We hebben het beter dan ooit. Maar wie durft te dromen van een nog (veel) betere wereld?
Onze wereld is zo radicaal getransformeerd dat we ons nauwelijks meer kunnen voorstellen hoe ellendig het leven ooit was. Maar het kan nog beter. Wat we daarvoor nodig hebben, zijn nog veel meer idealistische uitvinders en innovators. Want één ding is zeker: als serieuze wereldverbeteraar kun je niet om de factor ‘technologie’ heen.
Voor een medium dat belooft voorbij ‘de waan van de dag’ te gaan is het goed om zo nu en dan even uit te zoomen. Dus bij dezen de vraag: wat was de belangrijkste gebeurtenis in de afgelopen 5.000 jaar?
Er zijn een paar voor de hand liggende opties. De uitvinding van het wiel, het buskruit en de boekdrukkunst waren sowieso een ding. De geboorte van de grote profeten, zoals Boeddha, Jezus en Mohammed, verdienen evenzeer vermelding. Of denk aan de opkomst en ondergang van de oude beschavingen, van de Egyptenaren tot de Romeinen, van de Vikingen tot de Azteken.
Er valt voor al die gebeurtenissen wel wat te zeggen, afhankelijk van je perspectief. En natuurlijk kun je ook het standpunt innemen dat deze hele exercitie volstrekt nutteloos is. Dat de geschiedenis, in de woorden van een Britse historicus, ‘just one damn thing after another’ is.
Maar stel dat je de voorkeur geeft aan een kwantitatieve duiding van het verleden. Hoe ziet de vorm van de geschiedenis er dan uit? Als je kijkt naar bijvoorbeeld de groei van de wereldbevolking, de economie en het energieverbruik – kunnen we dan enig patroon ontwaren in de afgelopen 5.000 jaar?*
En voilà, ineens hebben we een vrij overtuigende kandidaat voor de belangrijkste gebeurtenis aller tijden: de industriële revolutie. Duizenden jaren kabbelde de geschiedenis rustig voort, totdat er ineens een explosie plaatsvond. Rond het jaar 1750 werd de mensheid gelanceerd. Tot op de dag van vandaag zitten we in een raket die bijna loodrecht omhoog gaat.
Onze wereld is zo radicaal getransformeerd dat het nauwelijks is voor te stellen hoe ellendig het leven ooit was
Het is moeilijk om te bevatten hoe volkomen bizar de ontwikkelingen van de afgelopen eeuwen zijn geweest. De arbeidstijd om één kilo tarwe te verbouwen is afgenomen van tien minuten in 1800 naar twee seconden nu.* Eén moderne hoogoven produceert 170 keer zo veel ijzer als heel Engeland in 1720.* Een modern containerschip kan drie keer zo veel spullen vervoeren als de hele Britse vloot vierhonderd jaar geleden.*
Of neem ons energieverbruik. Energie is de basis van beschaving; zonder energie geen auto’s en koelkasten, douches en smartphones. En wat blijkt: per persoon verbruiken we nu 700 keer zo veel energie als twee eeuwen terug.* Omgerekend naar spierkracht is het alsof de gemiddelde Nederlander maar liefst tweehonderd volwassen kerels tot zijn beschikking heeft om dag en nacht zware arbeid te verrichten.
Onze wereld is zo radicaal getransformeerd dat het nauwelijks is voor te stellen hoe ellendig het leven ooit was. In de afgelopen 5.000 jaar was vrijwel iedereen, vrijwel overal, straatarm. Zo arm dat de meeste mensen op de rand van uithongering stonden.* Vooral kinderen waren kwetsbaar. Tegenwoordig is de dood van een kind een uitzonderlijke tragedie, vroeger was het een kwestie van kop of munt. Tot het jaar 1800 ging bijna de helft (de helft!) van alle kinderen dood voor ze volwassen werden.*
Zelfs prinsen en prinsessen vielen bij bosjes. Zo had Karel de Grote (747-814) zeven broers en zussen, van wie er twee hun achttiende verjaardag haalden.* Koning Eduard II van Engeland (1284-1327) had elf zussen van wie er vijf hun kindertijd overleefden, en zijn drie broers gingen allemaal dood voor hun twaalfde.* Of neem het lot van de Britse koningin Anna Stuart (1665-1714), die heerste over het machtigste rijk op aarde.
