Je sociale status staat in je genen geschreven
Terwijl de Franse econoom Thomas Piketty furore maakte met zijn dikke pil over ongelijkheid, verscheen er een ander boek met nog schokkendere conclusies. Maar dit werk van de econoom Gregory Clark kreeg weinig aandacht, misschien wel omdat zijn bevindingen nauwelijks te verteren zijn. Voor links én rechts.
Hoe groot is de kans om het te maken of te verprutsen? Het antwoord luidt: groot. Uit heel wat onderzoek blijkt dat de welvaart van een familie al in een paar generaties kan zijn verdampt, evenals een boerenfamilie al na een paar decennia een familie van doctorandussen kan zijn.
Of je nu arm of rijk, wit of zwart, man of vrouw bent – iedereen heeft een kans om hogerop te komen. In de vrije, open samenleving zijn er voortdurend mensen die de ladder van het succes beklimmen - of naar beneden tuimelen. Dubbeltjes worden kwartjes en kwartjes worden dubbeltjes. Om de zoveel tijd ververst de samenleving zich, zoals de meeste cellen van een lichaam na een jaar of tien vervangen zijn.
Vroeger, in de middeleeuwen misschien, stond je levenslot nog in de sterren geschreven. Maar anno 2014 kunnen we ons lot in eigen handen nemen.
Nomen est omen
En dan nu het slechte nieuws.
Het wereldbeeld dat oprijst uit de voorgaande drie alinea’s kreeg een paar maanden geleden een mokerslag te verduren. In februari van dit jaar verscheen er een boek dat, in alle ophef rondom een zekere Franse econoom, maar weinig aandacht kreeg. Toch stelt het onze oude ideeën meer op de proef dan de dikke pil van Thomas Piketty.
The Son Also Rises is de titel. De boodschap kan in vijf woorden worden samengevat: sociale mobiliteit is een illusie. Dubbeltjes worden vrijwel nooit kwartjes. De brenger van het slechte nieuws heet Gregory Clark, een Amerikaanse econoom die werkt aan de universiteit van Californië (Davis). In de Nederlandse media kreeg zijn boek geen aandacht, maar dat neemt niet weg dat zijn bevindingen schokkender zijn dan die van Piketty. Waar de Franse econoom bevestigde wat velen stiekem al geloofden - de ongelijkheid loopt uit de hand - sloopt Clark het ene na het andere heilige huisje. Van links én rechts.
Net als Piketty graaft Clark diep in het verleden, op zoek naar de wetten die ons welvaren bepalen. En net als Piketty boort Clark een nieuwe bron aan. Waar de Fransman zijn conclusies trekt op basis van belastingaangiftes, kijkt de Amerikaan naar achternamen. Al eeuwen hebben vaders immers de gewoonte om hun familienaam door te geven aan hun zonen. Het stelde Clark en zijn collega’s in staat om het lot van talloze families met een zeldzame achternaam door de eeuwen heen te volgen, en dat in tal van archieven – van het Zweedse advocatenregister tot het Engelse Domesday Book (uit 1086).
Alle retoriek over ‘verheffing’ en ‘emancipatie’ ten spijt: onze sociale status is net zo erfelijk als onze lichaamslengte
Zo stuitte Clark op het ene na het andere bizarre feit. Om maar iets te noemen: wie een achternaam deelt met een van de Normandiërs die Engeland veroverden in de elfde eeuw (denk aan: Sinclair, Percy, Beauchamp), heeft nu nog steeds – bijna een millennium later – 25 procent meer kans om aan de universiteit van Cambridge of Oxford te studeren. Mocht je afstammen van de Zweedse adel, dan heb je nog altijd zes keer zoveel kans om in het Zweedse register van advocaten te staan. En behoorden je voorouders tot de elite van de Chinese Qing-dynastie dan heb je – ondanks de massa-executies van duizenden ‘klassenvijanden’ onder Mao – nog steeds een veel grotere kans om topman, professor of bestuurder in het moderne China te zijn.
Dit is nogal wat.
