Je hoeft boerengeweld niet goed te praten om de wanhoop van boeren te begrijpen
Al dertig jaar ligt de oplossing voor het stikstofprobleem voor het oprapen: krimp van de veestapel en minder kunstmest in de akkerbouw. Maar de politiek draaide al die tijd om de hete brij heen – en maakte het probleem alleen maar erger.
Er zijn grenzen. Dat is de simpelste vertaling van decennia aan wetenschap over klimaat, natuur, biodiversiteit. Al die alarmbellen over uitstervende diersoorten, al die klimaatconferenties, één boodschap. Niet alles kan overal.
Politici hebben het hier moeilijk mee. Zij moeten deze conclusie namelijk doorvertalen naar beleid. Duurzame alternatieven stimuleren is makkelijk, daar kun je je populair mee maken.
Maar vervuiling beperken vraagt ook om normen, begrenzing en uiteindelijk gedwongen krimp van activiteiten die te veel schade berokkenen. En dat vindt niemand leuk.
De grote uitdaging voor democratische samenlevingen is hoe we onszelf kunnen dwingen toch te doen wat nodig is om het milieu te ontzien. En het stikstofbeleid van de Nederlandse regering is een schoolvoorbeeld van hoe dat kan mislukken.
Wat er schort aan het stikstofbeleid
Op 10 juni publiceerde minister Christianne van der Wal (Stikstof en Natuur) een kaart die uitstootreducties per gebied laat zien om de landelijke doelstelling voor stikstof te halen.
De kaart zei: niet alles kan overal.
Vlak daarna ontplofte het boerenprotest, werden politici geïntimideerd, snelwegen bezet en distributiecentra geblokkeerd. Vanwaar die woede? Wat ging er mis? Waarom mislukt de noodzakelijke krimp van de intensieve veehouderij zo faliekant?
1
Er is te lang gewacht
Al in de jaren zeventig waarschuwden wetenschappers dat de stikstofuitstoot in Nederland te hoog is en dat dit vooral komt door de veehouderij.*
Sinds eind jaren tachtig is geprobeerd deze uitstoot met technologische innovatie te lijf te gaan. Dat heeft onvoldoende opgeleverd, maar daar is decennialang geen serieuze consequentie aan verbonden. Terwijl vanaf het begin af aan duidelijk was wat zeker wél zou helpen: krimp van de veestapel en minder kunstmest in de akkerbouw.
Er was een juridische strijd van milieuorganisaties nodig om de zaak op scherp te zetten en de smeulende stikstofcrisis werkelijk te ontketenen. Het was heel anders gelopen als de overheid zichzelf de afgelopen decennia had gezien als degene die het algemeen (natuur)belang moest beschermen.
2
Er was te veel vertrouwen in halve oplossingen
Wie niet aan krimp wil, gaat hopen dat hij er met technologische lapmiddelen ook wel uit komt. Inmiddels weten we dat luchtwassers en ‘emissiearme stalvloeren’ onvoldoende werken. Maar het was juist de overheid die veehouders jarenlang aanmoedigde in deze innovatie te investeren.
Veel boeren gingen torenhoge leningen aan om kostbare stallen te laten bouwen met de nieuwste technologie. Ze gingen meer dieren houden en werden op papier schoner. Maar omdat de innovatie geen werkelijke oplossing bood, werd het probleem alleen maar groter. Er werd namelijk meer kapitaal geïnvesteerd in een systeem dat steeds onhoudbaarder werd.
Daar zit nu de pijn. De belangrijkste reden waarom boeren op dit moment zeggen niet te kunnen krimpen, is dat ze de afschrijving van hun dure ‘duurzame’ stallen dan niet kunnen betalen.
Boeren kunnen bovendien terecht zeggen dat ze al decennia hun best doen en het nóg niet genoeg is. Dat klopt. Omdat de voorgestelde oplossingen geen echte oplossingen zijn voor het fundamentele probleem dat een groot vervuilend agrarisch bedrijf aan de rand van een natuurgebied niet kan.
3
Het beleid is onduidelijk
Nu heeft het kabinet ambitieuzere stikstofdoelen dan ooit aan de landbouw opgelegd, maar wat het nog níét heeft gedaan, is bepalen hoe bedrijven in staat worden gesteld om die reductie uit te voeren.
