Ga toch weg met je door AI geschreven teksten
Toen bioloog Niko Tinbergen in 1932 Groenland bezocht om een jaar bij de Inuit te leven, raakte hij onder de indruk van alle technologie die zij gebruikten.*
Gingen ze met hun kajak op zeehondenjacht, dan namen ze bijvoorbeeld niet alleen wapens mee, maar ook een hele voorraad ‘wondstoppen’. Vingen ze een zeehond, dan bliezen ze lucht in het dier via de wond die hun kogel, lans of stiletto had gemaakt. Vervolgens dichtten ze de wond met zo’n wondstop, zodat het dier zou blijven drijven.
Afhankelijk van hoe groot de wond was en hoe dik de huid waar de wond in gemaakt was, kozen ze een van de vele soorten wondstoppen. En voor het slepen van de buit gebruikten ze bovendien een arsenaal aan riemen met verschillende soorten gespen.
De Inuit maakten al die voorwerpen zelf.
Een Europeaan die denkt de Inuit te kunnen imponeren met zijn geweer, verrekijker of fototoestel, schrijft Tinbergen, ‘vergist zich dan ook deerlijk’. Hoewel ze vol waardering zijn voor de wonderen van de techniek, is het eerste wat ze hem steeds vragen: ‘Heb je het zelf gemaakt?’
Wanneer Tinbergen daarop keer op keer ‘nee’ moet antwoorden, gaat hun bewondering ‘via verwondering in een soort schouderophalend medelijden over.’
Hoe beïnvloedt AI wat we zelf maken?
Ik moest aan het verhaal van Tinbergen denken toen ik onlangs een artikel las van mediaondernemer en medeoprichter van De Correspondent Ernst-Jan Pfauth, die komende maanden in een reeks verhalen onderzoekt wat artificiële intelligentie (AI) ons kan leren over mens zijn.
Pfauth maakte een nieuw boek, een verzameling van dagelijkse rituelen van creatievelingen, mede gebaseerd op interviews die hij hield voor zijn podcast Jonge Jaren. In het artikel zette hij uiteen welke taken hij daarvoor had uitbesteed aan AI. Zo had hij Perplexity ingezet om interessante citaten van gasten op te sporen in YouTube-video’s (zodat hij die video’s zelf niet helemaal hoefde te bekijken), en Wispr Flow, Perplexity en Claude voor het maken van een draaiboek van de interviews (‘anderhalf uur tijdsbesparing’). Bovendien had hij Claude instructies gegeven als ‘Open met een opvallende anekdote’ om conceptversies van de hoofdstukken voor het boek te schrijven.
Pfauth: ‘Op een gegeven moment maakte ik zó intensief gebruik van AI-tools dat ik me afvroeg: Wat is hier eigenlijk nog míjn werk? Wat kan alleen ik maken? Wat draagt met recht mijn signatuur?’
Het zijn vragen die meer mensen zichzelf zouden kunnen stellen. Op YouTube vind ik tal van video’s van mannen die me uitleggen hoe ik met behulp van AI 1.000 uur kan besparen in 2025,* of hoe ik mijn instructies aan een AI-tool zo kan formuleren dat deze schrijft ‘als een bestsellerauteur’.
‘Ik ben vorig jaar begonnen met deze manier van werken’, reageert iemand onder die laatste video. ‘Nu heb ik al drie succesvolle non-fictieboeken geschreven. Bedankt! Het is makkelijk en ik ben er gek op.’*
Op LinkedIn volg ik een schrijver en keynotespeaker die zich afvraagt wat het in dit AI-tijdperk betekent om schrijver te zijn. Hij haalt een artikel aan waarin een nieuw soort schrijverschap wordt beschreven: de schrijver die niet meer woord voor woord tot zijn tekst komt, maar die zich door AI laat assisteren en beter de ontwerper van een tekst genoemd kan worden.*
Wat volgens Pfauth overblijft wanneer AI veel taken van ons overneemt, is ‘blijkbaar het werk dat enkel mensen kunnen doen’. Pfauth: ‘Precies dát maken deze AI-tools zichtbaar: welke taken echt menselijk zijn. Daarmee kan ik me nog onderscheiden in een tijd waarin iedereen met software als deep research en Claude non-fictie kan “produceren”.’ Volgens Pfauth ontstaat er door de tijdwinst die je kunt boeken met AI-tools ruimte ‘voor het type arbeid dat wij zélf als menselijk ervaren’.
Ik vind het een vreemde redenering. Het lijkt me niet dat alleen taken die niet door technologie vervangen kunnen worden ‘echt menselijk’ zijn.
