De volgende pandemie komt snel dichterbij: tijd om vogelgriep serieus te nemen
Vooralsnog is vogelgriep niet erg besmettelijk voor mensen, maar daar kan elk moment verandering in komen. In de vee-industrie krijgt het virus precies wat het nodig heeft om een bijzonder dodelijke pandemie te veroorzaken. Waarom komt geen overheid in actie?
Dagelijkse berichten over aantallen doden, overvolle ic’s, het reproductiegetal en nieuwe virusvarianten... Het mensenbrein, althans het mijne, is zo goed in het verdringen van nare tijden dat het hoogtepunt van de coronapandemie meer lijkt op een vage droom dan op iets wat recent is gebeurd.
Maar van overheden mag je meer verwachten. Amnesie is geen excuus voor het feit dat noch Nederland, noch andere landen het gevaar van vogelgriep serieus nemen. Want dit wereldwijd rondrazende virus staat toch echt op het punt om over te slaan op mensen. Om wetenschappelijk tijdschrift Science te citeren: ‘Het zal geen verrassing zijn als we over een paar maanden in een pandemie zitten.’
Een pandemie van deze vogelgriepvariant, H5N1, zou bovendien veel gruwelijker kunnen verlopen dan de coronapandemie. Van de mensen die met H5N1 besmet worden, sterft ongeveer de helft, schat vogelgriep-expert Thijs Kuiken van het Erasmus MC. Dat blijkt simpelweg uit de feiten. Ja, H5N1 springt al jaren op mensen over. Heel soms maar, want het virus is daar nog niet goed in.
Nu zal dit horrorpercentage van 50 procent bij een pandemische variant van het virus volgens Kuiken waarschijnlijk een stuk lager zijn, maar alsnog vele malen hoger dan bij COVID-19. En waar kinderen en jonge, fitte mensen bij COVID-19 veelal gespaard bleven, zal dat bij de vogelgriep niet zo zijn.
Dat is een angstaanjagend vooruitzicht. Waarom nemen overheden dit gevaar dan niet serieus? Het antwoord is hetzelfde als bij die andere grote gevaren waar de wetenschap voor waarschuwt: onzekerheid. Dwing tien experts om een cijfer te hangen aan de kans op een vogelgrieppandemie en je krijgt tien totaal verschillende antwoorden. Liever zouden ze zeggen: ‘Dat weet ik niet.’ Voor overheden een uitstekend excuus om voorlopig geen verregaande en (mogelijk) impopulaire maatregelen te nemen.
Maar dat er iets moet gebeuren om een pandemie te voorkomen, daar zullen die tien experts het over eens zijn. Want op een aantal belangrijke vragen heeft de wetenschappelijke wereld wel een goed antwoord: hoe ontstaat zo’n pandemie, in welk stadium zijn we nu, en wat kunnen overheden doen om het te stoppen?
Waarom is vogelgriep zo gevaarlijk?
Om dat te snappen, heb je een klein beetje basiskennis virologie nodig. Hou je vast.
We beginnen met het virus zelf: dat is niet veel meer dan een stukje genetisch materiaal, omhuld door een schilletje van eiwitten. Op dat schilletje zitten uitsteekseltjes die op de receptoren van dierlijke cellen passen – als sleutels die toegang tot de cel verschaffen. En als dat gebeurt, dan kan die cel dat genetische materiaal gaan gebruiken als een soort recept om nieuwe virussen te maken. Een virus is dus de ultieme parasiet.
Nu laten dierlijke cellen niet zomaar elk virus toe – integendeel. Het spel van sleutels en slotjes luistert nauw, en het virus moet ook aangepast zijn aan de specifieke cel om zich daarin goed te (laten) vermeerderen. Het vogelgriepvirus is van nature gespecialiseerd in – de naam zegt het al – de cellen van vogels. Dat is het al duizenden jaren, maar dankzij de intensieve pluimveehouderij is het virus veel dodelijker geworden.
Het is van oudsher geen virus met pandemische eigenschappen. Daarvoor moet het heel besmettelijk zijn van mens op mens, en ook nog heel ziekmakend. Maar wat niet is, kan komen. Zoals alles in het leven, zijn ook virussen onderhevig aan evolutie: ze veranderen van generatie op generatie, door genetische mutaties die optreden tijdens de productie. Dus hoe hoger de virusproductie, hoe groter de kans op mutaties en hoe sneller het virus evolueert.
Grote kippenstallen zijn regelrechte broedfaciliteiten voor het vogelgriepvirus. Enorme hoeveelheden kippen zitten er onnatuurlijk dicht op elkaar, waardoor het virus zich heel snel vermeerdert en ook sneller evolueert tot een dodelijke variant. Daarom zijn er juist in de afgelopen decennia veel nieuwe en gevaarlijke varianten ontstaan, zoals H5N1.
Waarom lopen mensen gevaar?
