Vertel me dat de schepen blijven komen

Arjen van Veelen
Correspondent Natuur
Foto's: Arjen van Veelen

Ik fietste de stad uit om aan de stilte te ontsnappen, naar de haven. Hier vind je het geluid van de dingen die doorgaan, de schepen die blijven komen. Nooit gedacht dat bedrijvigheid me gerust kon stellen.

Steeds als er een schip passeert volgt na een poosje de branding. Dan sist en schuimt het water even op het strand, soms vijf, soms tien golven lang. Daarna zwakt de golfslag weer af, wordt de branding stiller, tot het water weer een spiegel is.

Dan zwijgt de rivier een poosje, wachtend op de volgende. 

Er is altijd een volgende. Ze blijven komen: ranke binnenvaartschepen, bolle tankers, wonderlijke drijvende bokken. Hoe groter het schip, hoe harder de golven stukslaan.

Kijk, daar draait de bunkertanker Briljant de Heysehaven in.

En daar gaat binnenvaartschip Bolero met een lading containers op weg naar Duitsland.

Hopperzuiger Freeway keert terug van het baggeren op de Noordzee.

Ssssjt, doet de branding.

Nooit gedacht dat dit schuimen en klotsen me zo zou kalmeren. Het is het geluid van de dingen die doorgaan. 

Sinds alles anders is, houd ik extra veel van alle dingen die doorgaan. Want ik mis de gewone geluiden nu de straten zwijgen en de schoolpleinen zonder gejoel zijn. Zelfs het songfestival zwijgt. 

Deze oorlog kwam niet als kanongebulder; het is juist de stilte die ons nu bezet. De gewone geluiden zijn ons afgenomen. De stilte krijst nu in de stad als een nagel op een schoolbord.

Ik ben weggefietst, de stille stad uit, naar de haven toe, naar de vertrouwde herrie. 

Deze stad is zo stil dat je alle inwoners hoort hoesten

Op een schiereiland naast de Waalhaven ligt een oud quarantaineterrein verscholen in het groen. Het werd gebouwd in de jaren dertig van de vorige eeuw, tijdens de depressiejaren, om zeelieden die vreemde ziekten meebrachten te isoleren. 

De geschiedenis bepaalde anders. Er kwamen Joodse vluchtelingen achter prikkeldraad. Na de oorlog tuberculosepatiënten. Daarna gekken. Nu kunstenaars.

De gebouwen staan er nog. De portiersloge. De isoleerbarak. Het oude lijkenhuis.

En er is dit strandje aan de Nieuwe Maas waar ik nu zit. Je kunt hier doen alsof je alleen op een eiland bent.

Maar vanaf een afstand kan ik toch de torens bij Rotterdam Centraal Station zien staan – waar geen gebliep meer klinkt bij de poortjes.

Deze stad is zo stil dat je alle inwoners hoort hoesten.

Ik wilde weg van die straten van angst, waar ik met een boog om mensen heen liep als een kind om grote honden. Weg van de straten waar ik mijn zoontje van vier voorhoud dat het allemaal een spel is: niks aanraken, krijg je een ijsje.

Ik durf eigenlijk geen ijsjes meer te kopen.

Ik wilde zo graag alle geluiden van vroeger, van vorige week terug. Het schatergelach om flauwe grappen waar ik me nu om schaam. Gezoem vanaf aangeschoten terrassen.

Ik wil de schaamte terug van vorige week, toen ik voor het eerst op straat mijn handen insmeerde, lacherig.

Ik wil schaterlachend over straat, niet die krop in je keel waarvan je denkt dat het dát is. Ik zou zo graag straks samen rond een taart heel hard een verjaardagslied zingen omdat er iemand jarig is en dat vieren wij. Maar deze stilte is vergiftigd en ‘t is zaak om niet gek te worden. 

Desnoods dronken gelal. Drilboren. Geef me liever hossende menigten op skihutmuziek. Toeterturken. Dweilorkesten. Volop illegaal vuurwerk om de spoken te verjagen. 

