Wie echt wat wil bereiken, moet vooral niet beroemd willen worden
In zijn programma F*ck me, I’m Famous onderzoekt Filemon Wesselink de nadelen van roem. Sommige van de geïnterviewde Bekende Nederlanders durven zelfs niet meer over straat. Maar pas op, ook wij gewone stervelingen zijn vatbaar voor de gevaren van de faam.
Toen presentator Filemon Wesselink werd ontslagen bij BNN, merkte hij hoezeer hij aan roem verslaafd was geraakt. In zijn nieuwe programma F*ck me, I’m Famous! onderzoekt hij hoe dat komt. Al zijn gasten (collega’s van tv) spreken pijnlijk openhartig over hun faam. Het is verslavend, je durft niet meer over straat, je grijpt sneller naar de alcohol en de drugs en als het over gaat - wat het bijna altijd doet - blijft er niets meer over.
En toch droomt 70 procent van de kinderen tussen de acht en zeventien jaar ervan bekend te worden. Mensen die de zeventien gepasseerd zijn vast ook, maar die durven het niet meer te zeggen.
Ik snap die zucht naar roem wel. In 2011 was ik door mijn toenmalige baan als hoofd internet bij NRC Handelsblad een paar keer te gast bij De Wereld Draait Door en voelde ik me even heel beroemd. Ik vond het een machtig idee dat iedereen die ik tot die tijd had ontmoet - van klasgenootjes tot oude liefdes - door die paar televisieoptredens dacht dat ik het gemaakt had. Voortaan hoefde ik geen indruk meer op ze te maken als ik ze tegenkwam.
Als je beroemd bent, hoef je niet meer iedereen voor je te winnen
‘Als je beroemd bent, hoef je niet meer iedereen voor je te winnen,’ schrijft ook allemansfilosoof Alain de Botton in The Book of Life. Als beroemdheid kun je zelfs tijdens de ochtendspits dronken en schreeuwend over straat zwalken, meneer agent helpt je toch vriendelijk (2.50 minuut):
Maar je ziet ook de opgeheven smartphones. Voorbodes van de vernedering die Stromae ten deel was gevallen mocht hij echt dronken zijn geweest. Een terechte angst, als je aan de publieke afrekeningen van Britney Spears en Amy Winehouse denkt.
Een angst die ook in Wesselinks programma terugkomt. Neem zijn gesprek met dj Dave Roelvink, over de ‘haat’ die hij ervaart van andere mannen. Of Jan Versteegh van BNN, die liever thuisblijft zodat hij niet meer achtervolgd wordt.
De Botton zou er niet van opkijken, want ‘het succes van één persoon betekent vernedering voor anderen.’ Ik ben niet speciaal, hij wel. Wacht, ik gooi een biertje over hem heen.
Die haat komt bij veel beroemdheden extra hard aan. Want, schrijft De Botton, ‘mensen verlangen roem om pijn uit het verleden te verzachten.’
Pijn die voortkomt uit de onverschilligheid van de wereld om je heen. Omdat je gepest werd, of omdat je - zoals Wesselink en zijn gast Arie Boomsma - uit een groot gezin komt waar je moest vechten om aandacht. En als de roem ooit wegvalt - wat vaker wel dan niet gebeurt - blijft er niets over. Of, zoals Wesselink het zegt: ‘roem is verneukeratief.’
Roem in het dagelijks leven
Jij ben nu vast blij dat je niet beroemd bent. Er niet naar streeft.
Helaas is er ook nog zoiets als prestige.
Dat werkt precies hetzelfde als roem. En daar hebben niet alleen Bekende, maar ook Onbekende Nederlanders last van. Want ook prestige draait om instant erkenning krijgen van anderen.
- Daarom koop je een Audi, want dan straal je succes uit.
- Daarom ga je voor een saaiere maar hogere functie, want dan geniet je meer aanzien op je werk en op de feestjes waar iedereen aan je vraagt ‘wat je zoal doet in het leven.’
- Daarom kies je niet de studie die je écht interessant lijkt, maar ga je voor Rechten.
- Daarom ben je op je werk meer bezig met je positie binnen het bedrijf, dan dat je daadwerkelijk iets gedaan krijgt.
Prestige zorgt ervoor dat je niet werkt aan wat je leuk vindt, maar aan wat je eigenlijk leuk zou moeten vinden
‘Prestige zorgt ervoor dat je niet werkt aan wat je leuk vindt, maar aan wat je eigenlijk leuk zou moeten vinden.’ Dat zegt essayist en durfkapitalist Paul Graham. En hij kan het weten, want Graham is zo ongeveer de beroemdste start-upmentor uit Silicon Valley en werkt met de grootste talenten der aarde. In een essay met de titel How to do what you love beschrijft Graham hoe de zucht naar prestige ons zicht vertroebelt. Want in al onze beslissingen speelt altijd die ene overweging mee: hoe komt dit over op anderen?
Daarom een gedachte-experiment: probeer eens te bedenken wat je anders zou doen als je volledig maling zou hebben aan wat anderen over je denken. Welke fascinatie zou je niet langer wegdrukken? Dat ene bedrijfsidee waar iedereen je altijd om uitlacht, ga je dat nu toch uitvoeren? Een andere baan kiezen misschien? Of een andere partner?
Als je jezelf weet te bevrijden van het juk van prestige, ben je tot vernieuwende dingen in staat, schrijft Graham. Prestige is volgens hem ‘gefossiliseerde inspiratie.’ Ga maar na: er zijn genoeg dingen die we nu prestigieus vinden, maar die dat vroeger niet waren. Jazz bijvoorbeeld. Eerst verguisd door klassieke musici, vereren we wijlen Miles Davis nu nog steeds. Een muzikant die ooit niet prestigieus werd gevonden, maar doorzette. Niet omdat hij beroemd wilde worden, maar omdat hij écht geloofde in wat hij deed.
Wie alleen maar bezig is met wat anderen van hem vinden, zal nooit tot waardevolle dingen in staat zijn. Daarom zijn we (als Bekende én Onbekende Nederlanders) veel beter af als we roem en prestige negeren. Als we massaal maling aan elkaar hebben en elkaar verrassen met onze rare drijfveren en ideeën.
Kijk maar naar Wesselink. Een maand na zijn ontslag, merkte hij dat hij ‘weer creatief werd.’ ‘Ik was toch een beetje een mak schaap geworden dat achter de kudde aanliep.’ Nu heeft hij ons - vanuit zijn persoonlijke fascinatie - een heel interessant programma gegeven.
Wat wordt jouw eerste stap in een prestigeloos bestaan?