Op deze school geeft een tweede-eeuwse innovatie leerlingen zelfvertrouwen en rust

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
De beelden bij dit verhaal zijn gemaakt door Annegien van Doorn (voor De Correspondent).

Technologie is niet neutraal. Toen de Montessori Campus Almere overstapte op een nieuwe, digitale leeromgeving zagen leraren het onderwijs – én hun leerlingen – dan ook veranderen.

In het gloednieuwe gebouw van de Montessori Campus Almere werken ze sinds vorig schooljaar met een heel nieuwe technologie.

Het papieren schriftje waar leerlingen sinds kort mee werken is 21 bij 15 centimeter groot, en er zit een ringetje doorheen. Op de voorkant staat: ‘CAMPUSBOEKJE. Periode 1.’ Het schriftje is het resultaat van een jarenlange zoektocht naar de beste methode van de montessorischool om de voortgang van leerlingen bij te houden.

In den beginne was er Bert

Tot tien jaar geleden werkte met een eigen, digitaal systeem om inzichtelijk te maken hoe leerlingen ervoor stonden. Het systeem was ontworpen door Bert.

Berts systeem werkte heel eenvoudig. Er stond alles in wat een leerling in een periode moest leren. Als een leerling met een leerdoel bezig was, maakte hij het vakje achter dat doel geel. Als een leerling dacht een leerdoel te beheersen, maakte hij het blauw. Zo’n blauw vakje was voor de leraar aanleiding om in actie te komen: tijd om te checken of een leerling de stof inderdaad begrepen had. Was dat zo, dan tekende de leraar dat doel ook af in het systeem. Groen.

Het systeem van Bert werkte fantastisch, weet Emma Gribling nog. Destijds was ze leraar op de school, inmiddels is ze er rector. Het past bij montessorionderwijs dat leerlingen zelf laten zien wanneer ze iets af hebben, vertelt ze me in haar kantoor, waardoor leraren weten: hé, ik moet naar iets van jou kijken. In het regulier onderwijs is dat vaak andersom: laat mij eens zien wat jij gedaan hebt.

Maar Berts systeem bracht ook problemen met zich mee. Het was ‘te handgemaakt’ om er data uit te halen om analyses op los te laten. En dat was wel wat de Onderwijsinspectie van de school verwachtte.

‘De leraar’
‘De onderwijsinspectie’
'Vertrouwen is iets wat je geeft'? Als kind vond Duijne dat maar een stomme zin

Gribling: ‘​​Ik moet aan de inspectie verantwoorden hoe ik zicht houd op kwaliteit. Alles wat er in het gebouw gebeurt, moet ik kunnen zien en begrijpen.’ Gribling geeft een voorbeeld: ‘Als leerlingen in de bovenbouw allemaal een 5,5 halen voor een vak terwijl ze in de onderbouw allemaal een 8 stonden, dan moet ik dat weten. Dan kan je daarover met elkaar in gesprek, een verbeterplan maken of een interventie bedenken. Daarvoor is het nodig dat je met één druk op de knop die resultaten naar boven kunt halen.’ In Berts systeem kon dat niet, terwijl dat in grote, digitale leerlingvolgsystemen als Magister en Somtoday wel kan.

Vijftien jaar geleden ging de school daarom een van die twee grote systemen gebruiken om de administratie in bij te houden. En om met niet te veel systemen tegelijk te werken (dat leidde tot meer werkdruk), koos de school er vijf jaar later voor voortaan ook de ‘leeromgeving’ van het leerlingvolgsysteem te gaan gebruiken om de voortgang van leerlingen bij te houden. Exit Bert.

Daarmee, zegt Gribling, veranderde er – langzaamaan en onbedoeld – ook iets. Aan het onderwijs, én aan het gedrag van leerlingen. ‘Al die systemen zijn gericht op wat het kind allemaal fout kan doen’, zegt Gribling. ‘Daarmee doof je wel echt een beetje het vuur van die kinderen.’

Help mij het zelf te doen

Jenella Duijne (26), docent geschiedenis en teamleider, maakte die verandering, net als Gribling, mee.

Ze is ook oud-leerling van de school, en werkte destijds met het systeem van Bert. De school heeft haar een stukje vertrouwen gegeven, zegt ze. Ze haalt de oud-rector van de school aan, die altijd zei: ‘Vertrouwen is iets wat je geeft.’ Als kind vond ze dat maar een stomme zin. Ze dacht: hoe bedoel je, ‘geeft’? Vertrouwen moet je toch van iemand winnen?

