Het is tijd om onze definitie van succes te veranderen. Het is tijd voor morele ambitie
Ieder jaar presenteert de Quote een saaie lijst van 500 rijke mensen die vooral rijk zijn. Al die ambitie om zo veel mogelijk geld te verdienen – wat als je die eens zou inzetten om de wereld drastisch te verbeteren?
Sinds 1997 publiceert het tijdschrift Quote ieder jaar een lijst met de vijfhonderd rijkste Nederlanders. Volgens sommigen is dit de lijst der lijsten, met rolmodellen die stuk voor stuk de top van de Olympus hebben bereikt. Anderen vinden het juist een lijst van graaiers, met hebzuchtige types die hun fortuin bij elkaar hebben geharkt over de rug van anderen.
Wat ik altijd denk? Wat een saaie lijst. Jaar in, jaar uit blader je langs een parade van voorspelbaarheid en eentonigheid.
Zo werd de Quote 500 ook vorig jaar weer gedomineerd door erfgenamen (die zelf niks bereikt hebben), pandjesbazen (die hun centen op een doodsaaie manier verdienen), flitshandelaren (die niets toevoegen aan de samenleving), olie- en gasverkopers (die dankzij de oorlog in Oekraïne een topjaar draaiden) en in Monaco woonachtige sporters (die te beroerd zijn om belasting te betalen in Nederland).
Natuurlijk staan er ook rijke mensen in met prima bedrijven, die pils of patat, cartridges of campingartikelen verkopen. Maar voor dit soort lui geldt dat ze in principe inwisselbaar zijn. Het is niet alsof we voor altijd verstoken waren gebleven van raambekleding als de vader van Ralph Sonnenberg (nummer 2 op de lijst) Luxaflex niet in de markt had gezet. Het is niet zo dat we voor eeuwig zonder waterig bier hadden gezeten als (de erfgename van) Heineken – nummer 1 op de lijst – er niet was geweest.
Een handvol Quote 500-leden houdt zich gelukkig wel bezig met de grote uitdagingen van onze tijd. Denk aan Stijn Vos, die een imperium van zonnepaneel-montagesystemen bouwde, of Bart Lubbers en Michiel Langezaal, de grondleggers van het snellaadnetwerk Fastned. Je hebt zelfs een enkel lid dat het verschil maakt door flink te doneren, zoals TomTom-oprichter Pieter Geelen, die miljoenen stak in de strijd tegen lepra.*
Maar zulke uitzonderingen bevestigen de regel van suf en saai. De meeste rijke mensen doen niet veel bijzonders voor de kost, en niet veel boeiends met hun vermogen. Ze hebben een boel dure auto’s, een boel dikke villa’s en een zo groot mogelijk jacht om – ja, waarom eigenlijk? Om hun innerlijke leegte te verhullen?
Eén ding is zeker: de meeste leden van de Quote 500 zullen niet in de geschiedenisboeken belanden. Na hun dood worden ze al snel vergeten, gewoon omdat er weinig te herinneren valt. ‘Mensen kunnen hun hele leven bezig zijn met het beklimmen van de ladder van succes,’ schreef de romancier Allen Raine eens,* ‘om er eenmaal boven achter te komen dat de ladder tegen de verkeerde muur staat.’
Twaalf mannen met zwarte hoeden die de geschiedenis veranderden
Kan het anders? Natuurlijk. De geschiedenis zit immers vol met ondernemende types die een enorm verschil hebben gemaakt.
