1. Het lokale experiment
In Nederland zijn er heel wat gemeenten die willen experimenteren met een basisinkomen. Het probleem: Den Haag houdt deze plannen steevast tegen. De experimenten zouden namelijk indruisen tegen de Participatiewet, waarin staat dat gemeenten een ‘tegenprestatie’ moeten voorschrijven aan bijstandsgerechtigden.
Het treurige is dat - hoewel Nederland aanvankelijk nog voorop liep - andere landen ons nu voorbij streven
Maar wie niet experimenteert, die leert natuurlijk ook niets. En het treurige is dat - hoewel Nederland aanvankelijk nog vooropliep - andere landen ons nu voorbijstreven. (Vooral het Canadese experiment ziet er heel ambitieus en veelbelovend uit).
Het zou dan ook goed zijn als een regeringspartij als D66, waarvan de leden zich uitspraken voor experimenten, haar invloed aanwendt om de enthousiaste gemeenten groen licht te geven.
Optie 2. Een concreet voorstel voor een nationaal basisinkomen
Het is hoog tijd dat de voorstanders van het basisinkomen met een concreet en doorgerekend voorstel komen.
Ik weet ook wel: dat is makkelijker gezegd dan gedaan. De vraag is immers wat ‘het basisinkomen’ precies is. De voorstanders verschillen nogal van mening over hoe hoog het zou moeten zijn, hoe we het zouden financieren en wie er recht op heeft.
Bovendien zijn er, ontdekte ik na talloze gesprekken met tegenstanders, steeds twee fundamentele bezwaren:
- Het grootste praktische bezwaar gaat over de betaalbaarheid. Hoe kunnen we het ons veroorloven om iedereen een basisinkomen te geven? Zou dit niet veel te duur zijn?
- Het grootste morele bezwaar gaat over de ‘universaliteit’. Waarom zouden de miljonairs uit de Quote 500 ook een basisinkomen moeten krijgen?
Maak het niet universeel
Ik denk dat we beide bezwaren in één klap van tafel kunnen vegen met een simpel voorstel: we schuiven het idee van een universeel basisinkomen op de lange baan.
Dat wil zeggen: het wordt - in eerste instantie - geen basisinkomen voor iedereen (arm én rijk). Dan hoeven we ons minder zorgen te maken over de betaalbaarheid, en hoeven de Rijkman Groeninks en Brenninkmeijers ook nergens op te rekenen.
Natuurlijk, er zijn goede argumenten om wel voor de universele variant te kiezen. De belangrijkste is dat er geen stigma meer zou zijn op het ontvangen van deze ‘uitkering’ (iedereen krijgt haar immers). Om deze reden was ik een tijd een pleitbezorger van gratis geld voor iedereen.
Maar langzamerhand ben ik ervan overtuigd geraakt dat de praktische bezwaren nu nog te groot zijn.
Ik denk dat we beide bezwaren in één klap van tafel kunnen vegen met een simpel voorstel
Met een universeel basisinkomen zouden we namelijk een grote rondpompmachine moeten optuigen: miljoenen mensen zouden een basisinkomen krijgen én duizenden euro’s aan extra belastingen moeten ophoesten.
Het gevolg is dat de marginale belastingtarieven - de belasting die je betaalt op iedere euro die je éxtra verdient - fors omhoog moeten.
Dit klinkt - sorry! - een beetje technisch, maar het is cruciaal. Stel dat je een uur extra gaat werken, en stel dat je 10 euro per uur verdient. Met een ‘marginale’ druk van 40 procent mag je daar dan 6 euro van houden. Meer werken loont in dat geval.
Maar met de invoering van een universeel basisinkomen zouden de marginale belastingtarieven oplopen naar 70 procent, of misschien nog hoger. Van die 10 euro zou je er nog maar twee of drie mogen houden. Het zou goed kunnen dat mensen in zo’n geval zeggen: laat maar, ik ga niet extra werken. Of sterker nog: ik ga iets minder werken.
Dit bedoelt hoogleraar economie Bas Jacobs als hij zegt dat het basisinkomen ‘economische schade’ zou opleveren. En ik moet eerlijk zeggen dat hij mij van mening heeft doen veranderen.
Maar garandeer een basisinkomen
Het goede nieuws? Er is een alternatief.
Dan heb ik het niet over het universele, maar over het gegarandeerde basisinkomen. Of zoals economen het noemen: de negatieve inkomstenbelasting.
Dit klinkt weer ingewikkeld, maar het is best eenvoudig. Op dit moment moet iedere werkende Nederlander belasting betalen. Met een negatieve inkomstenbelasting zou het ook de andere kant op werken. Verdien je niet genoeg om boven de armoedegrens uit te komen? Dan maak je geen geld over naar de Belastingdienst, maar maakt de Belastingdienst geld over naar jou.
Op die manier kunnen we een harde vloer in de economie bouwen. Iedereen die onder de armoedegrens zakt, of je nu een baan hebt of niet, wordt daar onvoorwaardelijk - zonder sollicitatieplicht of tegenprestatie - bovenuit getild. Een leven zonder armoede wordt een recht in plaats van een gunst.