Ondanks de verlichting, de industriële revolutie, de komst van het kapitalisme, het massaonderwijs, de verzorgingsstaat, het algemeen kiesrecht, de emancipatie van vrouwen en zelfs de communistische revolutie, is de sociale mobiliteit in alle onderzochte landen (Engeland, VS, India, Japan, Korea, China, Taiwan, Chili en Zweden) nog altijd even klein als in middeleeuwen. Alle retoriek over ‘verheffing’ en ‘emancipatie’ ten spijt: onze sociale status is net zo erfelijk als onze lichaamslengte. Al eeuwen. Overal.
Dus zit het leven tegen? Geef dan vooral je over-over-over-overgrootouders de schuld. Maar liefst 50 tot 60 procent van je maatschappelijke positie kan worden voorspeld op basis van hun sociale status. ‘Ik ben zelf 1 meter 70,’ merkt Clark op. ‘Niemand zal geloven dat ik een kans maak in de nationale basketbalcompetitie. Maar om de een of andere reden denken we dat voor de rest van het leven alles mogelijk zou moeten zijn.’
Kies je voorouders zorgvuldig
Hoe kan het dat de mythe van dubbeltjes die kwartjes worden nu pas wordt doorgeprikt?
Clark denkt dat het conventionele onderzoek naar sociale mobiliteit misleidend is. Lange tijd werd het gemeten door naar één aspect van iemands maatschappelijke positie te kijken. Denk aan: inkomen, vermogen, beroep, huisvesting of onderwijsniveau. En dan blijkt: er zit behoorlijk wat beweging in.
Maar door alleen te kijken naar bijvoorbeeld het inkomen, worden toevallige uitschieters verkeerd geïnterpreteerd. ‘Neem Bill Gates,’ vertelt Clark. ‘Als je zijn status zou afzetten tegen het onderwijsniveau van zijn vader, dan zou je denken dat hij is afgezakt: hij heeft zijn diploma nooit behaald.’ Andersom kan de zoon van een succesvol zakenman aan een studie culturele antropologie beginnen. Dan zal hij vast niet zoveel gaan verdienen als zijn vader, maar dat wil niet zeggen dat hij tot een lagere klasse afzakt. ‘Conventionele studies meten één aspect van status,’ schrijft Clark, ‘maar er is iets diepers wat veel langzamer verandert.’
Hoe langzaam? Voor een familie aan de top duurt het tien tot vijftien generaties (300 tot 450 jaar) voordat hun sociale status weer gemiddeld is. Statistici noemen dit ook wel ‘regressie naar het gemiddelde.’ Op de korte termijn zijn er natuurlijk altijd uitschieters – iemand wint de loterij, een ander gaat failliet – maar op de lange termijn is er veel meer stabiliteit. ‘Kies je voorouders zorgvuldig,’ merkt een collega van Clark dan ook droogjes op.
De jackpot in de grote genetische loterij
En dan heb ik de olifant in de kamer nog niet eens benoemd. De grote vraag is immers: wat is de oorzaak van de lage sociale mobiliteit door de eeuwen heen? Waarom weet de elite zich zo goed te handhaven, of het nu in een feodaal stelsel of in een verzorgingsstaat is?
Is het hun cultuur?
Nee, zegt Clark. Neem de Verenigde Staten: er zijn heel wat culturele groepen met een hoge status, maar die lopen qua afkomst en tradities sterk uiteen. ‘Er zijn representanten van bijna iedere grote religieuze of etnische groep in de wereld,’ schrijft Clark, ‘behalve van de groep die tot het argument leidde dat cultuur de basis van sociaal succes vormt: witte Europese protestanten.’
Je kunt de jackpot winnen in het grote genetische casino, of failliet gaan
Is het dan hun geld, of zijn het de connecties van de elite?
Ook al niet, denkt Clark. Op korte termijn kan een investering in iemands opleiding best helpen. En natuurlijk is het handig als je vader een groot netwerk heeft. Maar het punt is: samenlevingen die het meest investeren in de burgers die onderaan de ladder staan, kennen geen hogere sociale mobiliteit. Zweden is veel gelijker dan de VS, maar dat helpt dubbeltjes nog geen kwartjes worden.
