Een kleine geschiedenis van het verzamelaarsmuseum
Het particuliere museum, groot in de negentiende eeuw, raakte na de Tweede Wereldoorlog op de achtergrond. Nu maakt het een comeback.
Een verzamelaarsmuseum, een particulier museum, een ‘egoseum,’ een ‘museum van jezelf:’ het zijn verschillende benamingen voor hetzelfde, namelijk een museum dat is opgericht door een verzamelaar, om onderdak te bieden aan diens verzameling. Van het eind van de negentiende eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog zag het ene na het andere verzamelaarsmuseum het licht: denk aan het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston, de Frick Collection in New York, en Musée Condé, net buiten Parijs.
Daarna namen publieke instellingen het stokje over: de kunstmarkt veranderde, musea werden professioneler, overheden stelden subsidie beschikbaar en privéverzamelaars traden minder op de voorgrond.
Particuliere verzamelaars werken samen
Particuliere kunstverzamelingen, of delen daaruit, werden nog wel met het publiek gedeeld, maar dan meestal in samenwerking met publieke musea. Verzamelaars geven werken in bruikleen voor tentoonstellingen, en soms zijn privéverzamelingen zelfs het onderwerp van zulke tentoonstellingen. In 2011 organiseerde het Van Abbemuseum in Eindhoven bijvoorbeeld ‘The Collectors Show,’ met daarin werk van verzamelaars uit de omgeving. Datzelfde jaar was de collectie van het echtpaar Eijk en Rose-Marie de Mol van Otterloo te bewonderen in het Mauritshuis. Het souterrain van het Stedelijk Museum is nog tot en met 9 november gewijd aan de collectie van Jeannette en Martijn Sanders. In Heerlen opende verzamelaar Albert Groot in 2011 het ‘Collectors House,’ waar collega-verzamelaars werk uit hun eigen collecties kunnen exposeren.
Ook het verzamelaarsmuseum is nooit helemaal verdwenen – een bekend internationaal voorbeeld is Charles Saatchi, de reclamemaker die in 1985 in Londen zijn eerste Saatchi Gallery opende en die in 2010 zijn derde museum, inclusief tweehonderd werken, aan de Britse staat doneerde. Een ander voorbeeld is François Pinault, de Franse zakenmagnaat en kunstverzamelaar die twee musea in Venetië heeft. En in Nederland opende in 1994 Museum Beelden aan Zee, opgericht door Theo en Lida Scholten.
Een ware renaissance
Inmiddels lijkt er sprake van een ware renaissance. De Verenigde Staten lopen, zoals wel vaker, op de troepen vooruit: Star Wars-regisseur George Lucas gaat zijn eigen museum bouwen in Chicago. Het San Francisco Museum of Modern Art wordt momenteel verbouwd; de uitbreiding van het gebouw moet in 2016 fungeren als huis voor de collectie van Gapoprichters Donald en Doris Fisher.
Crystal Bridges, het museum van Alice Walton (van de Wal-Mart-familie), opende in 2011, een jaar eerder dan het Eli and Edythe Broad Art Museum, in Michigan. Maar ook in Nederland is de kentering merkbaar: in Lisse moet over ongeveer drie jaar het Lisser Art Museum de deuren openen, en onderdak bieden aan de collectie van kunstverzamelaar en supermarktondernemer Jan van den Broek; in Gorssel verrijst volgend jaar een museum voor de vroegere kunstcollectie van Dirk Scheringa (die inmiddels eigendom is van zakenman Hans Melchers).
En in Wassenaar staat vanaf 2016 een verzamelaarmuseum van formaat: Museum Voorlinden, dat onderdak moet gaan bieden aan de vooraanstaande kunstverzameling van Joop van Caldenborgh. Waar de renaissance vandaan komt lees je in mijn verhaal over dat museum.