Wereldleiders. Nu mét ondertiteling

Maite Vermeulen
Correspondent Migratie
Aantekeningen van de Chinese president president Xi Jinping. Foto: Matt Campbell / AFP

Mark Rutte, Barack Obama en de paus vinden het tijd voor een universal, sustainable, transformative framework for action, met accountable global multi-stakeholder partnerships, gefaciliteerd door een data revolution en capacity-building. Logisch! Maar wat bedoelen ze?

Als je de internationale politiek wilt volgen, moet je van goeden huize komen. Je moet het vermogen hebben om urenlang naar speeches te luisteren die monotoon en zonder enige schwung worden voorgelezen. Je moet het ene cliché na het andere kunnen herkauwen zonder misselijk te worden. Je moet de formaliteiten, de bedankjes, de verplichte nummertjes langs je heen kunnen laten glijden. En bovenal moet je begrijpen wat er in vredesnaam bedoeld wordt.

Want internationale politiek stikt van het jargon. Van woorden die in het Verenigde Naties-hoofdkwartier - dé plek waar internationale politiek bedreven wordt - haast net zo vaak gebruikt worden als ‘koffie’ of ‘goedemorgen,’ maar die voor ons, de buitenwereld, abracadabra zijn.

De afgelopen weken vergaderden de wereldleiders met elkaar in dit gebouw over de nieuwe ontwikkelingsdoelen: zeventien doelen voor een betere wereld, die in 2030 behaald moeten zijn. Ik werd als toehoorder op de perstribune ondergedompeld in een metersdiep buzzwordbad.

Dat zou je af kunnen doen als ambtenarentaal. Als de lege hulzen die wereldleiders op elkaar afschieten.

Maar dat is zonde. Want als we de buzzwords niet proberen te begrijpen, weten we ook niet waar we onze politici voor ter verantwoording moeten roepen. Om te weten hoe wereldleiders naar de toekomst kijken, zullen we hun taal moeten snappen.

Daarom een woordenboek, met de belangrijkste van dit moment.

Sustainable development [səsténəbəl dɪvɛ́ləpmənt]

Als je hoort hoe vaak de term sustainable development valt, zou je denken dat wereldleiders er een nieuw speeltje bij hebben. Niets is minder waar.

Aantekeningen van de Egyptische president Abdel Fattah al-Sisi. Foto: Spencer Platt / AFP
Aantekeningen van de Zimbabwaanse president Robert Mugabe. Foto Spencer Platt / AFP

Al in de Algemene Vergadering van 1983 stond de term ‘duurzame ontwikkeling’ op de agenda van de Verenigde Naties. In dat jaar bespraken de lidstaten van de VN dat het wel erg hard ging met de milieuvervuiling en het grondstoffenverbruik. Ze stelden de commissie-Brundtland aan om met een visie te komen die landen zou verenigen om samen aan, jawel, duurzame ontwikkeling te werken. Een paar jaar later kwam de commissie met een van die term: ‘Duurzame ontwikkeling is het soort ontwikkeling dat voorziet in de huidige behoeften, zonder de ruimte te beperken die toekomstige generaties hebben om in hun behoeften te voorzien.

Door zo’n duurzaamheidsbril zie je de wereld anders. Zo kan je het niet meer hebben over het uitroeien van armoede zonder het ook te hebben over het stoppen van klimaatverandering of het behoud van ecosystemen. Immers: je kunt armoede nu misschien uitroeien, maar als je niets doet aan klimaatverandering, creëer je de armen van morgen.

Duurzaam staat overigens niet alleen gelijk aan groen. Het staat ook gelijk aan lange termijn. Dus niet alleen een school bouwen, maar ook een goed functionerend ministerie van Onderwijs om die school te onderhouden.

Duurzame ontwikkeling is de heilige graal van een betere wereld. Je zou dus zeggen: geweldig dat wereldleiders die nu hebben gevonden.

Maar er is één groot probleem.

Duurzame ontwikkeling steekt een middelvinger op naar de VN-organisaties en roept: ‘It’s all connected baby!’

Want zo verbonden als de wereldproblemen zijn, zo verkokerd is de organisatie die de wereldproblemen moet oplossen. De ene VN-organisatie houdt zich bezig met ontwikkeling - wat zeg ik: er zijn 34 VN-organisaties die zich bezighouden met ontwikkeling -, de andere met milieu, weer een andere met vredesopbouw. Terwijl het idee van duurzame ontwikkeling nu juist is dat al deze gebieden samenwerken om echte vooruitgang te boeken.

