Welkom bij de lobby voor landen die niet bestaan
De Unrepresented Nations and Peoples Organization is een club voor landen en volken die niet bij de Verenigde Naties mogen. Ik ging op bezoek in hun Haagse kantoor. Want hoe kom je als onderdrukt volk op de kaart?
Naast zijn kantoor hangt een glimmende lichtblauwe vlag. ‘Kijk, dit zijn de Krimtartaren.’ De oranje vlag erachter vindt hij nog mooier, die heeft zo’n lekker dikke stof. Het is de vlag van de Lezgiërs. ‘En deze ken je wel,’ zegt hij en pakt de rood-blauwe wimpel van Tibet beet.
We staan in een muffe gang van een groot Haags kantoorpand vol organisaties met intrigerende namen als het ‘International Network for Museums for Peace,’ de ‘International Confederation of Midwives’ en de ‘International Dialogue on Underwater Munitions.’
In het kantoortje achter de vlaggen zetelt de UNPO: de Unrepresented Nations and Peoples Organization. Een club voor landen en volken die niet bij de Verenigde Naties mogen.
Vorige week schreef ik over Taiwan, zo’n land dat niet bestaat.
Maar Taiwan is natuurlijk niet het enige land dat erkend wil worden. En zeker niet het enige volk dat een zetel in de Verenigde Naties wil.
Daar weet Jeroen Zandberg alles van. Hij werkt al meer dan een decennium voor de UNPO, momenteel als penningmeester, en heeft de nodige onderdrukte volkeren voorbij zien komen.
Wat moet je doen om een onderdrukt volk op de kaart te krijgen?
Hoe je UNPO-lid wordt
Eerst even terug in de tijd. De UNPO werd opgericht in 1991. Het waren de nadagen van de Sovjet-Unie en allerlei volken wilden een eigen staat stichten. De Esten, de Letten, de Georgiërs, maar ook de Oeigoeren en de Tibetanen vormden een club om hun belangen als staten in spe te belobbyen: de UNPO.
Toen de Sovjet-Unie daadwerkelijk uiteenviel, kreeg bijna de helft van de UNPO-leden van het eerste uur waarop ze gehoopt hadden: een eigen staat. Ze stapten uit de UNPO en werden lid van de VN. Sindsdien is het aantal leden op en neer gegaan - van zo’n zeventig op het hoogtepunt, tot 44 nu.
We krijgen dagelijks mailtjes van groepen die lid willen worden
Om lid te worden, moet je aan een flinke eisenlijst voldoen. De meeste UNPO-leden hebben nog geen eigen overheid. Het lidmaatschap ligt dan bij een organisatie die het volk vertegenwoordigt. Zo worden de Berbers uit Noord-Afrika vertegenwoordigd door de World Amazigh Congress (een stichting) en de Mapuche uit Zuid-Amerika door de Mapuche Inter-Regional Council (een soort politieke federatie). UNPO-vereiste is dat de organisatie genoeg steun heeft onder de bevolking. Bovendien moet de organisatie geweldloos en democratisch zijn.
‘We krijgen dagelijks mailtjes van groepen die zeggen lid te willen worden,’ vertelt Zandberg. Hij is een brede, stille man met een geruit overhemd dat in zijn spijkerbroek gestopt zit. ‘Maar het aantal groepen dat echt in aanmerking komt, ligt op zo’n vijf per jaar.’ Een potentieel lid moet 1.000 euro inschrijfgeld betalen om er zeker van te zijn dat het de organisatie menens is. Het jaarlidmaatschap kost nog eens 2.200 euro.
Als aanmeldingen worden afgewezen, is dat vaak omdat de groep niet genoeg steun heeft van de bevolking. ‘Laatst kregen we een aanmelding uit Finland, waar iemand - heel particulier - een culturele organisatie heeft voor een minderheid daar. Dat is gewoon te klein.’
Maar het kan ook zijn dat de minderheid groot genoeg is, maar dat er niet één organisatie is die de groep vertegenwoordigt. Zandberg: ‘In veel regio’s concurreren verschillende facties om hun minderheid te vertegenwoordigen.’
Wat de organisatie voor leden kan doen
In de jaren negentig was de UNPO gefocust op zelfbeschikking. Maar nu richt de organisatie zich ook op allerlei soorten erkenning. Van meer autonomie, tot taalrechten, tot economische stimulans.
Wat de UNPO precies doet, hangt van het lid zelf af. ‘Sommigen vragen je om de wereld te veranderen,’ zegt Zandberg. ‘Maar ja, dat is natuurlijk wel de bedoeling.’
