Hoe zorg je dat iets niet gebeurt? Deze kinderpsychiater zweert bij preventie

Lynn Berger
Correspondent Zorg
Fotograaf Yara van der Velden ging in opdracht van De Correspondent langs bij buurthuis Lab6 in Slotervaart, waar jongeren zonder afspraak terecht kunnen voor een gesprek. Op de foto's zie je de oefening 'weightsharing', die gaat over het aanvoelen van gelijkwaardigheid en gedeelde steun.

Hoe langer jongeren rondlopen met mentale klachten, hoe groter de kans op ernstige psychische problemen, zegt hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Arne Popma. Daarom pleit hij voor meer preventie – op school, in het buurthuis én online.

Elke maandagmiddag zitten in jongerencentrum Lab6 in de Amsterdamse wijk Slotervaart drie vrijwilligers klaar om te zorgen dat dingen niet gebeuren. Om precies te zijn: ze zitten klaar om te zorgen dat jongeren geen ernstige psychische klachten ontwikkelen. In een knus lokaal vlak bij de ingang wacht het drietal – een gepensioneerde psychiater en twee jonge studenten – tot er iemand binnenkomt: dan kan de preventie beginnen.

Als je het kinderpsychiater Arne Popma vraagt, is dit een sprekend voorbeeld van goede preventie: laagdrempelig en op een plek waar jonge mensen sowieso al komen – bijvoorbeeld om te voetballen of muziek op te nemen, want dat kan hier ook allemaal.

Hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Arne Popma

is hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie aan het Amsterdam UMC en voorzitter van de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Samen met een groep collega’s heeft hij opgericht, een stichting die op verschillende locaties in het land, waaronder dus in inloopplekken heeft opgezet. Daar kunnen jongeren gratis, anoniem en zonder afspraak terecht voor een gesprek – in persoon, telefonisch, of via de chat – over waar ze dan ook mee zitten.

Bijna de helft van de jongeren voelt zich eenzaam

Hoewel is opgeleid om mentale problemen te behandelen, maakt hij zich net als een groeiende groep beleidsmakers, patiënten en collega’s, hard voor het voorkomen ervan. Voor preventie dus.

Om te laten zien hoe dat eruit kan zien heeft hij me op een winterse maandagmiddag uitgenodigd bij Lab6. Terwijl de vrijwilligers van @ease wachten op aanloop, spreken wij over het belang, en de aard, van preventie. Popma: ‘Voor sommige mensen is de ggz ook een prima plek. Alleen we redden het daar gewoon niet mee. Het is niet genoeg.’

Het gaat niet goed met de mentale gezondheid van jongeren. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek kampt bijna een kwart van de jongeren met slaapproblemen, voelt bijna de helft zich enigszins tot zeer eenzaam en heeft bijna de helft vaak last van 12 procent van de jongeren kampt zelfs met depressie en maar liefst 17 procent dacht in de afgelopen drie maanden serieus aan

Dat is een probleem, want juist als je jong bent, ben je altijd in ontwikkeling. ‘Dus stilstand is eigenlijk achteruitgang in je jeugd’, aldus Popma. Bovendien ligt een vicieuze cirkel op de loer: een tegenslag kan bijvoorbeeld een negatief zelfbeeld in de hand werken, waarop een jongere zich terugtrekt uit een vriendengroep, om vervolgens te vereenzamen. Dat kan weer een negatief effect hebben op schoolprestaties en ervoor zorgen dat iemand minder goed wordt in relaties aangaan, enzovoorts.

Soms mondt zo’n neerwaartse spiraal uit in een ernstige stoornis – een stoornis die, bij tijdige hulp, had kunnen worden voorkomen. Bijna dagelijks hoort Popma verhalen van jongeren waarbij hij denkt: ‘Ah, verdorie, we hadden zo veel kunnen doen om te voorkomen dat het zo heftig werd.’

Hoe hij zich dan voelt, zegt hij, is vergelijkbaar met ‘de longarts die de zoveelste 60-jarige kankerpatiënt behandelt en denkt: “Nu gaan die sigaretten die schappen uit.”’

Preventie op meerdere terreinen tegelijkertijd

De covidpandemie, met haar lockdowns en sociale isolatie, is één verklaring voor de verslechtering van de mentale gezondheid van jongeren, zegt Popma. ‘Maar ook vóór covid zagen we dat angst en somberheid bij tieners al toenamen, het sterkst bij meisjes van

Daar zijn verschillende verklaringen voor, van prestatiedruk op school en onrealistische standaarden op sociale media tot het feit dat we in een maatschappij leven waarin je zelf verantwoordelijk bent voor je succes. ‘Als je dan een keer niet zoveel succes hebt, ben je blijkbaar aan het falen’, aldus Popma. Ook de groeiende inkomensongelijkheid speelt een rol: armoede, ongelijkheid en financiële onzekerheid zijn slecht voor de gezondheid én het

Daar komt bij, zegt Popma, dat we in de samenleving ‘steeds meer praten over mentale gezondheid’ – met als mogelijk gevolg dat jongeren vaker ‘rapporteren dat ze zich angstig of depressief voelen’. In die zin zeggen de zorgwekkende cijfers misschien niet alleen iets over de mentale toestand van jongeren, maar ook over hun vermogen om die toestand te

Als de oorzaken zo wijdverspreid zijn, dan moet preventie óók op meerdere terreinen tegelijkertijd plaatsvinden. ‘Honderdvijftig jaar geleden waren infectieziektes ons grote gezondheidszorgprobleem’, zegt Popma. ‘En dat hebben we niet opgelost door nog meer dokters of nog meer medicatie, maar door timmermannen en loodgieters riolering te laten aanleggen en voor schoon water te zorgen. We moeten nu de riolering van de eenentwintigste eeuw voor mentale gezondheid ontwikkelen.’