Minister Van der Wal publiceerde wel haar ‘richtinggevende’ kaart, waarop boeren konden aflezen hoeveel stikstof er in hun gebied gereduceerd moet worden. Maar ze wisten niet of dat lokale percentage ook een-op-een voor hun bedrijf zou gelden, en minister Henk Staghouwer van Landbouw kwam niet over de brug met een duidelijk perspectief of aanvullende compensatie.*
De uitkoopregeling die er wel al is, lijkt onvoldoende om veel boeren over de streep te trekken.* Op het beslissende moment staat de overheid er dus niet met een steunpakket dat royaal is en boeren een voor hen acceptabele exit biedt, terwijl zelfs de voorman van Farmers Defence Force zegt daar wel voor open te staan.
4
Het beleid voelt oneerlijk
In het coalitieakkoord staat dat alle sectoren ‘evenredig’ moeten bijdragen aan het terugdringen van de stikstofuitstoot.* Maar terwijl er nu een harde reductie voor de landbouw is aangekondigd, hangt die voor andere sectoren nog in de lucht.
En beleid waar inwoners direct last van krijgen, zoals een kilometerheffing of een vleestaks, wordt door politici in Den Haag angstvallig vooruitgeschoven.
Gevolg is dat boeren het gevoel hebben als enige echt ‘gepakt’ te worden. Dit terwijl zij al decennia grotendeels meegaan in wat van de overheid moet.
Voor de agrariërs voelt het beleid des te oneerlijker omdat de consequentie ervan in veel gevallen sluiting van hun bedrijf betekent.
5
Het beleid wordt niet goed verdedigd
De dreigende sluiting van een bedrijf is voor ondernemers dermate ingrijpend dat een bijzonder overtuigend verhaal nodig is om hen over de streep te krijgen. Dat verhaal ontbreekt.
Het kabinet houdt zich toch vooral met stikstof bezig omdat het ‘moet’ van de EU, van de rechter, ook al tekenden voorgaande kabinetten zelf voor alle regels die nu worden afgedwongen.
Zodra er weerstand is, krabbelen politici terug, alsof ze het stikstofbeleid zelf ook niet echt willen of kunnen verantwoorden. Daardoor overheerst het gevoel van onrechtvaardigheid. Zoals op veel andere beleidsterreinen kanaliseert dat gevoel zich niet alleen via de politiek, maar ook via luid protest.
De politiek lijkt de regie over de toekomst van de landbouw ondertussen volledig kwijt. Wat een verschil met de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen de visionaire minister Sicco Mansholt (PvdA) met harde hand een landbouwrevolutie in gang zette die het huidige tijdperk van hoge productiviteit inluidde. Opbouwen blijkt makkelijker dan afbouwen.
6
De luidruchtige minderheid zet de toon
Er zijn ook duizenden boeren die laten zien dat het wel degelijk anders kan. Minder vervuilend, kleinschaliger. Ook zij kwamen vorige week met een plan om stikstof en andere milieuproblemen van de landbouw aan te pakken. Maar zij gingen niet demonstreren* en ze bedreigden niemand. Ze kregen daarom ook veel minder media-aandacht.
Het is de luidruchtige minderheid van voornamelijk traditionele melkveeboeren (0,2 procent van de Nederlandse bevolking)* die de toon zet, en een nog kleinere minderheid die dreigt gewelddadig te worden.
Dat juist deze groep zo veel voor elkaar krijgt (tot aanstelling van een bemiddelaar aan toe), is frappant, omdat er in de samenleving als geheel brede steun is voor krimp van de veehouderij.
Maar mede door romantische gevoelens over het platteland en misschien ook medelijden is er in de publieke opinie veel begrip en sympathie voor de boeren, zelfs nu die zich schuldig maken aan intimidatie en geweldpleging.
7
Miljardenbedrijven uit de agro-industrie verzetten zich
Terwijl de aanpak van milieuproblemen decennialang werd vooruitgeschoven door de politiek, zette in de veehouderij de schaalvergroting door. Melkquota werden afgeschaft, concurrentie op de wereldmarkt werd de norm. Gevolg was intensivering van productie in steeds grotere stallen: minder boeren, grotere bedrijven.
Er is een kleine groep rijke agrariërs die optimaal profiteert van de Europese subsidies. Maar veel veehouders hebben het benauwd. Zelfs na verdeling van honderden miljoenen aan subsidies zit ruim een derde van de Nederlandse boeren onder het minimumloon,* van de boeren met graasdieren zit de helft onder modaal.* Zij opereren in een keten waarin iedereen elkaar in de tang heeft.
