Hoe in Brussel bedrijfsbelangen het van milieu en gezondheid winnen

Tomas Vanheste
Correspondent Europa tussen macht en verbeelding
Microscopische opname van vrouwelijke hormoonproducerende cellen. Foto: Getty Images

Tot frustratie van het Europees Parlement en de milieuministers van de meeste EU-landen - Zweden spande zelfs een rechtszaak aan - is de Europese Commissie laks in het aanpakken van hormoonverstorende stoffen. Interne documenten laten een fascinerende machtsstrijd zien binnen de Brusselse burelen. Mens en milieu trekken in dat gevecht aan het kortste eind.

Karl Falkenberg heeft er de smoor in. In 2011 liet de baas van het van de Europese Commissie een groep wetenschappers uitzoeken wat de gevaren van zijn. De er zijn steeds sterkere aanwijzingen dat dergelijke stoffen, die in allerlei producten zitten, van cosmetica tot pesticiden, kunnen leiden tot ziekten als borstkanker en niet-indalende zaadballen.

Falkenbergs directoraat werkt in 2012 aan criteria om hormoonverstorende stoffen te identificeren en categoriseren. Een opmaat tot een mogelijk verbod. Er is haast bij: de Europese Commissie heeft beloofd voor het eind van 2013 met dergelijke criteria te komen. Andreas Kortenkamp, de hoogleraar toxicologie onder wiens leiding het rapport tot stand kwam, in de media dat er alle reden is dergelijke stoffen aan banden te leggen. Gezondheid moet boven commerciële belangen gaan, betoogt hij.

Maar chemische bedrijven als Bayer doen er alles aan om twijfel te zaaien over het werk van Kortenkamp cum suis. Dat blijkt uit die de Franse onderzoeksjournaliste verkreeg na een beroep op de Europese wet openbaarheid van bestuur. Ze laten ook zien dat andere Directoraat-Generaals (DGs) niet ongevoelig zijn voor de kritiek van de industrie. Achter de rug van DG Milieu om krijgt de European Food Safety Authority (EFSA) in augustus 2012 de opdracht van DG Gezondheid om advies te geven over criteria voor het onderscheiden en beoordelen van hormoonverstorende stoffen.

Dit tot grote irritatie van Falkenberg. In een bericht aan de DG Gezondheid schrijft hij dat hij een ‘extreem belangrijke en zeer urgente kwestie’ wil aansnijden: waarom heeft EFSA de opdracht gekregen iets uit te zoeken wat hij al heeft uitgezocht? Waar is dit parallelle proces goed voor?

Voor een ding is het in ieder geval goed: uitstel. Op dit moment, bijna drie jaar later, zijn de beloofde criteria er nog altijd niet.

Daar is lang niet iedereen blij mee. Juli vorig jaar spande Zweden een aan tegen de Europese Commissie wegens nalatigheid. In december de juridische dienst van de Europese Raad andere lidstaten zich daarbij aan te sluiten. Want: ‘Als de verplichting voor een zekere deadline te handelen juridisch betekenisloos wordt gemaakt, ondermijnt dat de beleidsintenties van medewetgevers.’ Een ruime meerderheid van volgde in januari 2015 dat advies. Ook binnen het Europees Parlement leeft breed ongenoegen over de vertraging, bleek tijdens op 9 maart 2015.

Over de machtsstrijd in Brussel rondom hormoonverstorende stoffen, maakte onderzoeksjournaliste Horel eerder de ronkende, maar zeker fascinerende documentaire Vandaag publiceert ze in samenwerking met Corporate Europe Observatory over de onverkwikkelijke geschiedenis. Tegelijkertijd laat Pesticide Action Network het licht zien. Hun beider conclusie: DG Milieu heeft het gevecht verloren. Waar Kortenkamp tegen ageerde, dat bedrijfsbelangen boven gezondheid worden gesteld, is uitgekomen.

Aan wie zich verdiept in de openbaargemaakte documenten dringt deze conclusie zich inderdaad op. Ze geven een fascinerend inkijkje in de eenzame strijd van DG Milieu en de manier waarop de chemische industrie haar invloed doet gelden.

DG milieu gooit een knuppel in het hoenderhok

Terwijl de European Food Safety Authority het werk van Kortenkamp nog eens dunnetjes overdoet, gaat DG Milieu onverdroten verder met het opstellen van de criteria.

In februari 2013 legt het een discussiestuk voor. In die tekst kiest het voor een hazard-in plaats van een risk-benadering. Een stof is hormoonverstorend als er bewijs is voor negatieve, door invloed op het hormoonsysteem veroorzaakte gezondheidseffecten. Dat kan voldoende reden zijn uit voorzorg maatregelen te nemen, zonder dat we kunnen aantonen dat mensen in de praktijk ook aan gevaarlijke doses van de stof worden blootgesteld. Dat is immers bijzonder moeilijk te meten en aan te tonen.