Dit zou een gigantische sprong voorwaarts zijn. Meer dan 1,2 miljoen Nederlanders zouden uit de armoede worden opgeheven, inclusief 400.000 kinderen. En vergis je niet: meer dan de helft van de armen in Nederland heeft gewoon een baan! Denk aan de ploeterende postbode die zich uit de naad werkt, maar toch niet genoeg verdient.
Dit is dan ook een idee waar politici en kiezers van links tot rechts zich achter kunnen scharen:
- Links krijgt een samenleving zonder armoede.
- Rechts krijgt een veel minder betuttelende overheid.
- Links garandeert de bestaanszekerheid van iedere Nederlander
- Rechts krijgt een economie waarin werken altijd loont.
Het is cruciaal om te onthouden dat er financieel geen enkel verschil is met het universele basisinkomen. De netto kosten van de universele en gegarandeerde variant zijn precies hetzelfde.
Toch denk ik dat die laatste een stuk beter verkoopbaar is. Het is niet toevallig dat juist deze bijna werd ingevoerd aan het begin van de jaren zeventig in de Verenigde Staten. President Nixon kreeg zijn voorstel twee keer door het Huis van Afgevaardigen, maar uiteindelijk strandde het in de Senaat. De Democraten stemden tegen, niet omdat ze geen fan waren van het idee, maar omdat ze een nog hoger basisinkomen wilden garanderen!
En mocht je vrezen dat het zal leiden tot massale luiheid - niets is minder waar. In Canada en de VS is grootscheeps geëxperimenteerd met het gegarandeerde basisinkomen. Uit dit wetenschappelijke onderzoek bleek dat mensen nauwelijks minder (betaald) gaan werken, terwijl de zorgkosten omlaag gaan en de schoolprestaties van kinderen verbeteren.
De kosten
De hamvraag is natuurlijk: wat zal het kosten?
Hier wordt het pas echt interessant. In een baanbrekend onderzoek rekenden drie Amerikaanse economen onlangs uit wat een negatieve inkomstenbelasting zou kosten voor de Verenigde Staten. Wat blijkt: deze variant is relatief goedkoop.
De onderzoekers ontdekten dat een negatieve inkomstenbelasting die de armoede volledig uitroeit maximaal 336 miljard dollar zou kosten. Ter vergelijking: de kosten van alleen al de kinderarmoede (in termen van hogere zorgkosten, meer criminaliteit, slechtere schoolprestaties, enzovoorts) worden in de VS op 500 miljard dollar geschat.
Laat dit even op je inwerken: het is goedkoper om de armoede uit te roeien dan om het te laten bestaan.
De vraag is natuurlijk hoe de som in Nederland zou uitpakken. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft in 2016 berekend dat de Nederlandse armen, gezamenlijk, 2,2 miljard euro per jaar tekortkomen. (Ter vergelijking: dat is anderhalf keer de dividendbelasting - geen geld zou het kabinet zeggen.)
Dat is veel geld, maar het is nog altijd minder dan 1 procent van het bbp
Natuurlijk zou een negatieve inkomstenbelasting nog duurder zijn, omdat niet alleen de armen ervan profiteren maar ook degenen die iets boven de armoedegrens zitten.
Voor mensen die meer gaan verdienen nemen we het basisinkomen niet meteen weg, maar faseren we het geleidelijk uit (met een marginaal belastingtarief van bijvoorbeeld 30, 40 of 50 procent, waardoor werken altijd blijft lonen).
Hoeveel duurder wordt het basisinkomen zo? Dat weten we niet precies, want die som is voor Nederland nog niet gemaakt. Maar ik kan wel een idee geven: in de VS zitten de armen gezamenlijk 175 miljard dollar per jaar onder de armoedegrens, en kost de negatieve inkomstenbelasting bijna twee keer zoveel (336 miljard).
Laat ik voor Nederland eens een conservatieve schatting maken. Stel dat de negatieve inkomstenbelasting hier twee tot drie keer zoveel zou kosten als de Nederlandse armen gezamenlijk tekortkomen. Met zo’n (veel) te hoge schatting komen we uit op 4,4 tot 6,6 miljard.
Dat is veel geld, maar het is nog altijd minder dan 1 procent van het bbp. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de besparingen op de zorgkosten, op politie en justitie, en op de forse bureaucratie binnen de huidige verzorgingsstaat.
Conclusie: deze variant van het basisinkomen is prima betaalbaar.
Laten we het basiszekerheid noemen
Tot slot nog één ding - ik denk dat we een ander woord nodig hebben.
Als ik iets heb ontdekt in de afgelopen jaren, dan is het dat het woord ‘basisinkomen’ verkeerde associaties oproept. Het woord ‘inkomen’ associëren we met betaald werk en ‘verdienen’, terwijl we het hier hebben over het recht op bestaanszekerheid.
Ik stel dan ook voor om deze variant van het basisinkomen een simpele naam te geven: basiszekerheid. Het zou een trampoline zijn waar je altijd, wat er ook gebeurt, op kunt terugvallen.
Lees ook:
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!