Hoe waarheid ons verdeelt (en ons weer kan samenbrengen)

Rob Wijnberg
Oprichter
Beeld afkomstig uit het werk 'When Faith Moves Mountains' van kunstenaar Francis Alÿs, Lima, Peru, 11 april 2002. Collectie M HKA, Antwerpen / Collectie Vlaamse Gemeenschap. Lees meer over het beeld onder dit artikel.

Wat is waarheid? Dagelijks vullen onze schermen zich met een bittere strijd om het antwoord op die vraag. Of het nu om klimaat, stikstof of complot gaat: waarheid verdeelt ons. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Als we beter leren begrijpen welke functie waarheid vervult in onze samenleving, kan ze ons ook samenbrengen.

We moeten het over waarheid hebben. En wel hierom.

Bijna elke grote kwestie van onze tijd draait om waarheid. Of het nu om de populariteit van complottheorieën gaat, de toegenomen verspreiding van nepnieuws en desinformatie, de opkomst van openlijk liegende politici, het tanende geloof in de wetenschap, het groeiende wantrouwen in media, de haast religieuze invloed van influencers op hun online volgers, het vervagende onderscheid tussen ‘echt’ en ‘onecht’ door kunstmatige intelligentie, de constante strijd om ‘feiten’ op sociale media en in de politiek – in nagenoeg ieder groot publiek debat van nu staat het begrip waarheid centraal.

De strijd om waarheid die onze tijd kenmerkt, is niet slechts een filosofische discussie, maar een strijd met echte gevolgen.

In de Verenigde Staten bestormden duizenden aanhangers van Donald Trump, overtuigd van een gefabuleerd verkiezingscomplot, het Capitool Tot op de dag van vandaag gelooft

In Groot-Brittannië leidde een campagne vol bewust gepropageerde onwaarheden ertoe dat het land zich

En wereldwijd hebben misinformatie en complottheorieën over het covid-19-virus volgens wetenschappelijke schattingen tot honderdduizenden extra doden geleid,

Volgens sommige wetenschappers leven we dan ook in een post-truth society – een samenleving die ‘voorbij de waarheid’ is geraakt. Waarheid, zo wil de theorie achter deze term, is in onze maatschappij haar zeggingskracht verloren. Of iets waar is of niet: het doet er steeds minder toe. Pathologische leugenaars grijpen de macht, de wetenschap en de rechtspraak worden steeds minder geloofd, de media zijn bron van toenemende verdeeldheid en wantrouwen geworden.

En inderdaad, als je het nieuws leest, de discussies op sociale media volgt, of de debatten in de politiek bekijkt, kun je je moeilijk aan de indruk onttrekken dat waarheid aan zeggingskracht heeft ingeboet.

Toch lijkt me de typering van een samenleving die ‘voorbij de waarheid’ is geraakt niet de juiste. Ze stoelt namelijk op een te simplistisch idee van wat waarheid precies is: het idee van waarheid als de scheidsrechter tussen feit en fictie. Maar waarheid gaat niet alleen over of iets ‘klopt’, of iets een ‘feit’ is, of iemand ‘gelijk’ heeft – de betekenis die de term tegenwoordig vaak in het publieke debat heeft.

Nee, waarheid is veel meer dan dat.

De vele functies van de waarheid

Wie de geschiedenis van waarheid bestudeert, ziet dat waarheid door de eeuwen heen vele functies heeft vervuld. Van een onbereikbaar mysterie dat de mens verlossing in een hiernamaals beloofde tot een mobiliserend vergezicht dat de mens deed geloven in een utopie op aarde; van een verwoestend geloofsartikel dat de mens de wapens deed grijpen tot een emanciperende energie die de mens in opstand deed komen tegen onrecht en onderdrukking.

Waarheid, zou je kunnen zeggen, is de bril waardoor een samenleving naar de wereld kijkt.

De strijd om waarheid is veel groter dan de strijd om feiten; het is een strijd om de gemoedstoestand van onze tijd

Het is de bril die bepaalt wat zichtbaar is of juist in nevelen blijft gehuld – of we overal goden in zien of overal moleculen. De bril die bepaalt wat wij voor mogelijk of juist onmogelijk houden – of we geloven in vooruitgang of in de onveranderlijkheid van de wereld. De bril die de werkelijkheid een bepaalde kleur geeft – zwart-wit, rooskleurig of juist grauw. Het is ook de bril die bepaalt welke kant we samen op kijken: omhoog, naar de sterrenhemel, in de hoop op antwoorden van boven? Omlaag, naar de grond, in de hoop op wetenschappelijke kennis uit de fysieke realiteit? Naar onszelf, via een spiegel aan de wand, in de hoop op een leidraad van binnen?