Duurzame ontwikkeling steekt een middelvinger op naar de verkokerde aanpak van VN-organisaties en roept: ‘It’s all connected baby!

De reactie op die middelvinger was tot nu toe teleurstellend: straal negeren. De vraag is of de nieuwe ontwikkelingsdoelen wél een echte reactie op de middelvinger teweeg zullen brengen.

En: op welke termijn. De commissie-Brundtland mikte er al op duurzame ontwikkeling vóór het jaar 2000 te bereiken. Laten we zeggen dat dat niet gelukt is.

Framework for action [frémwə̀rk fɔ́r ǽkʃən]

Na drie decennia zijn wereldleiders het nu in elk geval wél eens geworden over de doelen die gehaald moeten worden om duurzame ontwikkeling te bereiken. Ze noemen die doelen ook wel een framework for action, een actiekader.

Zo’n kader is als een set pionnen waarlangs de wereld een parcours moet afleggen. Via de pion die het aantal dodelijke verkeersongevallen halveert, kan de wereld naar de pion rennen die de vervuiling van de zee terugdringt, en van daaruit door naar de pion die corruptie aanpakt. Als de wereld alle pionnen langs is, is daar bij de finish: duurzame ontwikkeling.

Dat klinkt fantastisch, een enorme stap voorwaarts. Maar achter het enthousiasme over het uitgestippelde parcours zit een probleem verscholen: wie geeft het startschot? De pionnen staan er, maar de wereld is nog niet aan het rennen. De acties moeten nog komen.

Wat als er veel minder acties komen dan het kader vereist? Wat als de wereld gewoon van een afstandje naar de pionnen blijft gluren? Of wel gaat joggen, maar bepaalde pionnen overslaat?

Daar heeft het framework for action geen antwoord op.

Global partnership [glóbəl pɑ́rtnərʃɪ̀p]

Wat wél vaststaat, is dat wereldleiders een global partnership voor hun acties nodig hebben.

Een wereldwijd partnerschap - dat klinkt ontzettend vrijmetselaarachtig. Als een geheim genootschap.

De Iraanse president Hassan Rouhani. Foto: Spencer Platt / AFP
De Cubaanse president Raul Castro. Foto: Spencer Platt / AFP

Wereldleiders praten er al zeker vijftien jaar over. In 2000 werd de term opgenomen in de Millennium Ontwikkelingsdoelen. Doel nummer 8: het ‘ontwikkelen van een wereldwijd partnerschap voor ontwikkeling.’

Nu, vijftien jaar later, is doel nummer 17 op de nieuwe lijst het ‘revitaliseren’ van dit wereldwijde partnerschap. Dat is VN-taal voor: doel 8 is mislukt, we gaan het nog maar eens proberen.

Dit doel is nogal een vreemde eend in de bijt, want eigenlijk is het wereldwijde partnerschap geen doel, maar een middel. Het is de manier waarop de andere doelen bereikt kunnen worden.

Maar wat is die manier dan precies? Dat is nogal complex. Laten we zeggen dat het partnerschap uiteen valt in vijf punten.

De eerste drie zijn nog wel te begrijpen:

  • Op het gebied van financiering moet gewerkt worden aan nieuwe manieren om ontwikkelingslanden vooruit te helpen. Bijvoorbeeld door betere belastingdiensten, beter schuldenmanagement of het verbeteren van het investeringsklimaat.
  • Op het gebied van technologie en wetenschap moet wereldwijd meer, en eerlijker, samengewerkt worden.
  • Op het gebied van handel moet een open en niet-discriminatoir handelssysteem worden opgezet.

Dan zijn er nog twee punten die weer een jargonhoogstandje op zich zijn:

  • Capacity-building [kəpǽsəti- bɪ́ldɪŋ], ofwel capaciteitsopbouw. Dat wil zeggen: het opbouwen van de kunde en kracht in ontwikkelingslanden om zelf hun problemen op te lossen. Denk aan een goed functionerende rechterlijke macht. Of ministeries met ambtenaren die niet corrupt zijn.
  • Policy coherence [pɑ́ləsi kohɪ́rəns], ofwel beleidscoherentie. Dat wil zeggen: in rijke landen moet niet alleen het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking aan de gang met deze doelen. Nee, het hele overheidsbeleid moet de doelen nastreven. Zolang ons ministerie van Landbouw de producten van onze boeren blijft subsidiëren, blijft het bijvoorbeeld lastig voor boeren uit arme landen om te concurreren op de Nederlandse markt.

