Hoe hogeropgeleiden discrimineren
Leidt kennis tot beschaving? Ook hogeropgeleiden oordelen hard over anderen. Met één verschil: voor hun favoriete vorm van discriminatie is maar weinig aandacht.
Een Utrechts café weigert mbo-studenten. Universitair studenten en hbo’ers mogen naar binnen met een pasje.
Promovendum biedt verzekeringen voor hogeropgeleiden. Wie op het mbo heeft gestudeerd, betaalt meer. Want, zo redeneert Promovendum, mbo’ers rijden hun auto vaker in de prak.
E-Matching biedt dating voor hbo-studenten en academici die niet langer in hun eentje hoogopgeleid willen zijn.
En een socioloog stuitte in haar onderzoek op zwangerschapsgymnastiek voor hogeropgeleiden. (Je hoort het zo’n toekomstige moeder zeggen: ‘Mijn foetus is hoogbegaafd.’)
In een wereld waarin je diploma’s je toekomst bepalen, onderscheiden mensen zich van elkaar op basis van hun opleidingsniveau. Hogeropgeleid-zijn is een identiteit geworden waar bedrijven slim op inspelen.
Soms spraken ze over ‘mindere mensen’, wanneer ze het hadden over mensen zonder opleiding of diploma
En hogeropgeleiden zijn net mensen. Ze vormen een groep, om vervolgens neer te kijken op degenen die niet bij de groep horen. In dit geval dus: de niet-zo-hoogopgeleiden. Elites, schrijft filosoof Michael J. Sandel in De tirannie van verdienste, zijn zo enorm veel waarde gaan hechten aan hun universitaire diploma dat het ze moeite kost om te begrijpen hoe hoogmoedig dat ze maakt, en hoe streng het oordeel is dat hun denken velt over iedereen die niet heeft gestudeerd.
Dat neerkijken begint al op school, laat een onderzoek van een Nederlandse socioloog mooi zien.
Hoe onderwijsniveau leerlingen verdeelt
Lenie van den Bulk liet leerlingen van het vmbo, de havo en het vwo foto’s zien van mensen uit verschillende lagen van de samenleving. Op een van de foto’s stonden bijvoorbeeld zakenmannen bij een vliegtuig, een postbode, of een man die op straat drugs aan het gebruiken was.
Van den Bulk vroeg de leerlingen om de foto’s te categoriseren.
Wat bleek: leerlingen van verschillende onderwijsniveaus deelden de foto’s verschillend in.
Van de vwo-leerlingen maakte ruim driekwart een indeling volgens een hiërarchie. Ze plaatsten mensen met veel status bovenaan en met weinig status onderaan. Bijna de helft van de vmbo-leerlingen maakte géén indeling op basis van hiërarchie, terwijl ze wel degelijk wisten dat zo’n maatschappelijke ladder bestond. Zij verdeelden de mensen op de foto’s bijvoorbeeld op in de groepen ‘op hun werk’ en ‘in hun vrije tijd’, of ‘binnen en buiten de stad’.
Toen een vmbo-leerling hoorde dat Van den Bulk hetzelfde onderzoek ook op havo en vwo zou doen, stelde deze voor een discussie te organiseren tussen het vwo en het vmbo. Daarin zouden ze kunnen bespreken waarom die vwo’ers vinden ‘dat ze beter zijn dan wij’.
Van den Bulk vroeg: ‘Denk je echt dat vwo-leerlingen dat denken?’
De hele klas reageerde enigszins fel: ‘Zeker denken ze dat.’
En Van den Bulk moest die vmbo-leerlingen gedeeltelijk gelijk geven. Want in de gesprekken die ze met leerlingen voerde, spraken de vwo’ers geregeld neerbuigend over mensen die niet naar het vwo waren geweest. Niet allemáál natuurlijk, maar opleidingsniveau zei volgens hen wel iets over de mate waarin mensen iets ‘toevoegden’ aan de samenleving. Soms spraken ze over ‘mindere mensen’, wanneer ze het hadden over mensen zonder opleiding of diploma.
