Poetin afvallen in een peiling: in Rusland is dat een daad van verzet
Hoe breed is de Russische steun voor Poetin? In plaats van olie op het vuur te gooien met onbetrouwbare cijfers, kunnen we beter accepteren dat we dit gewoon niet weten.
‘Of de Russen de afschuwelijke oorlog die Poetin tegen Oekraïne heeft gevoerd, daadwerkelijk steunen, is een zaak van het allergrootste politieke belang. Het antwoord op deze vraag zal voor een groot deel de plaats van Rusland in de geschiedenis van de 21e eeuw bepalen.’
De Russische oppositieleider Aleksej Navalny zet het dik aan in deze tweet, maar hij stelt een belangrijke vraag: staan gewone Russen achter Poetin?
Als je naar de cijfers kijkt, zou je denken van wel. Zet de Russische peilingen van vlak voor en na de inval in Oekraïne op een rij, dan zie je: zo’n 60 procent van de Russen steunden toen een oorlog – of, nou ja, een ‘speciale militaire operatie’.
Gerenommeerd politicoloog Pippa Norris stelde op basis van die resultaten dat je niet moet doen alsof de gewone Rus onschuldig is. Of, om het met een trending hashtag te zeggen: #NotJustPutin.
Maar klopt die 60 procent? Het is een belangrijke vraag, die gaat over de legitimiteit van Poetin, de verantwoordelijkheid voor oorlogsmisdaden, maar ook over een mogelijk verloop van de oorlog. Immers: als de oorlog voortduurt en veel Russen toch tegen blijken te zijn, zou er dan een revolutie kunnen komen?
Daarom de vraag: valt te meten wat de publieke opinie in Rusland is?
Zijn de peilers te vertrouwen?
Wat je eerst moet weten: zijn de peilers te vertrouwen? Nagenoeg alle Russische peilingbureaus – VCIOM en FOM, bijvoorbeeld – staan onder controle van de staat, wat hun resultaten bevooroordeeld kan maken.
Toch bleek ook uit de cijfers van het onafhankelijke en internationaal gerenommeerde Levada Center dat zo’n 60 procent van de Russen de oorlog in Oekraïne steunt. Hetzelfde geldt voor een peiling voor CNN, uitgevoerd door het Britse bureau Savanta ComRes en het onderzoeksproject ‘Do Russians Want War?’ van oppositiepoliticus Aleksej Minjajlo.
Ook betrouwbaardere en kritischere peilers komen dus rond die 60 procent uit. Toch kan het dat ook hun peilingen een vertekend beeld geven van de Russische opinie, want er zijn twee andere problemen.
Probleem 1: Propaganda
Het eerste is propaganda. Kun je überhaupt verwachten dat mensen een weloverwogen oordeel hebben in een land waar de meeste onafhankelijke media tot ‘buitenlands agent’ zijn bestempeld? Zoals de Russisch-Amerikaanse journalist Masha Gessen onlangs zei in gesprek met Ezra Klein: ‘Het is niet dat je niet kunt uitvinden wat mensen echt denken. Het is dat mensen niet echt kunnen denken.’ Met andere woorden: gewone Russen hebben niet de middelen om een mening te vormen.
De propaganda zit ook verpakt in de vragen die in Russische peilingen gesteld mogen worden. Het gebruik van het woord ‘oorlog’ is door de regering verboden* als het gaat om de invasie van Oekraïne, dus mogen peilers alleen vragen naar de mening over een ‘speciale militaire operatie’. Dit soort nuances in taalgebruik kunnen zomaar een verschil maken in de uiteindelijke resultaten.
Probleem 2: Mensen liegen
Het tweede probleem: mensen liegen. Of, met een sjiek woord, doen aan preference falsification. Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk uit een studie* van politicoloog Timothy Frye en co-auteurs uit 2015, waarin ze een slimme manier gebruikten om erachter te komen wat mensen echt vinden.
Aan de ene groep stelden Frye en collega’s een directe vraag: ‘Over het algemeen, steun je wel of niet de activiteiten van Vladimir Poetin?’ Aan de andere groep stelden ze de vraag op een indirectere manier. Daarbij kregen mensen een lijstje te zien met namen van politici en werden gevraagd te zeggen hoeveel van de mannen ze steunden. Op die manier hoefden ze niet toe te geven dat ze Poetin maar niks vonden, maar konden ze simpelweg zeggen, bijvoorbeeld, ‘ik steun twee van de vier’.