Ook wijst DG milieu potency als criterium af. Dit is een maat voor de kracht van een stof, voor de dosis die nodig is om een bepaald effect te produceren. De industrie wil graag dat een stof pas als hormoonverstoorder geldt bij een potency hoger dan een zekere waarde. Kortenkamp heeft in zijn rapport juist gesteld dat dergelijke cut off values ’goeddeels willekeurig en wetenschappelijk niet te verantwoorden’ zijn.

Hun strategie: dramatische scenario’s schetsen van de economische gevolgen en het ter discussie stellen van het wetenschappelijke fundament

De industrie staat op haar achterste benen. Drie chemiegiganten - Bayer, BASF en Syngenta - schrijven op 13 februari 2013 een gezamenlijke brief aan milieucommissaris Janez Potočnik. Ze beweren dat perfect veilige pesticiden waar mens en milieu in verwaarloosbare kleine doses aan worden blootgesteld van de markt zullen verdwijnen als ze louter op basis van hazard in het beklaagdenbankje komen. Dat zou een grote klap betekenen voor de voedselproductie én tot gevolg kunnen hebben dat de agrochemische sector geen toekomst heeft in Europa.

Naast bedrijven, lobbyen brancheorganisaties zoals (chemie) en (bestrijdingsmiddel) verwoed. Eind februari 2013 is er een ontmoeting tussen deze organisaties en DG Gezondheid. Uit van die bijeenkomst blijkt mooi hun strategie: dramatische scenario’s schetsen van de economische gevolgen en het ter discussie stellen van het wetenschappelijke fundament van de zorgen over hormoonverstorende stoffen.

Zo stellen ze dat drie grote pogingen die recent zijn ondernomen om de stand van de wetenschap te inventariseren en waarop DG milieu haar voorstel baseert, ‘feitelijk één rapport zijn, omdat ze zijn opgesteld door dezelfde auteurs.’

Een nogal onzinnig argument. Inderdaad was Andreas Kortenkamp op dit terrein betrokken bij de totstandkoming van alle drie de publicaties. Maar er waren bij van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Milieuagentschap van de Verenigde Naties (UNEP) en bij van het European Environmental Agency tientallen andere wetenschappers betrokken.

Ook binnen de Europese Commissie doen sommigen hun best het als een meninkje van een professor te doen overkomen. In een e-mail noemt een medewerkster van het Secretariaat-Generaal Kortenkamp ‘the guy’. Ze claimt dat het rapport ‘Kortenkamps eigen mening weerspiegelt,’ alsof ook niet zes andere experts hun naam eraan hebben verbonden.

Life is complicated

Intussen is de European Food Safety Authority de critici van Kortenkamp te hulp geschoten. ‘Hormoonverstorende stoffen kunnen,’ ‘behandeld worden als de meeste andere substanties die zorgen opleveren voor mens en milieu en dus onderwerp zijn van een risk assessment en niet alleen een hazard assessment.

Nu heeft de EFSA niet meteen de reputatie van absolute onafhankelijkheid. Het instituut kwam meerdere malen wegens belangenverstrengeling van diens wetenschappelijke adviseurs.

Ook blijkt uit een dat een bij het rapport betrokken expert grote bezwaren had tegen het EFSA-werkstuk.

Life is complicated,’ begon hij zijn bericht. Hij was het een dag eerder uitgekomen State of the Science of Endocrine Disrupting Chemicals aan het lezen en vond het een goed en gebalanceerd verhaal. Het was ‘bijna beschamend’ om het eigen rapport daarmee te vergelijken. ‘Terwijl WHO-UNEP tot de conclusie komt dat traditionele risicobeoordelingen van chemicaliën niet geschikt zijn voor de beoordeling van hormoonverstorende stoffen (p. 17), komen wij tot de precies omgekeerde conclusie,’ constateerde hij ontdaan.

Het is nodig het EFSA-advies grondig te herschrijven in het licht van de conclusies van WHO-UNEP, besloot de geanonimiseerde criticus. In antwoord hierop schreef degene bij EFSA die supervisie hield over het rapport dat de conclusie over risk assessment ‘ons isoleert van de rest van de wereld en moeilijk te verdedigen kan zijn.’ Hij verzoekt om voorstellen voor een andere formulering. Maar in de tekst die een maand later verschijnt, staat het nog precies zo.

De lobby boekt succes

Dat komt de lobby van de chemische industrie goed uit. Want keer op keer hamert ze op het belang hun producten niet louter op basis van hazard maar op basis van risk te beoordelen.