Waarheid, zou je kunnen zeggen, is een maatschappelijke gemoedstoestand. Ze bepaalt niet alleen of iets klopt of wie gelijk heeft, maar ook of we ons als samenleving optimistisch of pessimistisch voelen, of we individualistisch of collectivistisch zijn ingesteld, onderdanig of zelfbewust, in onszelf gekeerd of openhartig, nostalgisch of juist toekomstgericht.

Wie op die manier naar waarheid kijkt, ziet niet enkel een strijd om feiten – om de vraag of klimaatverandering echt is of niet, of Joe Biden president van de Verenigde Staten is of niet, of corona een griepje was of niet.

Nee, zo bekeken is de strijd om waarheid een veel grotere: een strijd om de gemoedstoestand van onze tijd.

Francis Alÿs, 'When Faith Moves Mountains', Lima, Peru, 11 april 2002. Collectie M HKA, Antwerpen / Collectie Vlaamse Gemeenschap.

Wat de (gedwongen) energietransitie betekent voor de mens- én waarheid

Dat die strijd zo hevig woedt – dat onze debatten vaak verhitte debatten zijn en onze onenigheid vaak vurige onenigheid – is niet zo vreemd. Wij leven namelijk in een uitzonderlijk paradoxale tijd.

Een tijd waarin we het aan de ene kant nog nooit zo goed hebben gehad, terwijl we aan de andere kant kampen met de grootste problemen die de mensheid ooit heeft gekend. Wij zijn, in de wereld als geheel en in het Westen in het bijzonder, welvarender, gezonder, geïnformeerder en gelukkiger dan ooit tevoren, en tegelijkertijd moet alles op de schop.

Want de bron van alle vooruitgang van de afgelopen eeuwen, de verbrandingseconomie waarop de wereld van nu is gebouwd, is ook de bron van onze ondergang geworden. We zitten boven op een welvaartsberg die een vulkaan is gebleken. Die paradox brengt een permanente spanning en onzekerheid met zich mee: het hele fundament van de hedendaagse beschaving moet worden gedemonteerd en vervangen – een uitdaging die de mensheid niet eerder heeft gehad.

– dat dachten ze ook in de Koude Oorlog, tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog, gedurende de Grote Depressie in de jaren dertig, in het rampjaar 1672 of tijdens de pestepidemie in de veertiende eeuw.

Voor het eerst moeten we gedwongen afscheid nemen van de primaire energiebronnen waarop onze hele beschaving drijft

Toch verschilt onze uitdaging wel degelijk van de problemen uit het verleden. Voor het eerst moeten we gedwongen afscheid nemen van de primaire energiebronnen waarop onze hele beschaving drijft. Drie keer eerder maakte de mensheid al een energietransitie mee – toen de inzet van dierkracht de landbouwrevolutie mede mogelijk maakte; toen de ontdekking van kolen de industriële revolutie inluidde; en toen de ontdekking van olie en gas de geglobaliseerde consumptiemaatschappij mogelijk maakte – maar geen van die transities was gedwongen. Ze waren een vrijwillige overstap naar betere energiebronnen.

Nu moeten we af van het fossiele systeem waarop, letterlijk, onze hele wereld draait. De steden waarin we wonen, het voedsel dat we consumeren, de producten die we kopen, de voertuigen waarmee we ons verplaatsen: nagenoeg alles wat je om je heen ziet, is een product van de fossiele verbrandingseconomie. En anders dan eerdere transities moeten we nu niet alleen overstappen op andere energiebronnen, we moeten de huidige bronnen tegelijkertijd uitfaseren.

Dat vereist een transformatie van de samenleving en de wereld als geheel die we nog niet eerder hebben meegemaakt. We moeten overstappen op nieuwe bronnen van energie en welvaart, op nieuwe definities van rechtvaardigheid en welzijn, en op nieuwe maatstaven van succes en groei.

Zo’n ommezwaai is in optimistische tijden al geen geringe opgave, laat staan in een tijd waarin pessimisme en cynisme hoogtij vieren. Daaruit kun je opmaken: het soort waarheid dat onze tijd typeert, dat onze maatschappelijke gemoedstoestand in het Westen kenmerkt, vervult niet langer de functie van een hoopvol vergezicht.