Elke dag lopen er één of twee UNPO-medewerkers rond in het Europees Parlement. Ze kennen alle parlementariërs en brengen in kaart wie interesse heeft in welk onderwerp of in welke regio. ‘We hebben de meeste kans bij parlementariërs die wel actief zijn op het gebied van mensenrechten, maar nog niet geïnformeerd zijn over de specifieke situatie van een van onze leden,’ zegt Zandberg.
De afgelopen twee jaar heeft de UNPO bijvoorbeeld veel aandacht van de parlementariërs gevraagd voor twee leden: de Oromo en de Ogaden uit Ethiopië. ‘Ons doel is dat EU-ontwikkelingshulp afhankelijk wordt van de manier waarop Ethiopië omgaat met zijn minderheden.’
Het ultieme doel is een resolutie door het parlement krijgen - zwart op wit. Dat is de UNPO wel een paar keer gelukt. Bijvoorbeeld voor de Turkmenen uit Irak en voor de Biram Dah Abeid uit Mauritanië.
Niet alleen het Europees Parlement is het strijdtoneel. ‘We lobbyen waar we denken dat het de meeste impact heeft,’ zegt Zandberg. ‘Voor ons lid Balochistan lobbyen we bijvoorbeeld bij senatoren in Washington. De VS hebben immers veel invloed in Pakistan.’
De rol van UNPO kan ook simpeler zijn: toegang bieden tot internationale organisaties. ‘Een aantal van onze leden heeft bijvoorbeeld Syrische vluchtelingen in hun gebied. Als zij willen spreken met de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, regelen wij dat.’
Of zelfs: het organiseren van handelsmissies. ‘Voor de Kamer van Koophandel van Abchazië proberen we ondernemers in België en Duitsland te overtuigen dat het een goed land is om te investeren. Je kunt er wijn verbouwen. Het is er goedkoop.’ Zandberg klinkt niet heel overtuigd van zijn eigen verkooppraatje. ‘Ja, er zijn natuurlijk ook wel obstakels. Eigendomsrechten zijn lastig. In- en uitvoer is ook een probleem.’
Maar wat als de minderheid zelf verdeeld is?
Zuid-Kameroen had achteraf geen lid mogen zijn. Ze waren te verdeeld
Het moeilijkste van het werk is nog wel: nagaan of de vertegenwoordigers in de UNPO nog altijd de steun van de bevolking hebben. Als een lid bijvoorbeeld in de diaspora zit, kan het contact verliezen met het land. De vertegenwoordigers van de Ahwazi, een minderheid in Iran, zitten bijvoorbeeld niet in Iran - te gevaarlijk. ‘Het is heel moeilijk voor ons om te bepalen of er genoeg binding met hun bevolking is,’ zegt Zandberg. ‘We proberen te kijken of ze ter plaatse dingen gedaan krijgen, of iedereen ze kent.’
Maar soms maken ze ook fouten, zegt Zandberg. Dan wordt het lid uit de club gezet. ‘Zuid-Kameroen had achteraf geen lid mogen zijn. Ze waren te verdeeld.’ Hetzelfde geldt voor de Sikh uit India. ‘Er bleken te veel verschillende Sikh-organisaties te bestaan om de hele groep te vertegenwoordigen. Ze gebruiken ons dan alleen om hun eigen positie te versterken,’ zegt Zandberg. Hij kijkt teleurgesteld.
Erkenning, erkenning, erkenning
In de brochure ter ere van het twintigjarig bestaan van de UNPO is een pagina gevuld met de zes voormalige leden die het ultieme doel hebben bereikt: lidmaatschap van de Verenigde Naties. Het zijn Estland, Georgië, Letland, Armenië, Palau en Oost-Timor.
‘Er zijn landen die alleen op dit doel gefocust zijn,’ zegt Zandberg. ‘Abchazië en Somaliland bijvoorbeeld, die willen alleen maar erkenning, erkenning, erkenning.’
Maar wat als succes wordt gezien, verschilt per land. Atjeh stapte bijvoorbeeld uit de UNPO omdat het al tevreden was met het vredesakkoord uit 2005.
Lang niet altijd zijn de groeperingen zo rationeel, verzucht Zandberg. ‘Sommige groepen zeggen: de Joden is het toch ook gelukt een eigen staat te krijgen? Maar dat is natuurlijk geen realistisch voorbeeld.’
Wat dan wel een goed voorbeeld is? Zandberg: ‘We hebben weleens geprobeerd een best practice te maken. Maar dat is zinloos: elke situatie verschilt. Taiwan en de Batwa in Rwanda zijn gewoon niet te vergelijken.’
En dus probeert de UNPO leden opties te geven: taalrechten promoten, of federalisme. ‘Leden vinden dat vaak te kleine stapjes,’ zegt Zandberg. ‘Maar wie te groot droomt, wordt depressief. Je kunt beter stap voor stap ergens komen.’