Eindelijk een minister die echt wil nadenken over de toekomst van werk

Rutger Bregman
Correspondent Vooruitgang

Het was 16 februari 2014 toen minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken) het PvdA-congres ‘De laatste tijd verschijnen er in kranten en tijdschriften allerlei apocalyptische voorspellingen over de toekomst,’ vertelde hij zijn toehoorders. De robots zouden komen. Om onze banen in te pikken. En de middenklasse zou worden weggevaagd.

Wat een onzin, vond Asscher.

‘We willen eerlijk werk, we willen goed werk. We willen ook meer werk!’ riep hij zijn toehoorders toe. ‘Er zullen weer meer banen komen.’ De minister vertelde trots over zijn banenplannen: inspiratiedagen voor 55-plussers, sollicitatiecursussen voor jeugdwerklozen en nog veel meer beleidshomeopathie.

Dat wetenschappers steevast gehakt maken van de en dat sommige cursussen van het UWV de werkloosheid zelfs verlengen, deed er kennelijk niet toe. Dat over twintig jaar niet meer bestaat al evenmin. ‘Wij gaan niet somberen over de horrorscenario’s,’ zei Asscher die middag.

Maar soms – het gebeurt – verandert een minister van mening. Afgelopen maandag, slechts zeven maanden na zijn gaat-u-maar-rustig-slapen-speech, Asscher het tegenovergestelde verhaal. Het is helemaal niet vanzelfsprekend, stelde hij, ‘dat we zomaar terugkeren naar de lage werkloosheid van voor de crisis.’ Natuurlijk, machines pikken al eeuwen onze banen in, maar nu gaat het wel heel hard, constateerde hij.

Dat Asscher zo van mening durft te veranderen, pleit voor hem. Het is goed nieuws dat een minister nu eindelijk eens wat fundamenteler na wil denken over de toekomst van werk en inkomen. Toch blijft één vraag nog onbeantwoord. Waar moeten we nu precies bang voor zijn? Massawerkloosheid, denkt Asscher, maar dat lijkt niet zo waarschijnlijk. Er zijn altijd nog wel wat klusjes te verzinnen. Of anders geformuleerd: er is altijd nog wel een miljonair met jeuk op zijn rug.

Waar we eerder bang voor moeten zijn, is de groei van de ongelijkheid. De banen die er nog bij komen, bevinden zich immers steeds vaker aan de onderkant van de economische piramide - in fastfoodrestaurants of verzorgingstehuizen. ‘Arbeidsmarktpolarisatie’ noemen economen het ook wel: de groeiende kloof tussen lousy jobs en lovely jobs. De kapitaalbezitters – die de robots in handen hebben – gaan gouden tijden tegemoet. De gemiddelde werknemer zal het daarentegen steeds moeilijker krijgen naarmate hij met steeds meer robots (die niet moeilijk doen over vakantiedagen, overwerk of medezeggenschap) moet concurreren.

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid schreef het onlangs nog: ‘‘De armen worden armer en de rijken worden rijker’ is ook van toepassing op Nederland.’

Gelukkig had Asscher maandag een paar goede ideeën over hoe we de strijd met de robot aan kunnen gaan: beter onderwijs, lastenverlichting voor de onderkant en hogere belastingen op kapitaal. Voor dat laatste is het trouwens wel goed als Asscher eerst even de Nederlandse status als belastingparadijs afbouwt, een status die we dankzij PvdA’ers als Willem Vermeend hebben

Minister Lodewijk Asscher begeeft zich op een revolutionair denkpad

Toch voelde de minister maandag al aan dat de genoemde maatregelen niet genoeg zullen zijn. Een beetje meer onderwijs, een beetje morrelen aan de belastingen – er is veel voor te zeggen, maar als de exponentiële, technologische vooruitgang in dit tempo doorzet, dan zullen we nog veel harder moeten nadenken over de alternatieven. De arbeidsmarkt functioneert steeds slechter als middel van herverdeling. Uiteindelijk is er een heel ander systeem nodig dat mensen van een inkomen voorziet. ‘Daar moeten we nieuwe instrumenten voor verzinnen,’ aldus de minister, ‘dat gaat niet met ons huidige stelsel.’

Met die woorden begeeft de minister zich op een revolutionair denkpad. ‘Werken voor je geld,’ is immers de kern van de sociaaldemocratie. Het is niet voor niets dat de verzorgingsstaat nu totaal gefixeerd is op mensen in nutteloze baantjes dwingen. Het is niet voor niets dat Asscher in februari nog mijmerde over het ideaal van volledige werkgelegenheid.

Maar nu begint de minister te beseffen dat een nieuwe tijd om nieuwe idealen vraagt. Dat je eenentwintigste-eeuwse problemen niet met twintigste-eeuwse oplossingen kunt aanpakken. Asscher hoeft zijn denkoefening alleen nog af te maken. Wat zijn die ‘nieuwe instrumenten’ om mensen te voorzien van een inkomen? Een misschien? Of meer kapitaal, aandelen en robots voor de gemiddelde Nederlander? Of moeten we toch denken aan dat oude idee, waar al aan het einde van de achttiende eeuw van droomde?

Het begint met een b en eindigt op