De onderzoekers ontdekten dat de groep met de ‘gesluierde’ vragen zes tot negen procentpunten lager scoorde – de steun voor Poetin daalde van bijna 90 procent naar zo’n 80 procent. Dat verschil valt mee, vonden Frye en co-auteurs, en ze concludeerden dat Poetin ook met die lagere percentages populair was.
Het is duidelijk dat er een groot verschil zit tussen wat mensen zeggen en denken
Andere soortgelijke onderzoeken in repressieve regimes laten grotere verschillen zien: een studie* uit 2012 in Rusland liet een mate van zelfcensuur van 15 procentpunt zien, in China vonden* onderzoekers een verschil van 25 procentpunt, en in Tunesië* zelfs tussen 40 en 50 procentpunt.
Hoe groot de zelfcensuur is bij de Russen als het gaat over de oorlog in Oekraïne – en dus hoeveel van de 60 procent voorstanders eigenlijk iets anders vond – weten we niet. Dat hangt af van de context en de vraag die wordt gesteld. Maar dát er een verschil is tussen wat mensen zeggen en denken, dat is wel duidelijk.
Kortom: dat 60 procent van de Russische bevolking de oorlog steunt, is hoogstwaarschijnlijk een overschatting. Het zal niet direct nul procent zijn, maar het is goed mogelijk dat minder dan de helft van de Russen voor de invasie is.
Waarom onbetrouwbare cijfers gevaarlijk zijn
Je zou kunnen zeggen dat het geen probleem is dat mensen niet eerlijk zijn in peilingen. Zoals Lev Gudkov van het Levada Center het verwoordt in een interview met GZERO Media: ‘Wat we meten is hoe mensen zich gedragen in de publieke sfeer, niet wat ze persoonlijk denken. En dit is veel belangrijker dan het feit dat (...) Ivan Ivanovitsj in de keuken met zijn vrouw kan praten, hij Poetin kan uitschelden, hij zich tegen de oorlog kan uitspreken.’
Toch gaat dit voorbij aan een belangrijk punt: peilingen zijn geen onschuldige metingen. De cijfers beïnvloeden op hun beurt de omstandigheden. En als je niet oppast, houden opgepompte cijfers een dictator in het zadel. Als mensen hun eerlijke mening niet durven te geven, lijkt een dictator, of zijn beleid, populairder dan hij is. Dat geeft hem legitimiteit, zowel in binnen- als buitenland.
Zo kunnen peilingen een speelbal worden van een autoritaire leider – hoe goed de onderzoekers het ook bedoelen.
Komt er een barstje in de publieke opinie, dan kan het snel gaan. In april 2013 stelde 89 procent van de Egyptenaren nog dat ze nooit en te nimmer mee zouden doen aan vredige demonstraties. Twee maanden later gingen 14 miljoen mensen de straat op, zo’n 22 procent van de bevolking.*
Zoiets zou ook zomaar in Rusland kunnen gebeuren. Hoogleraar Erica Chenoweth deed onderzoek naar massaprotesten en stelt in The Harvard Gazette dat een opstand in autocratische regimes vaak als een verrassing komt voor buitenstaanders, omdat onder de radar blijft wat mensen echt vinden. ‘Als er een grote verschuiving is [in Rusland], zullen we het niet weten tot het gebeurt [...].’
Wat kunnen we wel weten?
Die 60 procent kunnen we dus niet vertrouwen, maar er zijn andere manieren om een beeld te krijgen van de Russische opinie.
De eerste: kijk niet naar absolute getallen, maar vergelijk. Zo kun je kijken naar de meningen van verschillende bevolkingsgroepen in Rusland. Zo zijn jongeren vaker tegen de oorlog, net als stedelingen. Dat zijn ook groepen die vaker gebruikmaken van sociale media, en zo minder onder invloed zijn van staatspropaganda. Maar ook hier loop je het risico dat je te maken hebt met een vertekening, omdat oudere mensen – die de Sovjettijd nog hebben meegemaakt – misschien ook banger zijn om voor hun mening uit te komen.