Hoe diploma’s mensen verdelen
Dat is geen pubergedrag dat vanzelf weer overgaat. Ook hogeropgeleide volwassenen hebben minder waardering voor mensen die niet dezelfde diploma’s hebben, blijkt uit ander onderzoek.
Zo gaven onderzoekers Amerikaanse respondenten tests waarmee ze hun waardering van de groepen ‘hoogopgeleid’ en ‘laagopgeleid’ konden meten, op een schaal van 1 tot 100. Opgedeeld naar onderwijsniveau van de respondenten, was dit het resultaat:
Het is een van de zeven studies die de onderzoekers in verschillende landen uitvoerden, op basis waarvan ze concluderen: hogeropgeleiden waarderen mensen sterk op basis van hun opleidingsniveau. Wie niet hoogopgeleid is, waardeert hogeropgeleiden ook (ietsjes) hoger, maar hogeropgeleiden zijn véél negatiever over mensen die minder onderwijs hebben gehad.*
Hogeropgeleiden laten zich in hun stemgedrag leiden door het opleidingsniveau van de kandidaat
Ook in hun stemgedrag hebben mensen die naar het hbo of de universiteit zijn geweest een sterke voorkeur voor politici met een soortgelijke opleiding. Dat blijkt uit twee andere studies, waarin Nederlandse respondenten moesten aangeven welke van vier – fictieve – politieke kandidaten ze geschikter vonden, en op welke kandidaat ze eerder zouden stemmen.*
In het eerste onderzoek gaven de respondenten aan dat ze de hoogopgeleide kandidaten geschikter vonden, en eerder op hen zouden stemmen. Wat ook bleek: hogeropgeleide respondenten beoordeelden de politieke kandidaten veel sterker op basis van hun opleidingsniveau dan de niet-hoogopgeleide respondenten – voor hen was politieke overtuiging belangrijker. Ging het om stemvoorkeur, dan waren hogeropgeleiden negatiever over de niet-hoogopgeleide kandidaat en positiever over de kandidaat mét een universitair diploma.
In het tweede onderzoek manipuleerden de onderzoekers de geschiktheid van de kandidaten. Er werd gesuggereerd dat de politicus met minder opleiding geschikter was, omdat die veel meer politieke ervaring had. Daardoor ontstond er een nog duidelijker verschil. Niet-hoogopgeleide respondenten verkozen nu de ervaren kandidaat met weinig scholing boven de onervaren, hoogopgeleide kandidaat. Hogeropgeleide respondenten verkozen nog steeds de onervaren, hoogopgeleide kandidaat.
Hogeropgeleiden, concludeerden de onderzoekers, laten zich in hun stemgedrag in de eerste plaats leiden door het opleidingsniveau van de kandidaat.
Een verklaring: mensen identificeren zich gemakkelijker op basis van hun positieve eigenschappen, en een hoog opleidingsniveau wordt gezien als zo’n eigenschap. De keerzijde: hoe sterker mensen zichzelf als hoogopgeleid identificeren, hoe sterker hun voorkeur is voor andere hogeropgeleiden, en hoe negatiever ze zijn over mensen die niet dezelfde diploma’s hebben.*
Die neiging, schrijven de onderzoekers, staat op gespannen voet met de ‘morele verlichtingstheorie’, ofwel: met het idee dat kennis tot beschaving leidt. Als de theorie klopt, zouden hogeropgeleiden niet alleen meer weten, maar ook beschaafder zijn. ‘Moreel verlicht.’
Waarom hier weinig aandacht voor is
Hogeropgeleiden hebben dus net zo goed vooroordelen over anderen. Ze discrimineren net zo gemakkelijk. Met één verschil: voor hun favoriete vorm van discriminatie is maar weinig aandacht.
Neem de nieuwe cijfers die het CBS vorige week uitbracht over discriminatie in Nederland. Respondenten konden in dat onderzoek kiezen uit twaalf categorieën op basis waarvan ze zich het afgelopen jaar gediscrimineerd hadden gevoeld. Opleidingsniveau stond er niet bij.