Om een antwoord op die vraag te vinden, kijken wetenschappers naar het aantal genetische mutaties dat nodig is om van het huidige virus een variant te maken die een pandemie kan veroorzaken. In het geval van H5N1 gaat dat om een belangrijke eigenschap waardoor het virus van zoogdier op zoogdier over kan springen via de lucht. In 2012 publiceerde de Nederlandse viroloog Ron Fouchier een artikel, nu een klassieker, waarin hij onderzocht hoeveel mutaties daarvoor nodig zijn.*
Fouchier kweekte in een beveiligd laboratorium genetisch gemuteerde virussen, waarmee hij fretten besmette. Het lukte hem niet om zelf een besmettelijke variant te maken, maar toen hij het virus tien keer met een swab handmatig van fret op fret had overgebracht, bleek het virus in de fretten zelf al te zijn geëvolueerd in een versie die heel besmettelijk was via de lucht. Daar had het virus maar vijf mutaties voor nodig.
In 2022 bleek een van de door Fouchier gevonden mutaties ook buiten het lab ontstaan te zijn en breed te circuleren. Dat overige mutaties die ervoor zorgen dat het virus van zoogdier op zoogdier kan overspringen ook spontaan ontstaan en zich verspreiden via de lucht, is volgens Fouchier en anderen onwaarschijnlijker.
Het is tot nu toe dan ook nog niet gebeurd. Maar de kans dat het een keer gebeurt, wordt groter nu het virus steeds dichterbij komt. Sinds vorig jaar circuleert het in de Verenigde Staten onder de zoogdieren die miljarden mensen voeden: koeien. Dit virus besmet niet de luchtwegen van de koe, maar de uiers. Waarschijnlijk wordt dit ‘koeienvirus’ overgedragen van koe op koe via de melkmachine. Via koeien en kippen zijn in de VS al 67 mensen besmet, waarvan er één overleed (dat was overigens wel een kwetsbare persoon). *Vergeleken met het aantal besmette koeien is dat weinig, omdat het koeienvirus mensen niet goed kan besmetten.
Tenminste, vooralsnog. Want onlangs ontdekten virologen dat er nu nog maar één mutatie nodig is om van het koeienvirus een variant te maken die heel makkelijk in menselijke cellen wordt opgenomen, en wel via de lucht . ‘De pandemie staat op het punt te beginnen’, stelde een viroloog daarom in Science afgelopen december.
Kraakt het virus de kluis?
Andere virologen benadrukken liever dat het vooruitzicht nog steeds vooral onzeker is. Want voordat het virus zich echt thuis voelt in menselijke cellen, zijn waarschijnlijk nog wel meer mutaties nodig. En die mutaties moeten dan tegelijk optreden, of precies in de goede volgorde. Epidemioloog Mike Osterholm omschrijft het in Science als het cijferslot van een kluis: eerst zoveel stapjes naar links (mutatie één), dan zoveel naar rechts (mutatie twee), et cetera.*
De geschiedenis van eerdere virusuitbraken wijst uit dat de kans op een pandemie voorheen niet zo groot was. Het spreekwoordelijke cijferslot was zo ingewikkeld dat de kluis niet zomaar openging. We weten dan wel niet hoe groot de kans op een pandemisch H5N1-virus precies is, maar wel dat die kans groter is dan ooit. Grieponderzoeker Seema Lakdawala: ‘Als het H5-virus ooit een pandemie gaat veroorzaken, dan is het nu.’
Kunnen we deze pandemie voorkomen? En zo niet, wat dan?
Een no-brainer: de gemuteerde vorm van H5N1 die in de VS op koeien is overgesprongen en besmettelijk blijkt van koe op koe, moet ingedamd worden. Volgens Thijs Kuiken betekent dit dat er op elk veebedrijf vaak en veel getest moet worden op de aanwezigheid van vogelgriep. Ook moet het transport van melkkoeien en ander vee sterk beperkt worden en moet het transport alleen plaatsvinden als de dieren negatief getest zijn. Er zou veel meer moeten worden geïnvesteerd in de ontwikkeling van een vogelgriepvaccinatie voor koeien, en zo’n vaccinatie zou verplicht moeten worden.
Daarnaast zou het verboden moeten worden om nog ongepasteuriseerde (rauwe) melk te verkopen – pasteurisatie doodt het virus. En ten slotte zouden veehouders goede beschermende kleding moeten dragen en sterk aangemoedigd moeten worden om zich te laten vaccineren tegen gewone griep én vogelgriep.
Het liefst zou je natuurlijk niet alleen de koeienvariant indammen, maar álle gevaarlijke varianten van het vogelgriepvirus. Maar dat is nu te laat, want sinds 2021 circuleert het H5N1-virus (net als een andere gevaarlijke variant, H5N5) permanent onder wilde vogels en zoogdieren over de hele wereld.* Het enige wat rest, is hopen dat deze H5N1-variant snel een ‘gewoon griepje’ wordt voor deze dieren, zoals ook bij covid uiteindelijk gebeurde. In Nederland lijkt het volgens sommige experts die kant op te gaan, maar in andere delen van de wereld – zoals Antarctica – is dat nog maar de vraag.