En dan wordt de term global partnership ook nog gebruikt om aan te geven dat overheden de wereldproblemen niet alleen kunnen oplossen. Bedrijven en non-gouvernementele organisaties zullen ook een steentje bij moeten dragen. En, zeggen ze in de VN, burgers moeten ook ‘gemobiliseerd’ worden om de doelen tot een succes te maken ( hoe gaat dat ooit lukken als burgers zich door al dit jargon heen moeten worstelen?).

Er moet dus samengewerkt worden door allerlei verschillende partijen - overheden, de VN, bedrijven, burgers - om samen de doelen te bereiken. In gewonemensentaal heet dat: kumbaya. In VN-jargon heet het: multi-stakeholder partnerships [mə́lti- stékhòldər pɑ́rtnərʃɪ̀ps].

Het global partnership is dus eigenlijk een vergaarbak van maatregelen waarmee ontwikkelingslanden echt geholpen zouden zijn. Een medicijn tegen hypocriet ontwikkelingsbeleid: rijke landen kunnen niet meer wegkomen met een leuk projectje voor vrouwenrechten, terwijl ze tegelijkertijd enorme handelsbarrières voor arme landen opwerpen. Ze moeten in eigen vlees gaan snijden, hun beleid over de hele linie écht eerlijker maken.

Ziedaar de reden dat dit doel de afgelopen vijftien jaar niet gehaald is: de doelen stellen is tot daar aan toe, maar de middelen om de doelen te bereiken ook echt invoeren, gaat de meeste rijke landen een stap te ver.

Accountability [əkáwntəbɪ̀ləti]

Er zijn weinig buzzwords die vager zijn dan deze. Zelfs de noemt het ‘een amorf concept dat moeilijk te definiëren is.’ En toch - of misschien: en dus - wordt het woord ontelbaar vaak gebruikt in speeches, papers en debatten over de nieuwe ontwikkelingsdoelen.

Op het eerste gezicht is de term simpel uit te leggen. Verantwoording is het aantonen dat je werk voldoet aan vooraf gestelde standaarden. Bijvoorbeeld: een hulporganisatie toont aan dat met het geld van donateurs ook echt tien waterputten geslagen zijn, zoals van tevoren beloofd.

Je hebt verticale of horizontale verantwoording. Maar ook opwaartse, neerwaartse, hybride, gedeelde, buitenstaande, sociale of diagonale verantwoording

Maar verantwoording afleggen voor een enorm brede lijst doelen, die de hele wereld in 2030 moet behalen, ligt iets ingewikkelder. Om bij het begin te beginnen: Wie moet verantwoording afleggen? En aan wie?

Overheden aan hun burgers, zou je denken. Maar lang niet alleen overheden zijn betrokken bij het uitvoeren van de doelen. Weet je nog - het gaat hier om een multi-stakeholder partnership.

En dus zijn er allerlei vormen van verantwoording. Verticale verantwoording (hoe burgers hun bestuurders verantwoordelijk houden) of horizontale (hoe de overheid haar eigen instanties verantwoordelijk houdt). Maar ook opwaartse, neerwaartse, hybride, gedeelde, buitenstaande, sociale of diagonale verantwoording.

Zucht.

En dan hebben we het nog niet eens over het meten van de doelen. Hoe weet je eigenlijk of bepaalde doelen zijn gehaald of niet, als het iets ingewikkelder wordt dan tien waterputten? Daar heb je data voor nodig die er vaak - - niet zijn. Enter het zoveelste buzzword: we hebben een data revolution [détə rɛ̀vəlúʃən] nodig.

En dan nog iets: bij verantwoording horen ook consequenties. Welke sancties staan er op het niet halen van de doelen?

Transformative agenda [trænsfɔrmətɪv ədʒɛ́ndə]

Als je het document ‘Veelgestelde Vragen’ opent dat de Verenigde Naties vorige week naar alle journalisten in New York stuurden, vind je het volgende buzzword bij vraag 2.

De Chinese president Xi Jinping. Foto: Spencer Platt / AFP
De Braziliaanse president Dilma Rousseff. Foto: Justin Lane / AFP

Vraag: ‘Wat zijn de Duurzame Ontwikkelingsdoelen?’

Antwoord: ‘Wereldleiders zullen deze universele, geïntegreerde en transformerende agenda in september aannemen, om acties te stimuleren die armoede uitroeien en een meer duurzame wereld creeëren in de komende vijftien jaar.’