Koningin Anna kreeg zeventien kinderen.* Slechts één van hen, de kleine prins Willem, overleefde zijn kleutertijd, maar kort na zijn elfde verjaardag werd ook hij ziek. De beste dokters adviseerden om meteen te beginnen met aderlaten, en dat leek zijn koorts even te dempen, maar in de nacht van 29 op 30 juli 1700 kreeg Willem moeite met slikken en ademhalen. Met zijn wanhopige ouders aan zijn bed raakte hij buiten bewustzijn.
De jonge hertog stierf een paar uur later.
Flash-forward naar onze tijd en de kindersterfte ligt meer dan tien keer zo laag. De extreme armoede is met bijna 90 procent gedaald* en armen in rijke landen genieten een hogere levensstandaard dan koningen en keizers een paar eeuwen terug. Historici vermoeden dat de achttiende-eeuwse prins Willem is overleden aan de pokken,* een ziekte die niet eens meer bestaat.
Toch lijkt het goede nieuws nog niet helemaal doorgedrongen. Een recente peiling in 28 landen wees uit dat de meeste mensen denken dat de kindersterfte in de afgelopen twintig jaar is toegenomen of gelijk is gebleven, terwijl die in werkelijkheid is gehalveerd.* Gehalveerd. Je zou het van de daken willen schreeuwen: ‘HONDERDEN MILJOENEN KINDEREN GINGEN VROEGER DOOD, MAAR NU NIET MEER! HOOR JE ME NIET? HONDERDEN MILJOENEN…!’
Als het tegenwoordig over de toekomst gaat, overheerst het chagrijn. Talloze films en series gaan over de vele manieren waarop orkanen, ijstijden, asteroïden, virussen, aliens, robots en zombies ons einde zullen inluiden. Opmerkelijk genoeg hebben vooral inwoners van rijke landen een zwartgallig wereldbeeld. In bijvoorbeeld Finland en Noorwegen denkt maar 8 procent dat de wereld erop vooruitgaat, en in Frankrijk en Australië slechts 3 procent (!).*
Natuurlijk, het ís ook niet moeilijk om scenario’s te verzinnen waarin de raket crasht, en het niet best afloopt met de menselijke soort. We pompen iedere dag een kleine 100 miljoen ton CO2 in de atmosfeer.* Er zijn wereldwijd een stuk of zestig laboratoria waar levensgevaarlijk onderzoek wordt gedaan naar dodelijke virussen (en slechts een kwart staat in landen met sterke veiligheidsprotocollen).* En o ja, we hebben nog altijd meer dan 9.000 atoombommen op voorraad.*
Maar ondertussen is er ook een chronisch gebrek aan verbeeldingskracht over hoeveel beter de toekomst kan zijn.
In 1836 stierf Nathan Mayer Rothschild, de rijkste man ter wereld, aan een simpele infectie die je nu kunt genezen met een antibioticakuurtje van een paar euro.* Misschien dat onze nazaten zich zullen verwonderen over de ziektes waar we nu nog aan overlijden. Zo van: in 2011 stierf Steve Jobs, een van de rijkste mannen van zijn tijd, aan een simpel kankergezwel. En daar hadden ze geen enkel middeltje tegen!
De epische strijd tegen polio en pokken
Eén ding is zeker: als serieuze idealist kun je niet om de factor ‘technologie’ heen. Uitvinders en innovators hebben meer levens gered dan alle Malala’s, Mandela’s en Moeder Teresa’s bij elkaar.
Neem de man achter het poliovaccin. Polio is een afschuwelijke infectieziekte die kan leiden tot verlamming en, als de ademhalingsspieren het begeven, tot verstikking. Er is geen medicijn. Tot begin jaren vijftig waren ouders doodsbang dat hun kinderen ziek zouden worden; alleen de atoombom boezemde meer angst in dan polio.