Kijk maar naar de abolitionisten, de beweging tegen de slavernij die opkwam in de achttiende eeuw. Nu moet je weten: in landen als Nederland, Spanje en Portugal heeft het abolitionisme nooit veel voorgesteld. In Frankrijk had je wel een paar activisten die ageerden tegen de slavenhandel, maar dat waren vooral schrijvers en intellectuelen, en zij kregen weinig voor elkaar.*
Hoe anders was dat in Groot-Brittannië. Daar ontstond een immense anti-slavernijbeweging. In de zomer van 1787 verspreidde deze zich als een lopend vuur over heel het land. De kranten stonden er vol mee en in de koffiehuizen ging het over weinig anders. ‘Als je de geschiedenissen van alle volkeren bestudeert,’ zou een Fransman veel later schrijven, ‘betwijfel ik of je zoiets buitengewoons of schitterends zult vinden.’*
De aanstichters: twaalf mannen met zwarte hoeden. Op 22 mei 1787 waren ze samengekomen in een kleine drukkerij aan George Yard nummer 2, in hartje Londen. Daar, tussen de inktpotten, drukletters en stapels papier, richtten zij de Society for the Abolition of the Slave Trade op.*
De directe Britse inspanningen zorgden voor de afschaffing van ongeveer 80 procent van de slavenhandel
Eén ding fascineert me nog het meest aan deze club van twaalf. Het waren vooral ondernemers. Maar liefst tien van de twaalf hadden een eigen bedrijf.* Als er toen een Quote 500 was geweest, hadden sommigen er misschien wel in gestaan. Maar in tegenstelling tot de meeste rijkelui in het Nederland van nu, maakten zij wél een historisch verschil. Hun verhaal zal over eeuwen nog verteld worden.
Na een strijd van vijftig jaar werd de slavernij afgeschaft in het hele Britse rijk. Ondertussen dwongen de Britten tientallen andere landen, inclusief Nederland, om te stoppen met het verhandelen van mensen. ‘De directe Britse inspanningen’, schatten twee onderzoekers, ‘zorgden voor de afschaffing van ongeveer 80 procent van de slavenhandel.’* Dit heeft historici tot een duizelingwekkende conclusie gebracht. Zonder de Britse beweging had het veel langer kunnen duren voordat de slavernij was afgeschaft – als het überhaupt al was gebeurd.
Vier principes voor morele pioniers
De Britse abolitionisten laten zien wat er kan gebeuren als je de ambitie van een ondernemer combineert met het idealisme van een activist. In de afgelopen jaren ben ik het ‘morele ambitie’ gaan noemen.
Morele ambitie is de wil om de wereld drastisch te verbeteren. Om je carrière te wijden aan de grote problemen van onze tijd, of het nu gaat om klimaatverandering of kindersterfte, belastingontduiking of de volgende pandemie. Het is het verlangen om het verschil te maken, en iets achter te laten wat er werkelijk toe doet.
Ik denk dan ook dat we een veel interessantere lijst van ondernemers kunnen opstellen. Dan heb ik het niet over de meest vermogende types, maar over de meest ambitieuze én idealistische doeners. Vijfhonderd rolmodellen die het meest hebben bereikt voor Nederland en de wereld. Geen Quote 500, maar een Impact 500.
Aan wat voor criteria zouden we dan moeten denken? Tijdens mijn onderzoek naar het abolitionisme en andere bewegingen, zoals die voor het vrouwenkiesrecht, ontdekte ik dat er minstens vier principes zijn waardoor morele pioniers zich laten leiden. Vier principes die we kunnen gebruiken om onze Impact 500 op te stellen.
Principe 1: Bewustzijn is niet genoeg
In progressieve kringen klinkt al jaren hetzelfde geluid: er zou behoefte zijn aan ‘een nieuw verhaal’, een nieuw ‘beschavingsideaal’ en nieuwe ideeën, vergezichten en utopieën. De grote revolutie zou met een nieuw bewustzijn moeten beginnen.
Maar het punt is: bewustzijn wordt nogal overschat. Mensen vertellen elkaar de mooiste verhalen, om er vervolgens weinig mee te doen. Psychologen spreken ook wel van de belief-behavior gap.* Morele pioniers beschouwen bewustzijn als een leuk begin, maar beseffen dat het echte werk daarna pas komt.
Principe 2: Vind een gat in de markt
Uiteindelijk gaat het er niet om wat je zegt of doet, maar om wat je bereikt. En als je doet wat iedereen al doet, bereik je waarschijnlijk niet veel.
Moreel ambitieuze mensen weten dat ze prioriteiten moeten stellen en richten zich op ‘de drie O’s’: de meest omvangrijke, oplosbare én onderbelichte problemen van de wereld. Dat wil zeggen: ze zijn steeds op zoek naar het ‘gat in de markt’ van het weldoen. En dat is een markt met veel meer gaten dan de markt voor pils en raambekleding, want er is geen verdienmodel dat ze opvult.