Je kunt je boodschappen afrekenen bij de zelfscankassa of bij een kassamedewerker, maar alleen aan de boodschappenband is er menselijk contact. Je kunt voor je visite een fabriekstaart kopen of er zelf een bakken, en alleen die zelfgebakken taart zal je complimenten opleveren. Je kind kan een tekening voor je maken of thuiskomen met een door AI gegenereerde tekening, en alleen die zelfgemaakte tekening zul je op de koelkast hangen.
Op zoek naar ‘echt menselijk’ werk
Wat is ‘echt menselijk’?
Heel simpel, lijkt me: niet dat wat alleen een mens kan doen, maar dat wat door een mens gedaan wordt. AI neemt geen taken over die niet ‘echt menselijk’ zijn. Wat AI doet, is taken die door mensen gedaan kunnen worden ontmenselijken.
Schrijven is zo’n taak die je door AI kunt laten uitvoeren, maar waarmee iets belangrijks verloren gaat als je dat doet. ‘Eén uur tijdsbesparing, en een hoop gepeins minder’, schrijft Pfauth over zijn ghostwriter Claude. Maar dat gepeins is nu net wat zo’n taak menselijk maakt. Na uren, dagen, maanden of jaren peinzen tot je eigen tekst komen geeft voldoening. Dat anderen die tekst lezen en waarderen, daarmee kun je alleen tevreden zijn omdat er veel gepeins aan vooraf is gegaan.
Opvallend is dat Pfauth dat zelf ook ziet. Hij merkt op dat hij nog veel meer taken die kwamen kijken bij het maken van zijn boek had kunnen automatiseren maar ervoor koos dat niet te doen, omdat hij bijvoorbeeld ‘het plezier’ niet wilde missen van het vinden van de juiste formulering. Zie, ook daar geldt weer: AI vervangt niet zomaar het werk dat niet ‘echt menselijk’ is, omdat het menselijke niet schuilt in het type werk, maar in het feit dat er een mens aan te pas komt – een mens die plezier kan ervaren.
En ook al zegt Pfauth het plezier van het vinden van de juiste formulering niet te willen missen, toch liet hij voor het nieuwe boek Claude conceptversies van zijn teksten schrijven en hérschreef hij die ‘voor 90 procent’. Als je AI een kleurplaat laat maken en die inkleurt, mag je het resultaat dan een tekening noemen?
Dat lijkt mij niet. Tegen het eind van zijn artikel vraagt Pfauth zich dan ook af of hij zijn AI-gebruik niet gewoon aan het goedpraten is. Nee, verdedigt hij zichzelf: het is in zijn ogen juist noodzakelijk om AI te leren gebruiken, omdat je je alleen een mening kunt vormen over AI door er zelf mee te experimenteren. ‘Als toeschouwer kun je geen inschatting maken.’
Ik vraag het me af. Volgens die redenering moet je het leger in om je een oordeel te vormen over oorlog, en vlees eten om vegetariër te worden. Ik zou het tegenovergestelde willen beweren: juist als grootgebruiker van AI heb je jezelf er zo afhankelijk van gemaakt dat je geen inschatting meer kunt maken.
Leve de inefficiënte mens
Bovendien denk ik niet dat AI ons gaat helpen tijd vrij te spelen om te besteden aan taken die zogenaamd ‘echt menselijk’ zijn, omdat meer efficiëntie in het verleden vooral heeft geleid tot nog meer productie. Wie AI gebruikt om minder te peinzen en efficiënter te werken, lijkt me eerder stukje bij beetje zijn menselijkheid te verliezen, tot het punt waarop hij zichzelf alleen nog de sombere vraag kan stellen wat het eigenlijk betekent om mens te zijn.
Mens zijn is een inefficiënt peinzen en worstelen. Een wereld waarin iedereen met behulp van AI alles kan, is een oninteressante wereld. Als ik naar de film of uit eten ga, kan ik alleen van het resultaat genieten omdat ik weet dat een regisseur of chef-kok er tijd en aandacht aan besteed heeft. Ook als ik een boek lees, ga ik ervan uit dat ik een relatie aanga met de schrijver die zijn naam op het omslag heeft gezet. Wat Ernst-Jan Pfauth onderscheidt in een tijd waarin iedereen met software als deep research en Claude non-fictie kan ‘produceren’, is dat alleen hij Ernst-Jan Pfauth is.
Wanneer ik doorkrijg dat een schrijver zijn teksten door of met behulp van AI laat schrijven, gaat mijn bewondering via verwondering over in een schouderophalend medelijden. Wat zou me er dan nog van weerhouden ChatGPT dat boek voor me te laten samenvatten? Als een schrijver niet de moeite neemt zijn eigen boek te schrijven, hoef ik niet de moeite te nemen dat boek te lezen.