‘Nu ik ouder ben, snap ik het wel.’ Het vertrouwen dat leerlingen krijgen is wat ze zo waardeert aan het montessorionderwijs.

Waarom zou je het in het systeem willen zetten als een leerling een keer z’n smartphone bij zich heeft?

Aan het begin van de twintigste eeuw ontwikkelde de Italiaanse arts en pedagoog Maria Montessori (1870-1952) veel waar leerlingen zelf mee aan de slag konden gaan en van konden leren.

‘De montessoriplant’

Ook belangrijk in het montessorionderwijs is de keuzevrijheid van leerlingen. Naast de ‘lijn van de leraar’ – wat de leraar in welke week behandelt – is er ook een ‘lijn van het kind’. Een ‘normtempo’ geeft aan wat een leerling per week zou kunnen doen om bij te blijven, maar het staat leerlingen vrij daarvan af te wijken. Huiswerk, per les opgegeven, bestaat er dan ook niet. Een leerling kan er bijvoorbeeld voor kiezen om twee weken volledig aan wiskunde te besteden, om daarna de ‘achterstand’ die hij bij Frans heeft opgelopen (al dan niet thuis) in te halen.

Montessorionderwijs draait, kortom, om autonomie in een fysieke wereld. Het moet leiden tot actieve leerlingen, in het montessorionderwijs samengevat in twee leuzen: ‘Help mij het zelf te doen’ en

Hoe de Montessori Campus Almere veranderde

Toen Duijne in 2017, twee jaar nadat ze eindexamen had gedaan, als docent terugkeerde op de montessorischool in Almere, was het systeem van Bert net vervangen.

Het had de school veranderd, zag Duijne. Want die grote leerlingvolgsystemen, weet Duijne, zijn gemaakt voor de gemiddelde school in Nederland. En het gros van de scholen gaat veel meer uit van controle door de docent dan in het montessorionderwijs gebruikelijk is. Niet de leerling, maar de leraar bepaalt wat er per week door iedere leerling gedaan moet worden, wat er in de les moet gebeuren en wat het huiswerk is voor de volgende keer. In Magister en Somtoday kan een docent bijhouden wie zijn huiswerk niet heeft gemaakt, wie er afwezig is en – sinds kort – wie tegen de regels in zijn smartphone bij zich heeft.

‘Waarom zou je het in het systeem willen zetten als een leerling een keer z’n smartphone bij zich heeft?’, vraagt Duijne zich af. ‘Dat zegt niets over de ontwikkeling van een kind. En als je dat in jóúw lessen ziet, heb jíj daar als docent iets aan te doen.’

Waar montessorionderwijs draait om autonomie in een fysieke wereld, biedt het leerlingvolgsysteem vooral controle in een digitale wereld. Geen goede match dus. ‘Het ging meer op regulier onderwijs lijken’, zegt Duijne over wat er veranderde toen zij als leraar terugkeerde op haar school.

Van de keuzevrijheid voor leerlingen om zelf te bepalen wanneer ze welk werk maakten, bleef steeds minder over. Leerlingen konden in het nieuwe systeem niet zelf aangeven wanneer ze dachten een leerdoel afgerond te hebben. En leraren hadden geen overzicht van waar leerlingen mee bezig waren en wie iets af dacht te hebben. Leerlingen moesten daardoor keer op keer naar de leraar toe stappen om hun werk te laten zien en af te laten tekenen, in plaats van dat de leraar naar hen toekwam. 

‘Ook kwam het de schoolcultuur binnen dat we met “huiswerk” begonnen te werken’, zegt Gribling. Het systeem verplichtte dat niet, maar het lag wel voor de hand het zo te gebruiken. Leraren kunnen er immers per les in aangeven wat er moet gebeuren, dus gingen ze dat doen. Ook Duijne en Gribling, beide ervaren montessorianen, hadden moeite het systeem meer montessoriaans te gebruiken.

Ik dacht: ik ben toch geen kleuter?!

Gribling vroeg of er dan in ieder geval een ‘T’ voor dat woord ‘Huiswerk’ kon komen te staan. ‘Thuiswerk’, zoals op montessorischolen het werk heet dat leerlingen op school niet afkrijgen. ‘Het is een lullig dingetje,’ zegt Gribling erover, ‘maar essentieel voor montessorionderwijs’. Ze kreeg te horen dat dat niet kon, omdat het dan voor alle scholen zou moeten veranderen.