De meeste mensen in het Westen geloven, met andere woorden, niet langer in vooruitgang.

Geen wonder ook. Wie het nieuws volgt, ziet een onophoudelijke stroom ellende voorbijkomen – van de klimaatcrisis tot het stikstofprobleem, van torenhoge inflatie tot voedseltekorten, van vluchtelingenstromen tot oorlog op het Europese continent. Dat wekt voortdurend een gevoel van machteloosheid en pessimisme op.

En niet alleen het nieuws maakt ons pessimistisch. Ook onze politiek voorziet niet in hoopvolle vergezichten van een betere wereld voor onszelf en onze kinderen. Overal in de wereld lijdt de politiek aan een schreeuwend tekort aan progressieve verbeeldingskracht – een verhaal over hoe de wereld fundamenteel beter kan.

Francis Alÿs, 'When Faith Moves Mountains', Lima, Peru, 11 april 2002. Collectie M HKA, Antwerpen / Collectie Vlaamse Gemeenschap.

Waar een verhaal voor de toekomst ontbreekt, springt een verhaal van het verleden in

In precies dit gat, dit tekort aan progressieve verbeeldingskracht, is een nieuwe wereldwijde beweging gesprongen: het nostalgisch nationalisme.

Van Donald Trumps wens om terug te keren naar de tijd dat Amerika nog ‘geweldig’ was (‘Make America Great Again’) tot Vladimir Poetins verlangen naar het ‘sterke’ Rusland van vóór de val van de Muur; van de belofte van Brexiteers om terug te keren naar het ‘onafhankelijke’ Groot-Brittannië toen het nog losstond van de Europese Unie (‘We want our country back’) tot de gedroomde ‘renaissance’ van Thierry Baudet, die hoopt op de wedergeboorte van een ‘blank’ en ‘christelijk’ Europa – overal ter wereld wint dit nostalgische nationalisme aan terrein.

Al deze politici hebben gemeen dat ze vooruitgang zien als iets wat in het verleden ligt. Een verleden waarin de grenzen van volk en vaderland er nog toe deden. Waarin beide nog niet werden bedreigd door grensoverschrijdende problemen, zoals klimaatverandering of oceaanverzuring. Niet werden bedreigd door grensoverstijgende instituties, zoals de EU of de NAVO. En niet werden bedreigd door grensoverstekende vreemdelingen, zoals moslims, Mexicanen of vluchtelingen.

Nostalgisch nationalisten vullen het gat in de verbeeldingskracht met een aantrekkelijke belofte. De belofte van een terugkeer naar een zorgeloze tijd

Vooruitgang, aldus de nostalgisch nationalisten, is terugkeren naar een verleden van vóór de globalisering, toen buitenlanders nog ‘ver weg’ woonden, terrorisme nog geen ‘importproduct’ was van massa-immigratie en landsgrenzen de problemen nog buiten de deur hielden. Terugkeren naar een tijd ook waarin de wereld,

Dat de ontkenning of bagatellisering van klimaatverandering als een rode draad door veel van deze conservatieve bewegingen loopt, hoeft dan ook niet te verbazen.

Wie niet erkent dat de verbrandingseconomie tegen haar natuurlijke grenzen aan is gelopen, kan gewoon op de oude voet verdergaan. Die kan het zwarte goud uit de grond blijven halen en de fossiele industrie voorspiegelen als een eeuwige bron van groei en welvaart. Of zoals de Republikeinse presidentskandidaat Vivek Ramaswamy onlangs nog tijdens het eerste grote verkiezingsdebat zei:

Zo vullen de nostalgisch nationalisten het gat in de verbeeldingskracht met een aantrekkelijke belofte. De belofte van een terugkeer naar een zorgeloze tijd. Toen het klimaat nog geen crisis en CO2 nog geen probleem was. Toen de bevolking nog autochtoon en de wijk nog homogeen was. Toen barbecueën nog gewoon gezellig en vliegen naar de zon een welverdiend genot was. Toen het boerenleven nog romantisch en stikstof geen nationaal debat was. Toen het eigen land nog onafhankelijk en de eigen identiteit nog een bron van trots was.

Als vooruitgang geen verhaal meer heeft, dan vertelt het verleden wel waar we naartoe moeten.

Francis Alÿs, 'When Faith Moves Mountains', Lima, Peru, 11 april 2002. Collectie M HKA, Antwerpen / Collectie Vlaamse Gemeenschap.