Enter: Jonas Salk (1914-1995). Als tiener wilde hij nog advocaat worden, maar op aandringen van zijn moeder ging hij toch maar geneeskunde studeren. Vervolgens besloot hij dat ook het pad van dokter niet voor hem was weggelegd. Hij zei dat hij liever de mensheid wilde helpen, in plaats van één patiënt per keer. Uiteindelijk zou hij zeven jaar van zijn leven geven aan onderzoek naar het poliovaccin.*
Wie leest over de dag van 12 april 1955, toen het grote nieuws bekend werd gemaakt, kan zomaar een brok in de keel krijgen. In het hele land waren Amerikanen gekluisterd aan hun radio’s. Winkels hadden luidsprekers geplaatst, fabrieken werden stilgezet en rechters schorsten hun zittingen. In honderden bioscopen zaten meer dan vijftigduizend dokters om de nieuwsuitzending samen te beleven.
Er is geen patent. Zou je de zon kunnen patenteren?
Toen kwam het officiële bericht: een team onder leiding van Dr. Jonas Edward Salk had een veilig en effectief vaccin uitgevonden. De dagen van polio waren geteld. In het auditorium van de persconferentie vielen mensen elkaar huilend in de armen. Automobilisten reden toeterend door de straten en duizenden gingen de straat op om feest te vieren. Een historicus schreef er later over:
‘Een epidemie van liefde overspoelde de wereld. Mensen namen momenten van stilte in acht, luidden klokken, toeterden, bliezen op fabrieksfluitjes, vuurden saluutschoten af, lieten hun verkeerslichten rood branden in korte periodes van eerbetoon, namen de rest van de dag vrij, sloten hun scholen of organiseerden spontane bijeenkomsten, brachten toosten uit, omhelsden kinderen, gingen naar de kerk, glimlachten naar vreemden, vergaven vijanden...’*
De volgende dag begon een massale vaccinatiecampagne, en de schuchtere Salk was in één klap wereldberoemd. Drie Hollywoodstudio’s vochten om de rechten van zijn levensverhaal* en de stad New York bood hem een parade aan, maar Salk bedankte vriendelijk voor de eer. Toen hem werd gevraagd wie het patent bezat op zijn vaccin, antwoordde hij:* ‘Nou, de mensheid, zou ik zeggen. Er is geen patent. Zou je de zon kunnen patenteren?’
Inmiddels is polio bijna uitgeroeid.
Minder bekend, maar minstens zo episch, is het verhaal van Viktor Zhdanov (1914-1987), een Oekraïense viroloog die je gerust de grootste superheld uit de geschiedenis mag noemen. In 1958 riep hij de Wereldgezondheidsorganisatie op om een campagne te beginnen tegen de pokken,* de allergrootste massamoordenaar aller tijden.* Alleen al in de twintigste eeuw overleden meer dan 300 miljoen mensen aan de ziekte. Ter vergelijking: de Tweede Wereldoorlog eiste 80 miljoen slachtoffers.*
Het plan van Zhdanov droop van ambitie. Er was nog nooit een ziekte uitgeroeid en veel experts geloofden dat het simpelweg niet kon. Maar in 1966, met slechts twee stemmen verschil,* ging de vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie toch akkoord. In de tien jaar die daarop volgden, werd 300 miljoen dollar uitgegeven aan een wereldwijde vaccinatiecampagne.*
Het resultaat was verbluffend. Op 26 oktober 1977 werd in Somalië de laatste patiënt met de van nature voorkomende pokken gediagnosticeerd. Zijn naam was Ali Maow Maalin, en hij was een van de vrijwilligers van een lokaal vaccinatieteam. Maalin herstelde en sloot zich vervolgens aan bij de campagne tegen polio.
Tot op de dag van vandaag zijn de pokken de enige menselijke ziekte die we ooit hebben uitgeroeid. Volgens een schatting van Unicef uit 2018 zijn op deze manier maar liefst 200 miljoen levens gered – and counting. Misschien was dat ook gebeurd zonder Viktor Zhdanov, maar het is vrijwel zeker dat het dan langer had geduurd – en dat er nog veel meer mensen waren gestorven.