Voor haar bezwaren vindt ze vooral bij de DG Ondernemingen en DG Industrie een gewillig oor. Bijzonder fascinerend is een mailwisseling uit april 2013 tussen dit DG en Bayer. Een medewerker van DG Ondernemingen verzoekt de chemiegigant om ammunitie voor een overleg met DG Milieu.

‘Goed om te weten dat jij nog enkele dagen hebt om argumenten te verzamelen,’ antwoordt de medewerker van Bayer behulpzaam. En hij komt met het voorbeeld van koffie op te proppen. Als de benadering van DG Milieu gekozen zou worden, zou cafeïne volgens hem ook als een te verbieden hormoonverstorende stof gelden.

Een ander argument dat de vertegenwoordigers van de industrie driftig uitspelen, is de noodzaak eerst een impact assessment te maken. Want het aan banden leggen van hormoonverstorende stoffen op de manier die DG Milieu voorstelt, kan zowel de chemische industrie als de landbouw hard raken. In een eigen assessment claimt brancheorganisatie European Crop Protection dat 37 bestrijdingsmiddelen met een marktwaarde van 3 à 4 miljard van de markt dreigen te verdwijnen. Een stevige klap voor de pesticidenproducenten. Ook claimt de lobbyclub dat het voor belangrijke gewassen als tarwe en aardappelen tot oogstverliezen van 10 tot 20 procent kan leiden.

Op 7 juni 2013 richt Bayer zich in tot twee Duitse hoge ambtenaren van het Secretariaat-Generaal van de Europese Commissie. Opnieuw betoogt Bayer dat de DG Milieu een benadering tegenover hormoonverstorende stoffen kiest die dramatische gevolgen zal hebben voor de chemische industrie en de agrarische sector. Het doet daarom een klemmend beroep op de Europese commissie eerst een impact assessment te maken.

De lobby heeft succes. Enkele weken later geeft secretaris-generaal Catherine Day, de hoogste ambtenaar van de Europese Commissie, tot het verrichten van een dergelijke beoordeling van de economische gevolgen.

Je zou zeggen: de beslissing of een bepaalde stof verboden moet worden, dient genomen te worden louter op basis van een wetenschappelijke beoordeling van het gevaar ervan, onafhankelijk van de economische consequenties van een verbod. Maar de Europese Commissie beslist anders. Het is, schrijft Corporate Europe Observatory in A Toxic Affair, ‘de beslissende klap.’

Bij een biertje na het tennis

Maar met die klap was de wedstrijd voor de industrie nog niet gewonnen. Nu was het zaak dat het impact assessment een vorm kreeg die aan de wensen voldeed. De lobby ging door.

Bijzonder smakelijk is een die een vertegenwoordiger van Bayer op 17 maart 2014 schreef aan lieber Karl, de DG Milieu. ‘We hebben bij een biertje na het tennis al gesproken over wat er op het spel staat,’ tekent de auteur op. ‘Maar het onderwerp is te belangrijk om het daarbij te laten.’

Ik ben er zeker van dat jij het ermee eens bent dat je handelsproblemen beter kunt oplossen voor ze uitlopen op een volledig conflict

De schrijver van de e-mail wil een ontmoeting arrangeren tussen Falkenberg en Franz Eversheim, de directeur Public and Government Affairs van Bayer Crop Science. Hij heeft een document bijgevoegd dat moet bewijzen dat het nalaten van een risicobeoordeling botst met de regels van de World Trade Organisation. ‘Ik ben er zeker van dat jij met je handelsachtergrond het ermee eens bent dat je handelsproblemen beter kunt oplossen voor ze uitlopen op een volledig conflict,’ waarschuwt de schrijver van de e-mail.

Of de ontmoeting heeft plaatsgevonden, blijkt niet uit de stukken. Zeker is wel dat DG Milieu en DG Gezondheid even later samen een publiceren waarmee de industrie gelukkig kan zijn. Dat document brengt in kaart welke mogelijke beleidskeuzes er zijn. En in het document worden de eerder door DG Milieu afgewezen risk assessment en het potency-criterium nadrukkelijk genoemd.

Met het maken van die roadmap was de Europese Commissie bijna een jaar zoet. De volgende bezigheid was een Die liep van september 2014 tot januari 2015. Daar kwamen meer dan zeventwintigduizend reacties op. Nu is de Commissie druk met het beoordelen van deze berg visies op hormoonverstorende stoffen.

Lang na de deadline van december 2013 verkeren we dus nog steeds in onzekerheid hoe Europa hormoonverstorende stoffen gaat aanpakken. Weinig kans dat het zo streng zal zijn als wetenschappers en beleidsmakers in het voorjaar van 2013 voorstelden.