Soms kan een bericht dat je terloops oppikt, zich in je vasthaken en ontroeren. Mij overkwam dat een paar weken geleden met een in The Guardian. De kop luidde ‘Waarom Anders Breivik welkom is aan onze universiteit’. De schrijver ervan was Ole Petter Ottersen, rector magnificus van de Universiteit van Oslo. Een paar maanden eerder had massamoordenaar zich daar aangemeld voor een studie Politieke wetenschappen.

Nadat docenten en studenten geëmotioneerd protesteerden, opperde de universiteit in eerste instantie dat Breivik niet aan de voorwaarden voldeed. In het Noorse gevangenissysteem mogen gevangenen echter studeren en hoewel Breivik er zijn cel niet voor mag verlaten, geldt dat recht ook voor hem.  

Natuurlijk, als de universiteit hem had willen weigeren dan had men wel een vergeten regeltje opgediept of een statuut veranderd. Maar dat was nadrukkelijk niet de route die de universiteit koos. In zijn brief zegt de rector: ‘We houden ons aan onze regels, niet voor zijn bestwil, maar voor die van ons’.

Dat de universiteit hem toelaat, wil volgens de rector niet zeggen dat de Noren hartstocht, kwaadheid of wraakzucht missen. Het demonstreert wel dat de democratische waarden en idealen die de universiteit belichaamt fundamenteel verschillen van die van Breivik.  

Zo’n argument verrast bij een misdadiger die rücksichtslos jonge mensen heeft vermoord, juist om diezelfde democratische waarden om zeep te helpen. Hoe verleidelijk is het dan om hem met gelijke munt te betalen? Om hem al zijn rechten te ontzeggen, voorgoed te isoleren en uit te stoten? 

De rector laat met de toelating van Breivik zien dat de beschaafde samenleving functioneert.

Wij zijn ook maar mensen. Vasthouden aan rechtvaardigheid en gelijkberechtiging is vaak iets te veel gevraagd als we geconfronteerd worden met onmenselijke wreedheid of als we bang zijn. In Nederland hebben we, oog in oog met terreur of de dreiging ervan, de ene incidentenwet na de andere aangenomen. De veiligheidsdiensten en de politie zijn met nieuwe bevoegdheden opgetuigd. Uit angst voor criminelen en terroristen perken we onze privacy en vrijheid in.

De Noorse rector herinnert ons er fijntjes aan dat we hiermee het hellend vlak betreden: we passen het recht aan, aan misdrijven en aan de mensen die ze plegen. De rector laat met de toelating van Breivik zien dat de beschaafde samenleving, ondanks alles, functioneert. En dat ontroert.

Anderhalf jaar geleden woonde ik de rechtszaak bij tegen de pedoseksueel Robert M. Na weken van gruwelijke, gedetailleerde beschrijvingen en een oeverloos verweer van de verdachte, sprak de rechter het vonnis uit. Ik herinner me de schok die door de zaal en door mij golfde, toen Robert M. in woede over zijn straf, zijn glas water naar de rechter gooide.

Maar vooral herinner ik me het bijna achteloze gebaar waarmee de rechter het water wegveegde en recht sprak. Terwijl Robert M. schreeuwde en vloekte, handhaafde de rechter onkreukbaar en ijskoud zijn gezag. 

Later sprak ik een aantal getroffen ouders. Zonder uitzondering zeiden zij dat dit korte moment van beleefde ontkenning, van superieure waardigheid tegenover een misdadiger, hen had getroost.  

Zo groots reageren, als we getergd zijn of diep gekwetst door het wrede gedrag van een ander, is aan weinigen gegeven. Helaas ook maar zelden aan mij. De rector en de rechter die onder grote druk de beschaafde samenleving een gezicht geven, verdienen een standbeeld.