En dan nu het malariavaccin
En dan te bedenken dat er nog veel meer mogelijk is. Neem een van de grootste rampen van onze tijd. Ieder jaar sterven er 600.000 mensen, en dan vooral kinderen, aan malaria.* Maar in 2021 gaf de Wereldgezondheidsorganisatie groen licht aan het eerste malariavaccin. Het lijkt erop dat we deze eeuwenoude ziekte – waar naar schatting 5 procent van alle mensen die ooit hebben geleefd aan is overleden* – in de komende decennia kunnen uitroeien.
Maar nog even de vraag: waarom hebben we er zo lang op moeten wachten? Waar was de Zhdanov voor het malariavaccin?
Al in 1980 ontdekten wetenschappers van de New York-universiteit een eiwit in de kiem van de malariaparasiet dat kan worden gebruikt voor een vaccin.* Het Amerikaanse leger was even geïnteresseerd, want zo’n prik leek wel handig om overzeese troepen te beschermen, maar erg veel prioriteit had het onderzoek uiteindelijk niet. Het duurde tot 1998 voordat de eerste resultaten van een test met volwassen mannen uit Gambia binnenkwamen,* en toen was het Amerikaanse leger al afgehaakt. Andere landen of bedrijven toonden ook niet veel interesse.
Al die tijd werd er maar een paar miljoen dollar per jaar uitgegeven aan de ontwikkeling van een malariavaccin. Relatief gezien ging er tachtig keer zo veel geld naar hiv/aids, want daar hadden duizenden dappere activisten keihard voor gestreden. Maar voor malaria kwam er nooit zo’n beweging op gang, misschien omdat er vooral arme mensen in Afrika aan overleden. Uiteindelijk was er een miljardair (Bill Gates) nodig om het onderzoek uit het slop te trekken. Hij financierde de volgende onderzoeksfase, naar de vraag of het vaccin ook voor kinderen zou werken. Dat duurde nog eens twintig jaar.*
In de tussentijd waren er, van 1980 tot 2020, meer dan 40 miljoen mensen overleden aan malaria. Een van de slachtoffers was die Somalische vrijwilliger die in 1977 van de pokken was genezen. In 2013 had hij zich aangesloten bij een nieuwe campagne tegen polio,* maar tijdens dat werk was hij geprikt door een mug. Hij had koorts gekregen en was een paar dagen later gestorven. Zijn naam was Ali Maow Maalin.
Als de strijd tegen pokken, polio en malaria iets laat zien, dan is het dat de wetenschap niet zonder een stevige dosis idealisme kan – en vice versa. Maar waarom hebben we het dan zo weinig over de hoopgevende potenties van nieuwe technologieën?
Ga maar na: er wordt veelvuldig gedemonstreerd tegen armoede en ongelijkheid (en terecht), maar nooit voor meer vaccinonderzoek. Er wordt voortdurend actie gevoerd tegen fabrieken en pijpleidingen (en terecht), maar je ziet zelden een spandoek met ‘MEER FUNDING VOOR KERNFUSIE!’ erop. In linkse kringen is het hipper om een techcriticus te zijn dan een techneut. Zelfs mensen die zichzelf ‘progressief’ noemen, weten vooral goed waar ze tegen zijn.
Natuurlijk, bij het woord ‘technologie’ is het makkelijk om te denken aan nutteloze apps en belastingontduikende miljardairs die zichzelf de ruimte in schieten om hun innerlijke leegte te compenseren. Dat is geen onjuiste, maar wel een beperkte blik. Nieuwe technologieën zijn namelijk ook cruciaal geweest in de sociale strijd van de afgelopen eeuwen.
Sterker nog, ze kunnen morele revoluties in gang zetten.
Je stopt de was erin, en wat krijg je uit de machine? Je krijgt boeken!
Kijk alleen al naar de vrouwenbeweging. De uitvinding van de fiets gaf vrouwen meer bewegingsvrijheid dan ooit, en was volgens de grote feminist Susan B. Anthony hét symbool van ‘vrije, ongeremde vrouwelijkheid’.* De fiets maakte korte metten met ‘ouderwetse noties van het zachte geslacht’, aldus een Amerikaanse krant in 1895,* en baande de weg voor ‘een nieuwe vrouw, gezeten op haar stalen ros’.