Maar wat is het dan?
Clark windt er geen doekjes om. ‘Je kunt de jackpot winnen in het grote genetische casino, of failliet gaan.’ Het zijn niet zozeer de wetten van de politiek of de wetten van de economie die je status bepalen; het zijn de wetten van de natuur. Het grootste geschenk dat je aan je kinderen kunt geven is niet je geld, je netwerk of je geloof. Het grootste geschenk, dat is je genenpakket. Natuurlijk moeten mensen altijd zelf hun best doen om iets van hun leven te maken, maar volgens Clark is het talent om te excelleren door en door erfelijk.
Verontrustende conclusies
Hoe zeker is dit allemaal?
De Amerikaanse econoom geeft toe dat hij niet kan bewijzen dat genen de belangrijkste rol spelen. En je zou ook kunnen betogen dat de verzorgingsstaat gewoon nog niet genoeg doet, of nog niet lang genoeg bestaat om de schaduw van het verleden weg te nemen. Bovendien is er aanzienlijk bewijs dat racisme en armoede mensen vasthouden aan de onderkant. Hoe het ook zij: de bevindingen van Clark zullen wetenschappers nog jaren bezighouden. ‘Laten we hopen dat hij ernaast zit,’ schrijft de vooraanstaande econoom Benjamin Friedman, die niettemin onder de indruk is van Clarks bewijsmateriaal.
Clark geeft dan ook een aantal sterke argumenten dat suggereert dat genen sterker zijn dan opvoeding, inkomen of cultuur. Neem adoptiekinderen: hun status wordt beter voorspeld door de status van hun biologische ouders dan door die van hun adoptieouders. Het maakt ook niet uit hoe groot een gezin is voor de mate waarin de status wordt overgedragen (iets wat je niet zou verwachten als opvoeding of geld de belangrijkste rol spelen, dan zouden ouders hun aandacht en middelen immers over hun kinderen moeten verdelen.) Bovendien trouwen de culturele groepen aan de top – van de Brahmanen in India tot de Asjkenazische Joden in de VS – vooral binnen de eigen groep. Ze houden hun genen voor zichzelf.
De top van de piramide
Maar als dit klopt, en het vooral de genen zijn die het succes van een familie bepalen, hoe kan het dan dat een culturele, religieuze of etnische groep soms eeuwenlang tot de elite blijft behoren?
Clark komt hier met een fascinerende verklaring. Neem de (christelijke) Kopten in het islamitische Egypte. Al eeuwen staan de ze aan de top van de piramide: de Kopten zijn gemiddeld rijker en hoger opgeleid dan hun landgenoten. Wat wil het geval: toen Egypte 1375 jaar geleden werd veroverd door de Arabieren hoefden de Kopten geen moslim te worden, mits ze een fikse belasting zouden betalen. Het gevolg was dat vrijwel alle arme christenen zich bekeerden tot de islam, terwijl de rijkere Kopten christelijk bleven. Zo ontstond er een religieuze bovenklasse.
Met de Joden is hetzelfde gebeurd, denkt Clark. Juist omdat ze eeuwenlang zijn vervolgd, zijn de Joden met een lage status het vaakst tot een andere religie bekeerd. Zij konden hun geld of connecties immers niet inzetten om hun belagers van zich af te houden. Zodoende wisten de rijkste, slimste en sterkste Joden hun geloof te behouden, met als gevolg dat de Joden in veel landen nu nog altijd zwaar oververtegenwoordigd zijn onder elites.
Met racisme heeft dit allemaal niets te maken. Er is geen sprake van een superieur Joods ‘ras’ of een verheven Joodse ‘cultuur.’ Als je kijkt naar de etnische groepen die in de VS zijn oververtegenwoordigd in bijvoorbeeld het register van artsen, dan zijn dat vooral niet-blanken: zwarte Haïtianen, Egyptische Kopten, Iraanse moslims, enzovoorts. ‘Iedere groep kan, onder de juiste omstandigheden, tot de elite of de onderklasse gaan behoren in een samenleving,’ aldus Clark.