Gribling en Duijne zagen de scholieren passiever worden. Duijne merkte dat leerlingen naar haar lessen kwamen met een instelling van: maar even afwachten wat er in die les gebeurt, ik zie dan wel wat ik allemaal moet doen. Gribling: ‘Ze deden eigenlijk alleen nog maar wat ze opgedragen kregen.’

Zo goed en zo kwaad als het ging, probeerde de school met de leeromgeving te werken. Maar een goede match werd het nooit. Vorig jaar beoordeelde de Onderwijsinspectie de havo- en vwo-tak van de school met een ‘Onvoldoende’. Natuurlijk kwam dat niet alleen door die nieuwe leeromgeving, maar Gribling zag wel dat er met de invoering daarvan iets belangrijks verloren was gegaan.

Dus belde ze met Bert, om te vragen of hij dat oude systeem weer kon maken.

Bert zei nee.

Gribling: ‘We hebben jaren gestruggeld met het leerlingvolgsysteem, totdat we vorig jaar bedachten: we moeten gewoon terug naar iets tastbaars, iets wat je in je handen hebt, iets wat je met je eigen stift kunt aftekenen, iets wat je altijd bij je moet hebben. Dat geeft ook verantwoordelijkheid, want je mag het niet kwijtraken.’ En dus kwam er een schriftje, een papieren versie van Berts systeem.

Alleen voor de administratie en data-analyse gebruikt de Montessori Campus Almere nog steeds het digitale leerlingvolgsysteem dat op veel scholen wordt gebruikt, maar leerlingen hebben er nauwelijks nog mee te maken.

‘Het schriftje’

Leerling Anna (16) is er blij mee. Wanneer ze zoekt naar woorden, slaat ze uiteindelijk haar campusboekje open. ‘Dít is een heel actieve beweging. Ik ga nu zélf kijken wat ik moet doen.’

In het begin moest ze wel even wennen aan het campusboekje. Ze dacht: ik ben toch geen kleuter?! Anna is ‘supervergeetachtig’ en vergat het boekje in het begin dan ook elke dag. Maar nu, zegt ze, vindt ze het ‘heel erg lekker’. Het laten aftekenen van een leerdoel in het digitale leerlingvolgsysteem gaf haar veel minder voldoening dan nu in haar schriftje. ‘Dat je het gewoon zwart-op-wit hebt staan. Heel tastbaar ofzo. Dat geeft een boost in het werken.’

Een jaar na het oordeel ‘Onvoldoende’ kwam de Onderwijsinspectie nog eens langs, en dat pakte een stuk beter uit. Opvallend is dat de Inspectie na dit tweede bezoek concludeerde dat er ‘vooral tijdens de keuzewerktijd’ een ‘taakgericht leerklimaat’ was. Oftewel: dat leerlingen actiever zijn wanneer ze zelf hun tijd mogen indelen. ‘Dit werd bevorderd door het gebruik van briefjes waarop de leerlingen moesten aangeven waaraan ze gingen werken’, staat in het rapport van de Inspectie. 

Het risico van digitale platformen

‘We hebben ’, zegt Gribling nu over de invoering van de nieuwe, digitale leeromgeving destijds.

Technologie is niet neutraal. Het verhaal van de Montessori Campus Almere laat zien wat een onbedoeld gevolg kan zijn: dat de diversiteit aan scholen kleiner wordt, omdat ze – als ze niet oppassen – onder invloed van digitale leerlingvolgsystemen meer op elkaar gaan lijken.

In een reactie laat Somtoday weten dat de aansluiting op onderwijsontwikkelingen de voortdurende aandacht heeft. Het bedrijf is continu in gesprek met eindgebruikers om de functionaliteit aan te laten sluiten op de onderwijspraktijk. Magister geeft aan dat inspelen op de behoeften van verschillende onderwijstypen een van de grootste uitdagingen is voor de komende jaren. ‘Wij bedienen meer dan zevenhonderd scholen en staan voor de uitdaging om iets te maken wat voor een school aanvoelt als maatwerk. Die balans vinden, is een voortdurende uitdaging.’

Misschien kunnen ze Bert inhuren.