Op het strand zijn geen voetstappen behalve de mijne. Stil is het er gelukkig niet: rondom schreeuwt de haven, vloekt de haven. Ik hoor het holle bonken van containers op containers. De wind brengt het piepen van rijdende kranen.

Dit eeuwige gesleep stelt me gerust. Ik houd ook wel van fluitende vogels – maar fluitende vogels had je ook in een doods Tsjernobyl. Mensenherrie is nu mijn muziek, de haven is vandaag mijn valeriaan.

Hier blijven de schepen komen en gaan. Hier lijkt alles normaal met normale geluiden.

Dit is niet de stilte van kloosters maar de stress van dictaturen

De eerste paar dagen van de bezetting dacht ik dat ik wel van stilte hield. Dat ik heel goed was in thuis zijn. Dat deze hele pandemie een zegen zou zijn voor alle introverten. Dat we terug zouden gaan naar de natuur, naar de eenvoud, naar vroeger. Simpele dingen herwaarderen. Zegeningen tellen. 

Het duurde zo lang als dat kamperen in de regen leuk blijft. 

De nieuwe stilte geeft geen rust, maar maakt gek. Nog geen half boek heb ik gelezen, mijn ogen dwalen rusteloos over de pagina, alle woorden zijn van betekenis veranderd. Alles is van betekenis veranderd.

Dit is niet de stilte van kloosters maar de stress van dictaturen. Dit is geen zegen in vermomming, dit is de krantenkop: ‘Duizend of honderdduizend doden door corona? Volgende week weten we meer.’

Ik wil niet terugvallen op de eenvoud van wat er echt toe doet. Ik wil de hele machinerie van de mensheid in het geweer. Ik wil nu de herrie van hightech fabrieken die mondkapjes maken, ik wil hypermoderne laboratoria waar morgen al wonderen gebeuren. Ik wil dat de hele machinerie van de hele wereld niet tot stilstand komt.

Ik wil geen lessen trekken, geen mooie kanten zien. Ik wil niet dat oma doodgaat. Niemand mag dood.

Het lage gebrom van grote schepen zegt me dat alles goed komt. De treinen zijn leeg, de vliegtuigen ook, maar de haven gaat altijd door. Nooit gedacht zo blij te zijn met die bedrijvigheid.

Schepen die eten brengen en warmte en handgel en mondkapjes en apparaten en brandstoffen en M&M’s. Schepen die ook onzin brengen en al onze troep en zooi en misschien zelfs ziekten – ik weet het, ik schreef het vaak, maar laat ze vandaag maar allemaal komen.

Nu alles anders is houd ik extra van de dingen die doorgaan

Ze zeggen vast dat de haven juist het hele probleem is, die wereldwijde keten van vraatzucht. Dat de stilte een straf is. Dat de aarde opgelucht adem haalt nu de hele machinerie tot stilstand komt.

Ze zeggen: zie je nu wel! De dolfijnen zijn terug in de baai van Venetië!

Ja, maar de doden buitelen over de doden. 

Wat een zieke gedachte dat dit een Bijbelse plaag zou zijn, een straf voor onze zonden. We hebben niks misdaan behalve leven en niemand heeft de dood verdiend.

Het is vooral zaak niet gek te worden. 

Nu alles anders is houd ik extra van de dingen die doorgaan: het timmeren van bouwlieden, de draaiende molen aan de overkant van de rivier, de lente, natuurwetten, de lach van mijn geliefde, wakker worden en met blote voeten in LEGO trappen.

Mensenbranding.

Ik weet, de zwaarste stilte gaat nog komen: de duizenden stilgevallen stemmen, straks. Tienduizenden, misschien, honderdduizenden, God weet – en wij weten volgende week meer.

Maar nu bid ik dat de schepen blijven komen, vertel me alsjeblieft dat de schepen blijven komen, want ik houd van de dingen die doorgaan.