Een transformerende agenda. Het gaat hier dus niet om hervormingen van de wereld zoals we die kennen, maar om transvormingen. Deze agenda gaat een nieuwe wereld scheppen.

Of dat ook gaat lukken? Dat hangt misschien nog het meest af van iets wat een stuk minder meeslepend klinkt: het vermogen van de VN om zichzelf te transformeren. De directeur van Amnesty International verwoordde het mooi in zijn speech voor de Algemene Vergadering: ‘De levens van mensen zijn niet verdeeld in ontwikkeling, milieu, vrede en mensenrechten - alleen bureaucratieën zijn dat.’

Pas als dat verandert, kan de VN ook de wereld fundamenteel gaan veranderen.

Universality [jùnɪvərsǽləti]

Dit woord wordt in veel speeches in één adem genoemd met transformatie. De nieuwe doelen zijn transformerend én universeel. Alsof het nog niet episch genoeg klonk.

De VN-baas Ban Ki-moon. Foto: Justin Lane / AFP

Universeel wil zeggen: de doelen zijn niet alleen bedoeld voor ontwikkelingslanden maar voor alle landen. Ook rijke landen moeten hun best gaan doen voor de gelijkheid van vrouwen, groene energie en duurzame productie.

Maar de gevolgen van de universality waar wereldleiders nu zo enthousiast over zijn, zijn nog maar moeilijk te overzien. Zal het ontwikkelingshulpbudget van rijke landen bijvoorbeeld afnemen als ze ook geld nodig hebben om de doelen in hun eigen landen te halen?

Of is dit inderdaad precies wat de wereld nodig heeft: universele verantwoordelijkheid? Elkaar helpen, maar ook je eigen tekortkomingen onder ogen zien?

Leave no one behind [lív nó wə́n bəhájnd]

Samen uit, samen thuis - dat is het idee van de term leave no one behind, laat niemand achter.

Het idee is simpel: als alle landen ter wereld aan de slag gaan met deze agenda - hij is immers universeel - en als het uitvoeren een samenwerking is tussen overheden, bedrijven en burgers - we hebben immers een wereldwijd partnerschap - dan moeten we ook zorgen dat iedereen, in al die landen, de voordelen ervan ondervindt. We gaan met de hele wereld op reis naar 2030 en iedereen moet daar beter van worden, we mogen letterlijk niemand achterlaten.

Als armoede wordt teruggedrongen, dan moet dat bijvoorbeeld bij alle bevolkingsgroepen gebeuren, dus ook onder minderheden (die misschien gediscrimineerd worden). Als er meer toegang komt tot schoon drinkwater, moet dat niet alleen in de steden gebeuren, maar ook op het platteland.

Leave no one behind klinkt dus geweldig. Maar er hangt wel een grote donderwolk boven: als we met zijn allen richting 2030 sprinten, hoe gaan we dan in vredesnaam meten of we niemand achterlaten? Wiens taak is dat? Die van de overheden die zelf de minderheden onderdrukken?

En de antwoorden?

De nieuwe ontwikkelingsdoelen van de VN zijn veelbelovend. Nooit eerder nam de VN zo’n alomvattende agenda aan.

De Amerikaanse president Barack Obama. Foto: Kena Betancur / AFP
Paus Franciscus. Foto: Andrew Gombert / AFP

Maar hoe kunnen burgers zich gaan inzetten voor een stel doelen waarover ze de discussie nauwelijks kunnen volgen? En belangrijker nog: hoe kunnen die burgers hun overheden aan hun beloftes houden als ze verzuipen in het jargon?

Met een woordenboek als dit kan ik een poging wagen de wereldleiders te ondertitelen. Maar het zou natuurlijk beter zijn als die ondertiteling niet nodig was.

En naarmate ik dit woordenboek schreef, merkte ik hoe breed al deze begrippen eigenlijk zijn. En hoe moeilijk het is de woorden écht concreet uit te leggen. Om er écht je vinger achter te krijgen wat Obama bedoelt met accountability, of Rutte met een global partnership.

En dat is nu precies waarom politici de termen zo graag gebruiken: ze betekenen alles, en geven tegelijkertijd nergens antwoord op. Ze geven de indruk van volledige inzet, maar schuwen elke concrete toezegging.

De speeches vol buzzwords die de doelen omgeven laten - zelfs áls je ze snapt - vooral een stilte achter. Een stilte op de cruciale vragen die al deze termen oproepen. Terwijl het juist de antwoorden op die vragen zijn die de wereld vooruit gaan helpen.

Eerdere verhalen over de Verenigde Naties: