Dit Nederlandse reddingsteam staat altijd klaar voor de volgende grote ramp

Maite Vermeulen
Correspondent Globalisering
Tijdens een training van het Nederlandse Urban Search and Rescue-team in Groningen, oefenen de teamleden op stutten en schoren. Foto: Pieter van den Boogert

Als er ergens een natuurramp plaatsvindt, kan Nederland geld en goederen sturen. Of mensen. Bijvoorbeeld ons ‘zware’ Urban Search and Rescue Team, om overlevenden te zoeken onder het puin. Hoe gaat zo’n team te werk? Ik ging kijken bij een oefening in ons eigen aardbevingsgebied: Groningen.

We staan in een lintdorp in het oosten van Groningen, niet ver van de Duitse grens, in de motregen. De erven glimmen, het enige verkeer op de klinkerweg is een tractor. Maar de geluiden passen niet bij een rustig dorp. Het gepiep van een vorkheftruck, het schreeuwen van een kettingzaag, en dan: ‘Brancard! We hebben een slachtoffer!’

Dit is een oefening van het Nederlandse Urban Search and Rescue (USAR)-team, dat uitgezonden kan worden naar een rampgebied om overlevenden te zoeken onder het puin. In een ingestorte boerderij in Veendam wordt geoefend op ‘stutten en schoren:’ het veilig maken van een instabiel pand, om vervolgens binnen naar slachtoffers te zoeken.

Afgelopen week al over een grote rampoefening, waar USAR-teams uit Litouwen, Finland en Oostenrijk aan meededen. Wereldwijd zijn er van dit soort USAR-teams, die een certificering hebben van de Verenigde Naties. ‘Ons’ USAR-team is geclassificeerd als ‘zwaar.’ Dat wil zeggen: na een ramp kan het team binnen 24 uur ter plaatse zijn, en tien dagen achtereen 24 uur per dag doorwerken, zonder hulp van buitenaf.

De goederen die nodig zijn om zo lang zelfvoorzienend te zijn, liggen opgeslagen in Zoetermeer. Het is een grote vrachtwagen, beladen met 15 ton benodigdheden. Een oranje zeil met het USAR-logo schuift als een gordijn opzij, om de metalen kratten op de aanhanger bloot te leggen. Werkelijk alles is hier aanwezig: gereedschap, tenten, een keuken, motoren, mountainbikes, satelliettelefoons, laptops, voedsel, water, aggregaten.

Foto: Pieter van den Boogert
Links: Jan Kayser, in het dagelijks leven ambulancebroeder, sinds 2004 bij USAR. In 2010 uitgezonden naar Haïti. Rechts: Pauline Zwaan, in het dagelijks leven speurhondengeleider, sinds 2009 bij USAR. Uitgezonden naar Haïti.

Verzamelen in Zoetermeer

De 140 Nederlandse USAR-leden, die altijd op stand-by staan, hebben een gewone baan in het dagelijks leven. Ze zijn bijvoorbeeld brandweerman, politieagent of ambulancebroeder. Maar wanneer ze uitgezonden worden kunnen ze alles laten vallen en direct afreizen naar een rampgebied. Dat is sinds het team een decennium geleden werd opgericht drie keer gebeurd: in 2004 werd het team uitgezonden naar Marokko, in 2005 naar Pakistan en in 2010 naar Haïti. Na de tyfoon die afgelopen november over de Filipijnen raasde stond het team ook klaar om te gaan, maar werd het groene licht uiteindelijk niet gegeven.

Wie beslist dan of het USAR-team naar een rampgebied afreist? Binnen Nederland kan de commandant van het team, Peter Bos, zelf de knoop doorhakken om te gaan helpen - dat deed hij bijvoorbeeld toen een steiger instortte in Eindhoven. Maar voor de grote rampen in het buitenland ligt de besluitvorming iets ingewikkelder. Dan is er namelijk politiek in het spel.

Wanneer ergens een natuurramp plaatsvindt, krijgt de ondercommandant van het USAR-team een sms binnen, waarna het team de situatie gaat monitoren. Er wordt vanuit Zoetermeer alvast gekeken wat de weersomstandigheden zijn, wat voor gebied het is, hoe de medische voorzieningen er zijn, enzovoorts. ‘Als het ergens min 20 is, zullen er na 24 uur toch geen overlevenden onder het puin liggen,’ zegt Martijn Boer, hoofdkwartier-coördinator van USAR. ‘Dan heeft het voor ons geen zin om te gaan.’

Als de omstandigheden goed lijken, gaat het team zich vast voorbereiden. Mensen worden opgetrommeld, gaan door een medische en psychologische keuring (‘als je moeder op sterven ligt ga je dus niet mee’), en verzamelen in Zoetermeer.

Foto: Pieter van den Boogert
Foto: Pieter van den Boogert

De grootste kans op overlevenden vinden

Een land dat getroffen is door een ramp moet echter wel om USAR-teams ‘Wij zijn als USAR-team te gast in een land, we kunnen nooit zonder uitnodiging vertrekken,’ zegt Boer. Zo’n uitnodiging is niet direct gericht aan Nederland, maar aan OCHA, het humanitaire coördinatiekantoor van de Verenigde Naties. OCHA legt die vraag vervolgens bij de landen met een USAR-team neer. Daarin maakt OCHA dus de keuze welk land wordt uitgenodigd, en welk land niet. Een politiek spel.

Maar dan moet de knoop worden doorgehakt door de minister van Buitenlandse Zaken. De normale bedrijfsvoering van het USAR-team wordt namelijk betaald door het ministerie van Veiligheid en Justitie. Maar een uitzending naar het buitenland gaat uit het potje van het ministerie van BuZa. De overlegt samen met de minister of er geld, goederen, of bijvoorbeeld een USAR-team wordt gestuurd na een ramp. ‘Naar de Filipijnen was al een goed gebaar verricht door een vlucht vol hulpgoederen te sturen,’ zegt een USAR-lid in oranje overall tijdens de oefening in Veendam. ‘Wij wilden graag gaan, maar het hulpverzoek kwam uieindelijk niet vanuit OCHA naar Nederland.’

Wanneer echter wel tot uitzenden verzocht wordt, zoals in 2010 na de aardbeving bij Haïti gebeurde, wacht de USAR-leden wel iets anders dan hier in het Groningse Veendam. ‘In het echt word je vaak op een dwaalspoor gezet door omstanders,’ vertelt Gerard Bekking. Hij leidt het reddingsteam tijdens deze oefening, maar is in het echte leven brandweerman. ‘Die willen dat je zoekt op de plek waar hun familieleden woonden - dan zeggen ze dat ze iemand gehoord hebben. Je moet mensen dan teleurstellen, en objectief kijken waar je de meeste kans hebt om overlevenden te vinden.’

Oefenleider Jan Bonsang vult aan: ‘In Haïti staan er vierhonderd man om het USAR-team heen te schreeuwen en te huilen.’ Hij fronst. ‘En de geur van lijken… die kan ik nooit in een oefening vangen.’

Foto: Pieter van den Boogert
Links: Rene Verkerk, in het dagelijks leven brandweerman, sinds 2005 technische zoekspecialist bij USAR. In 2007 uitgezonden naar Pakistan. Rechts: Albert de Haan, in het dagelijks leven bij defensie, sinds 2013 als planner bij USAR. Nog niet uitgezonden.

Moeder en kind gevonden

En dan is er nog de onveiligheid. ‘In theorie kun je misschien 24 uur per dag doorwerken, maar in Haïti moesten onze teams ‘s nachts stoppen met zoeken, want dan maakten rovende bendes de straten te onveilig,’ vertelt Bonsang. En wat dacht je van corruptie? ‘Soms moet je de formele wegen omzeilen ja…,’ zegt Bonsang. ‘Dan komen we terug en zeggen we tegen Buitenlandse Zaken: we hebben wel geld uitgegeven, maar we hebben geen bonnetjes.’

Ondanks alle oefening, blijft de kans op het vinden van overlevenden gering. De enige keer dat het Nederlandse USAR-team mensen levend onder het puin vandaan haalde, was op Haïti. Een moeder en een kind werden gered, en in samenwerking met het Britse USAR-team ook nog een man.

Hier in Veendam gaat het wat vlotter: er is weer een slachtoffer gevonden. Een zwarte etalagepop in een wit jurkje wordt door een gat in het puin naar boven getrokken. ‘Was dat de laatste? Mooi!’ roept een van de USAR-leden. De oranje flapjes onder zijn helm zijn inmiddels doorweekt van de regen. Hij gooit de pop over de schouder en beent richting de vrachtwagen.

Foto: Pieter van den Boogert
Foto: Pieter van den Boogert

Deze serie wordt mede mogelijk gemaakt door het en het