Rond diezelfde tijd vroeg een vrouw genaamd Josephine Cochrane zich af waarom er nog geen afwasmachine bestond. Cochrane kwam uit een Amerikaanse familie van uitvinders, maar de mannelijke techneuten van die tijd hadden weinig interesse in het huishouden. ‘Als niemand anders een vaatwasser uitvindt’, zei Cochrane,* ‘dan doe ik het zelf wel.’
Uitvindingen als die van Cochrane veroorzaakten een revolutie in het Amerikaanse gezin. In 1900 was de gemiddelde huisvrouw maar liefst 58 uur per week kwijt aan koken, schoonmaken en wassen. In 1975 was dat nog maar 18 uur.* Niet toevallig staan de wasmachine, stofzuiger en koelkast onder economen ook wel bekend als ‘motors van bevrijding’.
De Zweedse statisticus Hans Rosling vertelde altijd het verhaal over zijn moeder, die na de komst van de wasmachine de tijd kreeg om zichzelf Engels te leren. ‘Dat is de magie’, zei Rosling. ‘Je stopt de was erin, en wat krijg je uit de machine? Je krijgt boeken!’
Zonder technologie geen feministische revolutie
En dan heb ik mijn favoriete voorbeeld nog niet eens genoemd: Katharine McCormick. Zij was in 1904 de tweede vrouwelijke alumnus aan het Massachusetts Institute of Technology,* en de eerste die afstudeerde in de biologie. Haar hele leven streed ze voor vrouwenrechten, en dan vooral het recht op anticonceptie.
Het is nu moeilijk om je voor te stellen, maar in die tijd was het verboden om voorbehoedsmiddelen te promoten of per post te versturen. Dat zou namelijk ‘obsceen’ zijn. In de Amerikaanse staat Connecticut kon je zelfs worden gearresteerd en opgesloten als je een condoom gebruikte, ook al was je getrouwd.* (In Nederland had je de ‘Zedelijkheidswet’ die het verspreiden van anticonceptiemiddelen eveneens verbood.)*
Maar McCormick liet zich niet tegenhouden. Ze voerde campagne voor de legalisering van voorbehoedsmiddelen. Ze smokkelde meer dan duizend pessaria langs de Amerikaanse douane, door ze vast te naaien in haar kleding. Ze geloofde dat vrouwen pas vrij konden zijn als ze de controle kregen over hun eigen lichaam.
In 1947 erfde McCormick het vermogen van haar schatrijke echtgenoot (wiens vader de maaimachine had uitgevonden).* Ze was inmiddels de zeventig gepasseerd, maar nog even idealistisch als altijd. Dat wil zeggen: ze wist precies wat ze met het geld wilde doen.
McCormick stuurde een brief naar een oude vriendin, de feminist Margaret Sanger, met de vraag of zij iemand kende die een veilig, betrouwbaar en goedkoop voorbehoedsmiddel kon ontwikkelen. Wat bleek: Sanger was net in contact gekomen met een bioloog die er al mee bezig was.
Deze Gregory Goodwin Pincus was een excentriek genie van wie werd gezegd dat hij een IQ had van 210.* Hij was gedumpt door Harvard vanwege zijn controversiële onderzoek naar seks en voortplanting, en zelfs veel activisten vonden hem te radicaal.* Het hielp natuurlijk ook niet dat zijn werk in feite illegaal was (naar buiten toe deed Pincus alsof hij experimenteerde met een nieuwe ‘vruchtbaarheidsbehandeling’).*
Maar toen kwam McCormick op bezoek, en verhoogde ze Pincus’ budget met een factor vijftig. Een paar jaar later werd zijn ontdekking, een middel genaamd Enovid, goedgekeurd door de Amerikaanse toezichthouder.* De impact van Enovid was zo gigantisch, zo wereldhistorisch, dat het een simpele bijnaam kreeg.
De pil.
Het is moeilijk om je de vrouwelijke revolutie van de jaren zestig voor te stellen zonder het lef van pioniers als Josephine Cochrane en Katharine McCormick. Hun verhaal laat zien dat technologische vooruitgang geen natuurkracht is. Het heeft alles te maken met onze eigen keuzes. De raket is gelanceerd, maar de bestemming is aan ons.
Ook de volgende morele revolutie kan worden gedreven door nieuwe technologieën. Nu worden er jaarlijks nog 80 miljard kippen, koeien, varkens, kalkoenen, geiten en schapen geslacht.* En ja, dat zou onmogelijk zijn zonder moderne antibiotica en megastallen, maar inmiddels kan technologie ook een uitweg bieden. In 2020 werden in Singapore al de eerste kipnuggets geserveerd waarvoor geen kip was geslacht.*
Stel je een wereld voor met talloze goedkopere, gezondere, lekkerdere en duurzamere bronnen van eiwit. Stel je het zuiverste vlees voor, zonder arseen, lood, kwik, salmonella, microplastics en met 90 procent minder land- en watergebruik. Dát is de toekomst. ‘We zullen ontsnappen aan de absurditeit van het kweken van een hele kip om de borst of de vleugel te eten’, schreef ene Winston Churchill al in 1931,* ‘door deze delen afzonderlijk te kweken.’
We zullen ontsnappen aan de absurditeit van het kweken van een hele kip om de borst of de vleugel te eten
In zo’n wereld wordt het een stuk makkelijker om principes te hebben. Sterker nog, het zou me niet verbazen als ouderwets, vervuilend en dierlijk vlees deze eeuw nog verboden wordt. ‘Ooit aten we dieren’, zullen we onze kinderen dan vertellen.
Let wel: dit betekent niet dat activisme overbodig is. Integendeel, mede dankzij de dierenrechtenbeweging is er in de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in biotechnologie. Josh Balk, de oprichter van het bedrijf dat die eerste kipnuggets in Singapore leverde, begon zijn carrière nota bene als undercoveractivist in slachthuizen.*
Ik moet vaak denken aan een opmerking die Jimmy Wales, de oprichter van Wikipedia, eens maakte. Toen hij in 2001 zijn online encyclopedie lanceerde, bestond de benodigde technologie al jaren. Er waren al lang webservers, browsers en online databases. Wikipedia had, kortom, veel eerder kunnen bestaan. ‘Denk aan alle technologie’, mijmerde Wales,* ‘die we (...) al enkele jaren hebben en de dingen die we daarmee kunnen doen waar nu nog niemand aan gedacht heeft.’
Technologie is mensenwerk
Wie durft nog te dromen van een betere toekomst?
We leven in pessimistische tijden. Rechts verlangt naar een glorieus verleden dat nooit heeft bestaan, terwijl links zich vooral druk maakt over het onrecht van vandaag.* Conservatieven willen alles bij het oude houden, terwijl progressieven een waslijst aan vergrijpen hebben opgesteld om voor eens en altijd mee af te rekenen.
Natuurlijk, in een wereld die snel opwarmt, ís er ook een boel om mee af te rekenen. En in een raket die loodrecht omhoog vliegt ís het begrijpelijk dat sommigen op de rem willen trappen. Je kunt een bibliotheek volschrijven over de keerzijden van technologie – over de winsten die worden opgeslokt door de rijkste elites, over de angstaanjagende potentie van digitale surveillancetechnieken en over de existentiële risico’s van atoombommen, artificiële intelligentie en virussen uit het lab.
Het laatste wat we nodig hebben, is een naïef techoptimisme. De geschiedenis zit immers vol met uitvindingen die helemaal geen gedeelde voorspoed brachten. Toen in de zestiende eeuw de scheepstechnologie een sprong voorwaarts maakte, werd deze ingezet om miljoenen slaafgemaakten te vervoeren over de Atlantische Oceaan. Toen het negentiende-eeuwse Engeland werd volgebouwd met fabrieken, moest menigeen nog langer en harder werken, en dat voor een hongerloon. Het duurde bijna een eeuw voordat het inkomen van gewone mensen begon te stijgen.*
Wat we wél nodig hebben, zijn nog veel meer mensen die durven dromen van een nieuwe, betere toekomst voor ons allemaal. Technologie is namelijk geen natuurkracht. Het is mensenwerk. ‘Ik zoek uit wat de wereld nodig heeft’, zei Thomas Edison eens.* ‘Dan ga ik aan de slag en probeer ik het uit te vinden.’