Er zijn boeken volgeschreven over vooroordelen gebaseerd op ras, etniciteit, gender, seksuele voorkeur en leeftijd. Er zijn talloze onderzoeken gedaan naar vooroordelen op basis van religie, fysieke en mentale beperkingen, en nationaliteit. Maar onderzoek naar onderwijs als grond voor vooroordelen en discriminatie?
Dat is er veel minder. En daar zijn in ieder geval twee redenen voor.
Eén. Conflict tussen verschillende groepen wordt veel sterker ervaren door de groep die gediscrimineerd wordt* – ook als het gaat om opleidingsniveau. * Allerlei vormen van discriminatie, zoals seksisme en racisme, worden mede onderzocht omdat sommige wetenschappers zelf bij de gediscrimineerde groep horen. Wetenschappers zijn per definitie hoogopgeleid, en dus hebben ze discriminatie op basis van opleidingsniveau zelf meestal niet ervaren. Sterker nog: ze behoren tot de groep die discrimineert.
Als seksisme onderscheid is op basis van sekse en racisme op basis van ras, dan is onderscheid op basis van diploma’s…
Hetzelfde geldt voor allerlei andere vakgebieden die bepalen hoe we naar de wereld kijken: journalisten, beleidsmakers, leraren en schoolleiders, gemeenteraadsleden en andere politici. Vaak zijn ze op allerlei manieren divers, en afgelopen decennia diverser geworden, behalve als het gaat om opleidingsniveau. Discriminatie op basis van onderwijsniveau is voor veel hogeropgeleiden een blinde vlek.
Reden twee: opleidingsniveau is geen wettelijke discriminatiegrond, en we vinden het in sommige gevallen gerechtvaardigd. Werkgevers mogen niet discrimineren op basis van etniciteit, sekse, uiterlijk, seksuele voorkeur of leeftijd, omdat van hen verwacht wordt dat ze maar op basis van één criterium selecteren: wat iemand kan, en dus op basis van diploma’s.
Natuurlijk is er veel voor te zeggen dat zo’n systeem met diploma’s rechtvaardiger is, of dat voor sommige beroepen hogeropgeleiden nodig zijn.
Maar dat maakt het niet minder pijnlijk, en misschien juist des te pijnlijker voor degene die niet hogeropgeleid is. Want meer dan bij andere vormen van discriminatie vinden we dat mensen verantwoordelijk zijn voor het diploma dat ze halen. Aan je etniciteit, gender of seksuele oriëntatie kan je weinig doen, en ook armoede rekenen we mensen minder aan dan hun diploma’s.*
Daarom, betoogt filosoof Michael Sandel, wordt iemand met minder scholing gepijnigd door voortdurende zelftwijfel. Ligt het dan toch aan mezelf? Heb ik toch niet hard genoeg m’n best gedaan? Is er wel sprake van onrecht?
Een nieuw woord: diplomisme
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat er geen Nederlands woord bestaat voor discriminatie op basis van opleidingsniveau.
Daarom bij dezen: als seksisme onderscheid is op basis van sekse en racisme op basis van ras, dan is onderscheid op basis van diploma’s…
Diplomisme.
Mbo’ers geen studenten willen noemen? Diplomisme. Die mop over die hbo’ers en EHBO’ers? Diplomisme. En het is al helemaal diplomisme wanneer opleidingsniveau een onzinnige reden wordt om mensen uit te sluiten. Wanneer je zwangerschapsgymnastiek voor hogeropgeleiden aanbiedt, bijvoorbeeld, of wanneer je een verzekering voor hogeropgeleiden in het leven roept, of een datingplatform, of wanneer je mbo-studenten je café niet binnenlaat.
Misschien moeten we er bordjes op de deur gaan hangen. ‘Verboden voor lageropgeleiden’. Dan is in één klap duidelijk dat al die hogeropgeleiden helemaal niet zo moreel verlicht zijn.