Doordat H5N1 continu circuleert onder wilde vogels, duikt het ook steeds weer op bij pluimveehouderijen. In de praktijk worden die nu steeds geruimd – dat wil zeggen dat alle vogels gedood worden en daarna verbrand. Wat zou helpen, is een landelijk vaccinatieprogramma – voor kippen bestaan zulke vaccins al.
Maar goed, uiteindelijk is zelfs dít niet genoeg. Zolang de huidige intensieve pluimvee-industrie doorgaat, creëert die om de zoveel tijd nieuwe varianten. De strategie die al decennia wordt gevolgd binnen de Europese Unie, dus ook in Nederland, is om stallen zo virusdicht mogelijk te maken. Gebeurt een besmetting dan toch – en ja, dat gebeurt dus regelmatig – dan worden alle kippen in die stallen stante pede ‘geruimd’. En in gebieden waar het virus heerst, gaat de handel gewoon door, zij het met extra hygiënemaatregelen.
Dat is aantoonbaar onvoldoende: juist uit die grote afgesloten stallen in West-Europa zijn de afgelopen decennia veel van de gevaarlijke nieuwe varianten ontsnapt. Het enige wat écht structureel helpt om een vogelgrieppandemie af te wenden: minder (intensieve) veehouderij.
Wat kan Nederland doen tegen de vogelgriep?
Nederland is het meest veedichte land ter wereld. Minder veehouderij zou hier bepaald geen gek idee zijn – zie ook het stikstofprobleem, het klimaatprobleem, et cetera, et cetera. Het is tot nu toe niet in het hoofd van een landbouwminister opgekomen om deze verregaande conclusies serieus te nemen. Het aanpassen van de veehouderij blijkt keer op keer een brug te ver. Stoppen met die gevaarlijke megastallen, vooral in gebieden met veel wilde watervogels die het virus kunnen verspreiden, wordt op nationaal niveau vooralsnog niet eens overwogen (net zomin als in andere landen, overigens).
Waar de overheid zich nu voor het eerst wel in verdiept, is vaccinatie. Maar ook daarbij wordt niet met enig gevoel van urgentie gehandeld. Dat we nog niet vaccineren, is vanwege de gevolgen die dat kan hebben voor de handel: filetjes van gevaccineerde kippen mogen niet zomaar tussen EU-lidstaten verhandeld worden. Dat heeft te maken met verouderde wetgeving, ooit ingevoerd omdat vaccins antistoffen tegen het virus opwekken. Dat maakte het lastig om grip te krijgen op de besmettingscijfers, omdat de aanwezigheid van antistoffen juist wordt gebruikt als aanwijzing dat de betreffende kip vogelgriep had.
Bij de nieuwste vaccins zijn antistoffen door het vaccin onderscheidbaar van antistoffen door ziekte. Maar versneld grootschalige monitoring, vaccinatie en nieuwe EU-handelsregels instellen lijkt geen prioriteit. Ook niet voor de Nederlandse overheid. We nemen dus het vergrote risico op een pandemie voor lief, om de export van kipfilet maar niet te bemoeilijken.
Om dit wereldprobleem op te lossen, moet de wereld samenwerken
Nederland doet dus weinig om een vogelgrieppandemie te voorkomen, maar we doen nog altijd een stuk meer dan de meeste andere landen. Wie het probleem écht totaal niet serieus nemen, terwijl ze cruciaal zijn om het huidige gevaar van H5N1 in te dammen: de Verenigde Staten.
Juist in de VS, waar het ‘koeienvirus’ nu rondwaart, gedraagt de overheid zich als een kip zonder kop. Zelfs de meest voor de hand liggende maatregelen liet dit land na, in het cruciale beginstadium. Er werd veel te weinig preventief getest bij dieren én mensen – en nu is het hek van de dam: het virus is al gevonden op negenhonderd veebedrijven in zestien staten. En het blijft zich in rap tempo verspreiden.
De nieuwe president van de Verenigde Staten biedt weinig hoop. Hij heeft alle communicatie in de zorgsector stilgelegd, waardoor ook de omgang met wat The New York Times de ‘bird flu crisis’ noemt, nu een grote chaos is. De voor zoogdieren besmettelijke virusvariant zal zich dus verder door de VS en naar andere landen verspreiden. En nog alarmerender: Trump wil uit de WHO stappen. Dat is het wereldwijde orgaan dat onze enige hoop is in de internationale strijd tegen vogelgriep en andere ziektes die we samen kunnen uitroeien.
Laat eens te meer duidelijk zijn: alarm slaan over vogelgriep en andere zoönotische infectieziekten is géén hobby van dierenactivisten. Het betreft hier echt gevaar, dat eens in de zoveel tijd werkelijkheid wordt.
De kans daarop is de afgelopen decennia dramatisch toegenomen, mede doordat overheden er willens en wetens te weinig tegen doen. Daar heeft de wetenschap een mooi woord voor: stupidity .
Als je goed zoekt in je duizenddingenlaatje, dan vind je daar vast nog wel, tussen de andere fysieke herinneringen aan vervlogen tijden, een mondkapje. Bewaar maar, want het komt vast nog wel een keer van pas.