Principe 3: Wees realistisch
Als je de wereld wilt veranderen, moet je de werkelijkheid zien zoals zij is, niet zoals je zou willen dat ze is. Je idealisme mag niet overgaan in wensdenken. Daarnaast is het belangrijk om ‘epistemische bescheidenheid’ te betrachten.*
De wereld is nu eenmaal razend complex en er zijn talloze dingen die je niet weet of waar we niet zeker van zijn. En dus is het zaak om een nieuwsgierige en onderzoekende houding te cultiveren, en je er niet voor te schamen om bij te sturen of fouten toe te geven. Als de feiten veranderen, dan verander je van mening. En als iets niet werkt, dan probeer je wat anders.
Principe 4: Hou vol, ook als het moeilijk wordt
Mensen met morele ambitie begrijpen dat hun reis een marathon is, geen sprint. Ze beseffen dat hun missie jaren, decennia of zelfs hun hele leven kan duren. Van de twaalf oprichters van de Society for the Abolition of the Slave Trade, leefde er maar één lang genoeg om de afschaffing van de slavernij mee te maken. Van de 68 vrouwen die bijeenkwamen op de eerste Amerikaanse vrouwenrechtenconventie in het dorpje Seneca Falls in 1848, was er nog maar één in leven toen het vrouwenkiesrecht werd ingevoerd (en zij was ziek op de dag van de verkiezingen).*
Doorzettingsvermogen is, kortom, cruciaal.
Een andere definitie van succes
Ik moet toegeven dat het lastig zal zijn om die Impact 500 te maken. Want hoe gaan we dit meten? Quote moet al veel moeite doen om het vermogen van de rijkste Nederlanders te achterhalen, en je impact op het welzijn van de wereld is nog veel moeilijker te berekenen. Zoals Einstein al zou hebben gezegd: ‘Niet alles wat telt, kan geteld worden, en niet alles wat kan worden geteld, telt.’
Toch heb ik wel een paar namen in mijn hoofd. Namen van Nederlandse ondernemers die ik bij dezen zou willen nomineren voor een eervolle vermelding in de Impact 500. Dan heb ik het over pioniers die druipen van het idealisme, groots durven denken én veel hebben bereikt.
- Denk aan Jacqueline van den Ende, oprichter en CEO van Carbon Equity, die al meer dan 150 miljoen euro ophaalde voor haar knalgroene beleggingsplatform, dat investeert in risicovolle maar veelbelovende innovaties, zoals CO₂-vrij cement, vleesvervangers en gigabatterijen. Naar eigen zeggen staat ze ‘met één been in de Quote 500, en met het andere in Extinction Rebellion’.
- Of denk aan de natuurkundige Adnan Oner, die eerst nog zonnebrillen verkocht, maar toen duizend papers over klimaatverandering las, en vervolgens zijn fermentatiestart-up Farmless oprichtte (waarvoor hij onlangs nog bijna 5 miljoen aan durfkapitaal ophaalde, zo lees ik in Quote). De missie van Oner? Een revolutie in de landbouw.* Farmless ‘brouwt’ de eiwitten die in vlees zitten met behulp van microben, wat veel duurzamer is dan de huidige vleesindustrie.
- Of neem Willemijn Verloop, de ondernemer en investeerder die al op haar 25ste War Child Nederland oprichtte.* Ze is medeoprichter van Social Enterprise NL, een platform voor sociaal ondernemerschap, en van Rubio, een fonds vol idealistisch durfkapitaal voor knetterambitieuze ondernemers met systeem veranderende innovaties.
- Of Jaap Goudsmit, de vermaarde viroloog en medeoprichter van Leyden Labs, een bedrijf dat werkt aan neussprays met antistoffen tegen griep en corona. Als dat lukt, hebben we een geweldig nieuw wapen in de strijd tegen de volgende pandemie. Vorig jaar haalde Leyden Labs maar liefst 125 miljoen euro (!) aan durfkapitaal op om die droom werkelijkheid te maken.*
En zo kan ik nog wel even doorgaan. Wat zulke rolmodellen ons leren, is dat we onze definitie van succes kunnen veranderen. ‘Wat als het spel niet gaat om hoeveel je verzamelt, maar om hoeveel je achterlaat?’ schreef Jacqueline van den Ende onlangs nog in haar column in… Quote. ‘Wat als we niet optimaliseren voor eigendom, maar voor nalatenschap? Echte winnaars staan in de geschiedenisboeken, niet alleen in de Quote 500.’