De waanzin van de eurocrisis, in 681 woorden
Jan de Vries en Nikos Papadopoulos waren al jaren goede buren. Hoewel Jan een groter huis had, een mooiere tuin en een stuk beter salaris, kon hij goed opschieten met Nikos, die kleiner woonde, een beetje rommelig leefde en veel harder moest werken voor een mager loon.
Op een dag besloot Jan dat hij wilde sparen voor zijn oude dag. Hij zag Nikos werken in de tuin en kreeg een idee.
‘Zeg Nikos, zou jij niet wat geld van me willen lenen?’
Dat wilde Nikos wel. Jaren verstreken, waarin Jan spaarde en Nikos schulden maakte. Jan kreeg een leuk rendement en Nikos kon ineens een stuk meer uitgeven. Hij gaf zijn kinderen twee keer zoveel zakgeld, liet zijn huis schilderen en knapte zijn tuin op. Aan de andere kant van de schutting bladerde Jan tevreden door zijn boekhouding – hij had al snel het meeste spaargeld van de hele straat.
Om hun goede verstandhouding te vieren, organiseerde Jan een groot zomerfeest voor Nikos en zijn gezin. Met het champagneglas in de lucht speechte Jan over de mooie toekomst die voor beide families in het verschiet lag. Ze zouden nog betere vrienden worden, het salaris van Nikos zou dichter bij dat van Jan komen te liggen en de schutting - die kon eigenlijk wel de vuurkorf in.
Maar toen ging het mis. Het was een koude dag in januari toen Jan erachter kwam dat Nikos zijn boekhouding niet op orde had. Hij zag ineens hoeveel schulden zijn buurman had opgebouwd. Jan haalde meteen zijn vrienden Jean-Claude en Mario erbij, de leiders van de buurtwacht. Na een haastig overleg wisten de heren wat er moest gebeuren: Nikos moest zijn huishoudboekje op orde brengen en – bovenal – zijn schulden afbetalen.
Er was één probleem. Nikos was platzak. Om toch te kunnen aflossen, kreeg hij een nieuwe creditcard van Jan. In ruil daarvoor moest Nikos nog harder werken, een deel van zijn familiegrond tegen bodemprijzen verkopen en bezuinigen op de medicijnen die hij al jaren slikte. ‘Ik begrijp best dat het nu even vervelend is,’ zei Jan tegen Nikos, ‘maar volgens mijn berekeningen en modellen sta je er straks weer een stuk beter voor.’
Het liep anders. Na vijf jaar was de tuin van Nikos veranderd in een wildernis en stond zijn huis op instorten. De kinderen gingen inmiddels met honger naar school. Nikos zelf was depressief geworden en zijn inkomen was met een kwart gedaald. Natuurlijk, hij was al lang de zuinigste bewoner van de hele straat. Maar ten opzichte van zijn inkomen was zijn schuld alleen maar gegroeid. Nikos kon ook nergens meer werk vinden, want tot overmaat van ramp waren zijn buren - met Jan voorop - ook gaan bezuinigen.
‘Dit kan zo niet langer,’ zei Nikos tegen Jan, ‘je moet me nu wat lucht geven, anders kom ik er nooit meer bovenop en krijg jij je spaargeld ook niet terug.’
Maar Jan was onverbiddelijk. Afspraak is afspraak, vond hij, en schulden moeten altijd worden afbetaald. Zijn thuisfront had er ook schoon genoeg van: die luie Nikos moest gewoon de handen uit de mouwen steken.
Jan besloot opnieuw de buurtwacht bijeen te roepen. Samen met Jean-Claude en Mario eiste hij op hoge toon dat Nikos – in ruil voor weer een nieuwe creditcard – nóg harder zou bezuinigen op zijn kinderen en medicijnen. ‘En nu moet je ophouden met je flamboyante gedoe,’ brieste Jan, ‘neem nou eindelijk eens je verantwoordelijkheid!’
Nikos wist het even niet meer.
Natuurlijk, hij had veel te veel geleend van zijn buurman. Maar Jan was toch ook roekeloos geweest? En zo zou hij toch nooit zijn schulden kunnen afbetalen?
Inmiddels was de sfeer in de hele buurt verziekt. De kinderen speelden niet meer met elkaar, het jaarlijkse buurtfeest werd afgelast en overdag bleven de gordijnen dicht. Steeds vaker peinsde Nikos over zijn laatste redmiddel: verhuizen. Weg uit deze straat, weg bij deze gekken die denken dat je een buurman helpt door hem uit te knijpen.
Verdrietig dacht Nikos terug aan dat mooie zomerfeest, toen Jan nog had gesproken van een diepere vriendschap en meer welvaart voor de hele straat.
Het leek een eeuwigheid geleden.