Waarom we steeds opnieuw afscheid moeten nemen van onze identiteit

Tomas Vanheste
Correspondent Europa tussen macht en verbeelding
Otto Snoek fotografeert al jaren het straatbeeld in zijn woonplaats, het multiculturele Rotterdam. Op deze foto: Spelen op het schoolplein. Rotterdam, 2000. Foto: Otto Snoek/HH

In een prikkelend boek probeert filosoof Lieven De Cauter antwoorden te vinden op de epidemie van het identiteitsdenken en de alleenheerschappij van de economie. Zijn oplossing? Iedereen activist.

De eenentwintigjarige blonde studente plaatste een foto met zwarte hoofddoek op Facebook. In een mum van tijd was ze driekwart van haar vrienden kwijt.

De betrokken Raats, die ook vrijwillig Turks-Belgische kinderen huiswerkbegeleiding geeft, wilde weten hoe mensen reageerden op haar zogenaamde bekering.

De reacties overtroffen haar ergste verwachtingen. Vrienden meden haar. Vroegen of ze zich bij Islamitische Staat ging aansluiten. Haar identiteit bestond nog maar uit één ding: een vermeend moslimschap.

Identiteit als fictie

De Belgische filosoof had deze kleine geschiedenis goed kunnen gebruiken in zijn even prikkelende als pittige Metamoderniteit voor beginners.

Een hoofddoek was voldoende om een vijand te worden

Identiteit ‘is een gevaarlijke fictie,’ schrijft hij. Een fictie omdat zij groepen mensen - die onderling verschillen en allemaal een voortdurend veranderende, uit een mozaïek van ervaringen en karaktereigenschappen opgebouwde persoonlijkheid hebben - vastpint op een onveranderlijke essentie. Identiteit is immers, wil de definitie, een gevoel van persoonlijke eenheid dat gebaseerd is op het gelijk zijn aan een vastliggend geheel van (groeps)eigenschappen. Gevaarlijk omdat identiteitspolitiek leidt tot denken in wij versus zij. Moslims en christenen. Vlamingen en Walen. Hutu’s en Tutsi’s. Sjiieten en soennieten.

Voor buitenstaanders zijn de vermeende verschillen tussen die duo’s vaak niet te bevatten. Het is ‘Ik haat de ander omdat hij net niet is wat ik ben,’ diagnosticeert De Cauter. ‘Hij komt zo dicht bij mij dat hij mijn identiteit bedreigt.’

Misschien is dit ook wel wat Silke overkwam: een hoofddoek was voldoende om van een lid van de groep in een vijand te veranderen.

Identiteitspolitiek als feit

Dat identiteit een fictie is, wil niet zeggen dat identiteitspolitiek niet bestaat. Ze neemt juist epidemische vormen aan, constateert De Cauter. Hij verklaart dat vanuit het verlies van eigenheid door de globalisering.

In het hoofdstuk ‘Globalisering uitgelegd aan scholieren’ erkent de Vlaamse filosoof dat globalisering zo oud is als de mensheid. Toch gaat het om drie redenen nu sneller dan ooit:

  1. De internationalisering van de economie en het verspreiden van productie- en consumptielijnen over de hele wereld.
  2. Het door de informatietechnologie verknoopt raken van de wereld.
  3. Migratie als permanent proces.

‘Eeuwenlang waren volksverhuizingen slechts sporadische aardschokken,’ schrijft De Cauter. Voor de meeste mensen speelde het leven zich af op een klein gebied. Nu maken toerisme, werkreizen en migratie van de wereld een dorp.

En in dat dorp voelen we ons niet langer thuis. ‘Hoe meer globalisering, hoe meer opflakkering van identiteit.’ Het nationalisme van Geert Wilders en Marine Le Pen en het fundamentalisme van Islamitische Staat zijn in de ogen van De Cauter uitingen van hetzelfde verlangen naar een identiteit om aan vast te klampen. In het eerste geval een nationale, in het tweede een religieuze.

Zijn advies luidt die gevaarlijke fictie los te laten. ‘Wat we moeten doen, is niet romantisch vasthouden aan een verloren identiteit die we projecteren in een geïdealiseerd verleden of een utopische toekomst (als herstel van dat verleden, zoals in het nationalisme of mutatis mutandis in het fundamentalistische kalifaat), maar onze identiteiten vermenigvuldigen door de rijkdom van de verscheidenheid te omhelzen en de wording van de globalisering te affirmeren. We moeten steeds opnieuw afscheid nemen van onze identiteit.’

Lof der vermenging

Op papier een mooi idee, maar wie doet dat nou echt? vroeg ik mij af. Tot ik In Molenbeek van de Brusselse historicus en stadsonderzoeker Hans Vandecandelaere las.