Kinderpsychiater Arne Popma en Lab6-programmamaker Abid Tounssi

Jongeren willen dat er iemand naar ze luistert

Veel onderdelen van die ‘riolering’ zijn er al, vertelt Popma. Denk aan hulp waarvan is bewezen dat ze jongeren met beginnende klachten – slaapproblemen, sombere gevoelens, angstigheid – kan behoeden voor erger. ‘Als je twintig redelijk functionerende mensen met paniekklachten helpt met kortdurende praattherapie, weten we dat je bij één iemand een serieuze paniekstoornis voorkomt’, zegt Popma. ‘Vergelijk het met een daar moet je eerst honderdtwintig mensen een pil voor geven, om in ieder geval één hartaanval te voorkomen.’

Toch vindt slechts een derde van de jongeren met mentale klachten de weg naar professionele De rest blijft weg – bijvoorbeeld omdat ze zich schamen, de symptomen niet goed herkennen, of de ggz niet vertrouwen. Vinden ze de weg tóch, dan staan ze vaak maandenlang op een

Om erachter te komen hoe zulke preventieve hulp beter bij jongeren terecht kan komen, ging Popma met ze in gesprek, onder meer als bestuurder van MIND Us, een stichting die de mentale weerbaarheid van jongeren wil vergroten. Waarom duurde het zo lang voor ze hulp zochten en vonden ze de ggz vaak zo ondoordringbaar? Popma: ‘Het antwoord was vaak: “Ik wil graag dat ik ergens gewoon naar binnen kan lopen, en dat ik met iemand praat die dan vooral goed luistert.”’

Daarom werd @ease opgericht. Het is gebaseerd op een initiatief uit Australië, waar jongeren gemiddeld zeven jaar bleken te wachten voor ze hulp zochten bij hun psychologische klachten. Tieners en jonge twintigers kunnen er in gesprek met twee vrijwilligers, die ook jong zijn, vaak ervaringsdeskundig, en getraind ‘om vooral te luisteren’. Zonder meteen een diagnose te stellen dus, en ook zonder te schrikken van andermans

Door in een vroeg stadium een luisterend oor te bieden, en waar nodig de weg te wijzen naar professionele hulp, hoopt @ease te voorkomen dat beginnende klachten uitmonden in ernstigere stoornissen. Want de informatie daarover, zegt Popma, ‘is nu een soort jungle voor jongeren – helemaal niet toegankelijk’.

Vrijwilligers van @ease Isabel Boerrigter en Christianne Westdijk

Preventieve hulp kan ook op school en op de sportclub

@ease is één manier om de van de eenentwintigste eeuw te vergroten, maar zeker niet de enige, zegt Popma. Want hoewel veel jongeren van de inloopplekken gebruikmaken, komen er heel veel ook niet. ‘Voor veel jongeren is dit nog helemaal niet de plek waar ze zomaar binnenlopen. We zouden juist die jongeren moeten opzoeken en vragen wat ze nodig hebben. Misschien blijkt dan dat ze helemaal niet op een inloopplek zitten te wachten, maar bijvoorbeeld op een voetbalteam met een psycholoog.’

Popma: ‘We hebben in Nederland op elke hoek zo’n defibrillator hangen. En heel veel mensen hebben intussen een reanimatiecursus gedaan. Waarom zouden we dat niet ook doen voor mentale gezondheid?’

Oftewel: overal waar jongeren komen, zou preventieve hulp kunnen worden aangeboden. Van het buurthuis tot de sportclub, van school tot op sociale media. Zo zijn er ‘hele mooie lesprogramma’s’ om leerlingen te leren omgaan met tegenslag, zegt Popma. ‘Die zou je gewoon kunnen invoeren op scholen.’ Ja, leerkrachten hebben het druk genoeg, en misschien vinden zij het óók lastig om over mentale problemen Maar een docent hoeft geen hulpverlener te zijn: het helpt al ‘als kinderen leren dat er variatie is in hoe ze met dingen omgaan’.

Vooruitgang zit in een groter verhaal

Het roept de vraag op wie er uiteindelijk verantwoordelijk is voor het ophangen van die defibrillatoren. Deels, zegt Popma, is dat de taak van de wetenschap en de geestelijke gezondheidszorg. Maar het is óók de taak van scholen, buurthuizen en sportclubs –

En het is een taak van de politiek, zegt hij. Want veel risicofactoren voor mentale problemen, zoals armoede, ongelijkheid, overvolle klassen, of pestgedrag, zijn collectief van aard. Dat aanpakken begint ‘bij een [politiek] bewustzijn dat je ook een maatschappij kunt inrichten waar welzijn in het regeerakkoord staat. Dat hebben ze in en

In die landen geldt het adagium ‘health in all policies’: bij elk beleidsvoorstel moet worden onderzocht wat de gevolgen ervan zijn voor de volksgezondheid, en staat het bevorderen van de volksgezondheid centraal. ‘In Nederland heb je wel een Rijkswaterstaat, waarin alles wat met verkeer en water te maken heeft bij elkaar zit en wordt gemonitord. Maar we hebben niet een ‘Rijksmentalestaat’. Terwijl dat wel nodig is. Ik denk dat we een groter narratief nodig hebben, en dat we dan echt vooruitgang kunnen boeken.’