Heilige huisjes
Maar dat maakt zijn onderzoek niet minder verontrustend.
Of je nu SP of VVD stemt, of je nu gelooft in een sterke overheid of liever de nadruk legt op eigen verantwoordelijkheid: Clarks conclusies zijn moeilijk te verkroppen. Links gelooft graag dat er weinig sociale mobiliteit is doordat de samenleving onrechtvaardig is ingericht. Meer overheidsingrijpen zou dat moeten verhelpen. Rechts maakt zich weinig zorgen over ongelijkheid, omdat het gelooft dat een zo vrij mogelijke markt vanzelf voor genoeg sociale mobiliteit zal zorgen. Hoe minder de overheid in de weg zit, hoe groter de kans om de top te bereiken.
De grootste fout die armen hebben gemaakt, is dat ze in het verkeerde gezin zijn geboren
Clark maakt gehakt van beide standpunten. Een dubbeltje heeft weinig kans om een kwartje te worden. En overheidsingrijpen kan daar weinig aan veranderen. Sterker nog, wie pleit voor een wereld waarin mensen vooral op basis van hun talenten worden beloond, pleit voor een door en door ongelijke samenleving. In verkeerde handen zouden Clarks bevindingen zelfs tot nog ranzigere ideeën kunnen leiden. Voor je het weet pleit iemand voor verplichte genetische selectie, in plaats van verplichte schoolgang.
Gelukkig komt Clark zelf tot heel andere conclusies. Hij begon zijn carrière als een fervent aanhanger van de vrije markt, inmiddels is hij pleitbezorger van het Zweedse model. Dat wil zeggen: van een grote verzorgingsstaat. Want als sociale status vooral een kwestie van genetisch geluk is, dan zouden we de nadelen van een lage status zo veel mogelijk moeten beperken. Zweden mag dan geen hogere sociale mobiliteit hebben dan de Verenigde Staten; het is toch een stuk prettiger land om in te wonen. Zeker voor mensen aan de onderkant.
Armoede is geen keuze, schrijft Clark, laat staan een kwestie van eigen verantwoordelijkheid. De grootste fout die armen hebben gemaakt, is dat ze in het verkeerde gezin zijn geboren. ‘Er is absoluut geen reden om de inkomensverdeling die de markt uitspuwt te accepteren. We kunnen die verdeling zelf bepalen.’
Daar komt nog iets anders bij. Als genen ons succes bepalen, dan is er ook niet zoveel ongelijkheid nodig om mensen de juiste ‘prikkels’ te geven om de top te bereiken. Ouders kunnen dan ook ophouden Mozart te draaien in de babykamer en hoeven niet meer krom te liggen om hun kinderen naar de aller duurste privéscholen te sturen. Als het om het succes van je nageslacht gaat is er uiteindelijk maar één echt belangrijke keuze: je partner.
Hoe dubbeltjes alsnog kwartjes worden
In de zomer van 2013 bracht Clark een bezoek aan IJsland. In een klein dorpje aan de kust was hij getuige van het feest waarmee het begin van het visseizoen werd gevierd. Zoals ieder jaar werden er vier zware stenen van verschillende grootte naast elkaar gelegd. Wie in het IJsland van vóór de industriële revolutie de grootste steen kon optillen, kreeg het hoogste loon uitbetaald. ‘We zouden denken dat een goede samenleving niet eindeloos de persoon bestraft die alleen de kleinste steen kan oppakken,’ zegt Clark. ‘Of die, zoals in mijn geval, zelfs de kleinste steen niet kan optillen!’
En inderdaad: IJsland is een andere weg ingeslagen. Inmiddels is het een van de gelijkste landen ter wereld. En ook een van de rijkste, want gelukkig is er ook nog zoiets als collectieve vooruitgang. Verheffing mag op individueel niveau dan wel een illusie zijn; als samenleving zijn we rijker, slimmer en gezonder dan ooit. Zo worden dubbeltjes alsnog kwartjes.