Een gezellige reputatie heeft Molenbeek niet. De wijk aan de westkant van het centrum van Brussel geldt als een poel van sociale ellende en een broeinest van fundamentalisme.

Vandecandelaere, die er voor zijn boek twee jaar lang ronddwaalde, poetst de werkloosheid, de soms miserabele en mensonterende woonomstandigheden en het religieuze radicalisme niet weg. Maar hij ziet ook een andere kant: naast mensen die zich vastklampen aan hun religieuze of etnische identiteit, ontstaan er allerlei plekken en gemeenschappen waar vermenging en hybriditeit de boventoon voeren, waar elementen uit verschillende culturen en taalgemeenschappen samensmelten tot nieuwe vormen. Neem dat restaurant dat halal, Italiaans en Aziatisch eten serveert, het in het Frans, Engels, Arabisch en Chinees aan de man brengt en waar een Marokkaan uit Italië en een Vietnamees koken.

Neem dat restaurant dat halal, Italiaans en Aziatisch eten serveert, dat in het Frans, Engels, Arabisch en Chinees aan de man brengt en waar een Marokkaan en een Vietnamees koken

Het Stromaeprincipe, noemt iemand in Vandecandelaeres boek dat. Naar de zanger die speelt met de vermenging van mannelijk- en vrouwelijkheid, van zijn Rwandese en Belgische roots, van muziekstijlen.

Een ander voorbeeld van vermenging is (hoop), een bouwproject waarbij grote, kansarme gezinnen met een bonte verzameling herkomstlanden en geloven de kans kregen samen uit te denken hoe hun woningcomplex eruit moest komen te zien.

‘We zijn van niets opgeklommen, naar een nieuwe mondige middenklasse,’ zegt de bewoonster Fadma. De trots van Espoir: de gemeenschappelijke moestuin, die ze elke zondag openstellen voor de buurt.

Het activisme in ieder van ons

Het lijkt wel een common. De teloorgang en de herontdekking van de commons is (naast een waaier van onderwerpen, te breed om hier ook maar aan stippen) een van de grote thema’s in het nieuwe boek van Lieven De Cauter. Toen ik hem dit voorjaar ontmoette op mijn reis voor ‘In Search of Europe’ dat de vraag hoe we een antwoord kunnen vinden op de enclosureof the commons de grote kwestie van deze tijd is.

Hoe zat het ook alweer? De commons, ‘de gemene gronden,’ waren stukken gemeenschappelijk land waar mensen hun vee konden laten grazen, hout sprokkelen, vruchten plukken.

Het moderne kapitalisme begon, stelt De Cauter, met de omheining van die gemeenschappelijke gronden door mensen die het tot hun privébezit verklaarden.

‘Het kapitalisme heeft het gemeengoed uitgewist, het werkelijke bestaan ervan en zelfs de idee,’ schrijft de filosoof nu. Wij kennen alleen nog privaat (persoon of bedrijf) of publiek (staat) bezit, terwijl het gemeengoed dat is wat noch publiek noch privé is. Het is ‘wat niemand en daarom iedereen toebehoort, of wat iedereen en daarom niemand toebehoort.’

De tekenen van het verdwijnen van de commons zijn alom. Multinationals claimen het alleenrecht op zaden. Het gemeengoed bij uitstek - de natuur - dreigt opgeslokt te worden door de economie en wordt een reservoir van hulpbronnen die bedrijven kunnen exploiteren. In het kapitalisme valt alles - of het nu cultuur of natuur is, een mensenleven of een televisie - onder het regime van de geldelijke waarde.

Onze enige redding, denkt De Cauter, is ‘een internationale rechtsorde in het teken van de commons’ die ‘het kapitalisme als georganiseerde diefstal van het gemeengoed door de multinationals’ aan banden legt.

Hoe die verre droom naderbij te brengen? Het antwoord ligt in de praktijk, ‘in het activisme van ieder van ons,’ stelt de man die zich ‘een kwaaie activist’ noemt. Wat we nodig hebben, zijn oefeningen in vergemeenschappelijking, pogingen nieuwe commons te scheppen. Zoals de initiatieven die vijftig jonge ideeënmakers op het Idea Camp in Zweden

De commons zijn niet alleen gemeenschappelijke gronden, maar ook plekken waar mensen elkaar ontmoeten, betoogt De Cauter. In zijn boek schrijft hij dat Chinese studenten hem erop wezen dat het karakter voor gemeenschappelijkheid lijkt op twee verschillende handen die uit één schaal eten. ‘Deze antropologische elementaire handeling van het samen eten, het delen van voedsel, is de kern van alle uitwisseling en deelneming,’ becommentarieert De Cauter.

De gemene grond is de plek waar je de ander ontmoet, met hem of haar aan tafel zit, eet, lacht en drinkt en ontdekt dat er onder het hoofddoekje gewoon een mens zoals jij zit.

Meer hierover: