Het landbouwakkoord is dood, leve de landbouw!

Thomas Oudman
Correspondent Voedsel

Het landbouwakkoord is geklapt. Landbouwminister Piet Adema (ChristenUnie), die het overleg leidde, spreekt van ‘een hele trieste dag voor de landbouw en Maar voor de landbouw en de natuur maakt afgelopen dinsdag niet veel uit: voor die twee is het in Nederland al een eeuw triest. Elke 25 jaar halveerde het aantal boeren, en de biodiversiteit is simpelweg gedecimeerd. In de jaren negentig werd die afbraak afgeremd, maar van herstel is nog geen sprake.

De plannen uit het mislukte landbouwakkoord zouden daar weinig aan veranderen: het aantal boeren zou dan nog even en de biodiversiteit die we vijftig (laat staan honderd) jaar geleden nog hadden, zou er niet mee terugkomen.

Waar het nu om gaat, is de toekomst van de landbouw en de natuur. Of die triest is, heeft het kabinet zelf in de hand.

Voor wie wordt er eigenlijk gestreden?

Het conceptakkoord was een boterzacht compromis tussen wat er nodig is om de natuur te herstellen en wat de landbouwindustrie wil – doorgaan op de huidige weg.

Neem het meest heikele punt voor LTO Nederland, die als grootste branchevereniging aan de onderhandelingstafel zat namens de boeren: een beperking op het aantal koeien dat boeren per hectare landbouwgrond mogen houden. Werkelijk duurzame veeteelt houdt in dat het aantal dieren niet groter is dan wat de grond aankan. Dus dat er genoeg groeit om de dieren mee te voeren én dat de dieren niet meer ontlasting produceren dan nodig is om het land weer te bemesten en zo de grond vruchtbaar te houden.

Werkelijk duurzame veeteelt houdt in dat het aantal dieren niet groter is dan wat de grond aankan

Als vuistregel geldt dat een hectare natuurlijk grasland ongeveer 1 à 1,5 koe kan voeden, als je geen kunstmest en Adema ging daar in zijn oorspronkelijke voorstel al flink boven zitten: maximaal 2,3 koeien per hectare. Het dubbele van wat ecologisch écht duurzaam is, en nogal aan de hoge kant als je bedenkt dat 80 procent van de melkveebedrijven nú al minder dan

Na een halfjaar onderhandelen met LTO was dat maximum al gestegen naar vier koeien per hectare. Drie tot vier keer de natuurlijke draagkracht van het ecosysteem. Alleen de meest intensieve bedrijven – vaak megastallen met weinig of geen eigen land – zitten hier nu boven. Dit zijn bedrijven met een verdienmodel dat valt of staat bij de miljarden kilo’s krachtvoer die jaarlijks via de haven van Rotterdam ons land

In het laatste concept-landbouwakkoord zouden dus alleen de allergrootste vervuilers in het hele land hoeven te krimpen. En nog was het voor LTO niet genoeg. 

Het is glashelder voor wie LTO deze strijd voert: de kleine groep superintensieve boeren die graag een duurzame portemonnee wil.

Hier ligt een kans om iets volstrekt redelijks te doen

De betrokken partijen zeggen het allemaal verschrikkelijk te vinden dat de poging tot een landbouwakkoord is mislukt. Maar ik zie dat anders: het is een gouden kans om iets volstrekt redelijks te doen. Een kans om het roer om te gooien en de landbouw écht duurzaam te maken. Dat wil zeggen: landbouw waarmee we voedsel uit ons eigen ecosysteem halen, en tegelijk dat ecosysteem in stand houden. Landbouw die zorgt voor voldoende en gezond voedsel, en die voor zowel boeren als consumenten ook financieel houdbaar is op de lange termijn.

We zijn allemaal gewend geraakt aan eentonige, knalgroene, stille weilanden

En veeteelt – waar het akkoord om draaide – is een uitstekend middel. Anders dan akkerbouw functioneert veeteelt prima op basis van wilde planten. Dat deed het dan ook, tot in de jaren vijftig. Veehouders hoeven niet te ploegen, hoeven niet massaal onkruid te verdelgen en geen insectenplagen het hoofd te bieden. Weides krijgen zo vanzelf, gratis en voor niets, een waaier aan wilde grassen en kruiden en een rijk bodemleven.

Dat is een zegen voor de bodemkwaliteit. Meer natuur op en onder de grond maakt dat weilanden beter bestand zijn tegen droogte en veel meer CO2 opslaan in de bodem. Een rijk ecosysteem houdt zélf plagen onder de duim, en verbetert jaar in jaar uit de vruchtbaarheid van de grond.

De vruchtbaarste gronden, zoals de Groninger klei, zijn belangrijk om gewassen op te verbouwen voor menselijke consumptie. Graan, bijvoorbeeld. De grond die daar van nature minder geschikt voor is, zoals de Drentse zandgronden en de veengebieden die door heel Nederland verspreid liggen, kunnen we gebruiken om de Nederlandse natuur te herstellen – én om vee te houden.

Want laat één ding duidelijk zijn: het stikstofprobleem is meer dan een abstract juridisch probleem. De vraag waarover het kabinet zich nu buigt, is wat we doen met de helft van Nederland. De helft van Nederland! Dit is ons aller land, dit gaat ons allemaal aan.

Nu is daar bijna geen natuur meer over. Plaats voor wilde planten is er niet meer, en dus ook niet voor wilde insecten, vogels en zoogdieren. We zijn allemaal gewend geraakt aan eentonige, knalgroene, stille weilanden.

Gaan we terug naar één koe per hectare, dan wordt niet alleen het stikstofprobleem opgelost (de vervuiling van beschermde natuurgebieden die van ons landoppervlak beslaan), maar wordt de helft van Nederland weer een feest om in te vertoeven. Landschappen vol kleuren en geluiden, die elke dag en in iedere regio weer anders zijn. Een feest voor ontelbare organismen, wij mensen incluis.

Tijd voor een woest aantrekkelijke omslagregeling

Maar als we dit willen bereiken moet het kabinet wel in de buidel tasten. Niet alleen tijdelijk, met geld uit het maar structureel. Boeren moeten met één koe per hectare wel een goede boterham kunnen verdienen (ook al zit daar dan wat vaker pindakaas op in plaats van ham).

Wat we nodig hebben, is níet een zodat er zo veel mogelijk boeren vrijwillig gaan stoppen. Wat we nodig hebben, is een woest aantrekkelijke omslagregeling

Het kabinet geeft vooralsnog geen enkele aanleiding om erop te vertrouwen dat je straks als boer kan overleven als je niet meer zoveel mogelijk liters melk en kilo’s varkenshaas uit je land knijpt. Dat is misschien wel de voornaamste reden waarom zoveel boeren zo weinig vertrouwen hebben in de overheid, en waarom ze zich

Voor de duidelijkheid: er is gewoon geld. We betalen nu jaarlijks zo’n 6,5 miljard euro belastinggeld voor het herstellen van natuurschade door de landbouw, en dan voornamelijk de Op dit moment gooien we dus vanaf twee kanten bakken met geld in de sloot: aan de ene kant en aan de andere kant miljarden voor het herstellen van de rotzooi die dat geeft. Structurele financiering voor het betaalbaar maken van écht duurzaam voedsel, da’s een stuk goedkoper.

Wat we nu nodig hebben is een minister die het heft in eigen hand neemt, en uitlegt hoe we het gaan doen.