Geen enkele factcheck zal de waarheid helpen winnen

Als je door de bril van waarheid als scheidsrechter tussen feit en fictie naar deze beweging kijkt, zie je in het nostalgisch nationalisme vooral een teken dat waarheid haar zeggingskracht heeft verloren. En zie je de flagrante onwaarheden van populisten als Donald Trump, Boris Johnson of Thierry Baudet vooral als een aanval op de feiten – de feiten over klimaatverandering, migratie, de Europese Unie of de landbouwindustrie.

Maar de onderliggende aantrekkingskracht van het nostalgisch nationalisme blijft dan buiten zicht. Die aantrekkingskracht is dat het een weliswaar gelogen maar niettemin coherent en tot de verbeelding sprekend antwoord heeft op de grote paradox van onze tijd: dat we, om vooruit te gaan, enkel terug hoeven te keren naar vroegere tijden.

Zo bekeken zijn we niet zozeer een post-truth society, een samenleving die haar geloof in waarheid kwijt is, als wel een post-progress society, een samenleving die gaandeweg haar geloof in een betere toekomst is kwijtgeraakt. Een samenleving waarin individuen nog wel vooruitgang kennen – in hun carrière, in koopkracht, of op de sociale ladder – maar die als collectief geen perspectief heeft om naar te streven. Die daardoor, geconfronteerd met ongeëvenaard grote problemen en immense onzekerheden, steeds behoudzuchtiger wordt, en zelfs gaat terugverlangen naar een verleden dat nooit heeft bestaan en ook helemaal niet terug kán keren.

De onwaarheden die het publieke debat nu kenmerken, en tot de term post-truth hebben geleid, komen immers stuk voor stuk voort uit een fundamentelere onwaarheid daaronder: dat vooruitgang achter ons ligt; in ons verleden in plaats van in onze toekomst.

Voor die ‘onwaarheid’ is maar één werkelijke remedie. Die remedie is niet: de onwaarheden van de nostalgisch nationalisten – hun klimaatontkenning, hun vreemdelingenfobie, hun romantische leugens over het boerenbestaan – factchecken tot we een ons wegen.

Nee, die remedie is: een nieuw verhaal over vooruitgang in de tijd die vóór ons ligt. Geen verhaal over wat er allemaal niet meer mag of kan om de planeet van de ondergang te redden; geen ‘apocalypsofie’ die vertelt hoe we ‘goed kunnen uitsterven’; geen maatregelenpolitiek onder het mom van ‘doen of doodgaan’; geen ecodictatuur met minder-van-alles als enige belofte.

Het antwoord op de leugens van het nostalgisch nationalisme is een verhaal over een betere wereld voor ons, onze kleinkinderen en de natuurlijke wereld

Nee, het antwoord op de leugens van het nostalgisch nationalisme is een verhaal over een betere wereld voor ons, onze kleinkinderen en de natuurlijke wereld waar we allemaal afhankelijk van zijn. Een verhaal dat niet het egoïsme en de kwaadwillendheid van de mens benadrukt, maar juist onze verbondenheid en welwillendheid vooropstelt. Een verhaal dat niet slechts onze onafhankelijkheid en individualiteit bejubelt, maar juist onze afhankelijkheid en samenwerking bezingt. Dat de natuur niet beschouwt als een oneindige bron van geprivatiseerde rijkdom, maar als een ecosysteem dat een gezamenlijk welzijn mogelijk maakt. Een verhaal dat de economie niet voorspiegelt als een arena van competitie tussen concurrenten, maar als een netwerk van samenwerking tussen collega’s.

Dat vrijheid niet omschrijft als een uitdijende ruimte van het individu om eigen keuzes te maken ten koste van de gemeenschap, maar als een uitdijende ruimte van de gemeenschap om keuzes mogelijk te maken voor ieder individu. Dat solidariteit niet ziet als de straf die je betaalt voor het falen van een ander, maar als de voorwaarde voor het succes van jezelf. Dat groei niet definieert als een steeds schevere verdeling van steeds schaarsere middelen, maar als een steeds eerlijker verdeling van steeds grotere overvloed. Dat kennis en informatie niet ziet als producten om in ieders behoefte te voorzien, maar als publieke goederen die een gemeenschappelijke realiteit vormen.

Een verhaal, kortom, dat waarheid ziet als iets wat we delen in plaats van wat ons verdeelt, met een nieuw idee van vooruitgang als kern.

Want als het verleden geen vooruitgang biedt, zullen we de toekomst opnieuw moeten verbeelden.