Spekkopers zijn consumenten van goedkoop voedsel, en miljardenbedrijven uit de agro-industrie waarvoor de boerenbedrijven het verdienmodel zijn. Want hoe meer productie, hoe meer behoefte aan leningen, kunstmest, zaden, landbouwmachines, bestrijdingsmiddelen en krachtvoer.
Er is dus vanuit alle partijen een groot financieel belang voor behoud van de status quo. En dat zie je terug in de lobby, maar ook in het feit dat agrobedrijven het boerenprotest tegen overheidsbeleid financieel steunen en aanvuren.
8
Het nut van krimp is onduidelijk
Om steun te krijgen voor ingrijpende maatregelen zoals gedwongen krimp van een sector, moet duidelijk zijn wat het nut ervan is. Dat is het niet.
Mensen hebben niet helder op het netvlies wat het concrete belang van te veel stikstof is. Goed, veel kwetsbare planten en diersoorten verdwijnen erdoor uit Nederland, maar is dat nou zo erg?
Velen denken ook dat vleesproductie een waterbed is: als je het hier niet doet, maar mensen blijven evenveel vlees eten, dan verplaats je louter de productie – en vindt de vervuiling dus ook elders plaats. In Nederland doen we het dan tenminste nog efficiënt.
Die redenering gaat mank: je kunt ook efficiënte veehouderijen opzetten in Polen, in een gebied waar de stikstofuitstoot onder grenswaarden blijft en dus minder schadelijk is. Maar dit weerwoord wint het niet in de publieke opinie. Ondertussen worden heel veel gemankeerde argumenten die de boeren gebruiken onvoldoende weerlegd, of worden die weerleggingen onvoldoende geaccepteerd. Op alternatieve mediakanalen tiert de misinformatie welig.
9
Virulent wantrouwen in de overheid
Het protest tegen opgelegde krimp heeft tot slot een krachtige brandstof: wantrouwen.
In een opinieonderzoek uit 2021, uitgevoerd door I&O Research in opdracht van de Volkskrant, zei slechts 2 procent (!) van de bijna duizend ondervraagde veehouders ‘veel vertrouwen’ te hebben in de landelijke overheid. 70 procent had ‘geen vertrouwen’. Dat is veel meer dan het gemiddelde onder de Nederlandse bevolking.
Dit wantrouwen keert zich ook tegen de democratie als zodanig. De politici die de onvrede van boerenprotesten vertolken en aanmoedigen, wekken de suggestie dat de agrariërs een genegeerde minderheid zijn. Tweede Kamerlid Gideon van Meijeren van Forum voor Democratie (FVD) gaat nog een paar stappen verder als hij zegt dat het parlement ‘corrupt’ is* en de besluiten ervan dus niet legitiem; hij spreekt van een oorlog tegen de boeren.
Of alle demonstrerende boeren hem dat zouden nazeggen of niet; ook velen van hen geloven dat de weg van de ‘normale’ democratie heeft gefaald. Het stikstofbeleid van het kabinet-Rutte IV wordt door een deel van de boeren niet gezien als de uitkomst van een democratisch proces waarin zij gekend zijn. Terwijl ook deze boeren naar de stembus kunnen gaan, hun stem laten horen, demonstreren.
Democratie kan ook betekenen dat pijn eerlijk wordt verdeeld. Maar omdat het gevoel overheerst dat dit beleid oneerlijk is, loopt het ‘verzet’ uit de hand.
Wanhoop is begrijpelijk
Boeren zijn geen willoze slachtoffers van slappe politici en het grootkapitaal. Ze waren er zelf bij toen de schaalvergroting doorzette; velen profiteerden ervan en deden enthousiast mee. Terwijl zij ook hadden kunnen weten dat er grenzen waren, en dat niet alles overal kan.
Toch is wanhoop een heel begrijpelijke reactie van iedereen die geraakt wordt door het beleid van een overheid die zwalkt en faalt, die wel krimp aankondigt, maar geen concrete en eerlijke plannen om die te verwezenlijken, en geen mea culpa aanbiedt voor dertig verloren jaren.
Natuurlijk zijn de boeren boos, daar is niets irrationeels aan, hoe graag mensen dat over deze beroepsgroep ook suggereren.
Wat wel irrationeel is? Feiten van tafel vegen, omdat je opkomt voor je eigen belang. Intimiderend of ronduit gewelddadig worden, omdat je wanhopig bent. Daar is geen excuus voor.
Maar dat boeren en wij allemaal beter verdienen dan we nu van de overheid krijgen, staat buiten kijf.
Met medewerking van Thomas Oudman.