Een tweede manier: verander de methodologie. Peilers maken vaak gebruik van telefonische interviews of gesprekken bij mensen thuis. Deelnemers durven zich daardoor minder uit te spreken, omdat ze niet het gevoel hebben anoniem te zijn. Zijn er methodes die mensen een veiliger gevoel geven?
Ik spreek Ammar Maleki, die kritisch is op veel survey-onderzoek uit autocratische landen. Hij komt uit Iran, en hij leidt vanuit Tilburg University The Group for Analyzing and Measuring Attitudes in Iran (GAMAAN).
In autoritaire regimes kies je tussen twee kwaden: een representatieve steekproef waarin mensen liegen, of een eerlijke steekproef die niet representatief is
Zelf verspreidt hij vragenlijsten in Iran via sociale media. Dat is vloeken in de kerk van peilingonderzoek: niet iedereen zit op sociale media of heeft zin om mee te doen, dus je krijgt een groep respondenten die niet representatief is. In vrije landen heb je de luxe om je daar druk over te maken, stelt Maleki, maar in autoritaire regimes moet je kiezen tussen twee kwaden: een representatieve steekproef waarin mensen liegen, of een steekproef die niet representatief is waarin mensen de waarheid vertellen. Zelf kiest hij liever voor dat laatste, dan kan hij de resultaten nog corrigeren op onder meer leeftijd en gender.
En dat lijkt te werken.* Op minder gevoelige vragen van GAMAAN, bijvoorbeeld over het belang van familie, kwamen de resultaten overeen met dat van het gerenommeerde World Values Survey (WVS), dat vragenlijsten bij mensen thuis afnam. Maar vroeg Maleki naar religie – voor blasfemie kun je in Iran de doodstraf krijgen – dan zag hij ineens hele andere resultaten. Stelde 92 procent van de respondenten in de WVS dat ze religie heel of redelijk belangrijk vinden, in Maleki’s eigen steekproef was dat maar tussen de 53 en 56 procent. ‘Iran wordt altijd als een heel religieus land gezien, maar dat beeld klopt dus niet.’
GAMAANs methode staat nog in de kinderschoenen, maar Maleki is ervan overtuigd dat je op deze manier eerlijkere antwoorden krijgt in landen waar het gevaarlijk is om je mening te geven, zoals in Rusland. Wat daar voorlopig het dichtstbij komt, is een online peiling – met een verder onbekende methodologie – die het team van oppositieleider Navalny uitvoerde onder een groep van zevenhonderd Moskowieten. Daaruit bleek dat het percentage dat Rusland ziet als de agressor in de oorlog in Oekraïne binnen een week verdubbelde.
Maar we moeten al deze informatie zien voor wat het is: kruimeltjes. Met zo veel mitsen en maren, moet je je afvragen of je überhaupt iets zinnigs kunt zeggen over de publieke opinie in Rusland.
We weten het niet
Was het al moeilijk te meten wat de publieke opinie in Rusland is, sinds 4 maart is het nagenoeg onmogelijk geworden. Toen werd namelijk bekend dat je in Rusland een gevangenisstraf van vijftien jaar krijgt als je je uitspreekt tegen de oorlog. Voor je mening uitkomen werd daarmee in een klap veel gevaarlijker. Peilingen meten daarmee eerder de bereidheid tot verzet dan de oprechte overtuigingen in het land.
Het Levada Center stopte met het publiceren van peilingen over de invasie van Oekraïne, ‘om deze oorlog niet te legitimeren’.* Het eerdergenoemde onderzoeksproject ’Do Russians Want War?’ probeerde tussen 10 en 13 maart nog een peiling over de oorlog uit te voeren, maar concludeerde dat de resultaten niet langer betrouwbaar waren. De peilers citeren een 53-jarige vrouw van het Russische platteland: ‘Ik geef je vandaag antwoord en morgen komt de politie me halen, nietwaar?’*
Als peilers hun eigen informatie niet meer vertrouwen, moeten wij dat ook niet doen. Dus: zijn de Russen medeplichtig? Hoe breed is de Russische steun voor Poetin? In plaats van olie op het vuur te gooien met onbetrouwbare cijfers, kunnen we beter accepteren dat we dit gewoon niet weten.
Met dank aan Tymofii Brik, Ammar Maleki, Honorata Mazepus en Tom van der Meer.