Ons drugsbeleid: dweilen met de kraan open (en hopen op de minste nattigheid)
Een top van de Verenigde Naties zou het einde moeten inluiden van de internationale oorlog tegen drugs. Niet alleen lijkt de top al mislukt voordat hij begonnen is, er zit ook een fundamentele weeffout in het denken over de oorlog en de grondslag ervan.
Vorig jaar kreeg de Nederlandse stichting die strijdt voor de legalisering van wiet een klop op de deur. Voor het woonhuis van de voorzitter van het Verbond voor Opheffing van het Cannabisverbod stonden vijf agenten. Er was namelijk een melding binnengekomen dat zich een wietplantage in het huis bevond.
Nu is ‘plantage’ misschien een groot woord, maar er stonden inderdaad zeven planten in de achtertuin van voorzitter Derrick Bergman. Bergmans huis werd verder doorzocht, maar de voorzitter deed niet aan binnenteelt. De planten die in de tuin stonden - de meeste waren nog geen 15 centimeter hoog - werden meegenomen.
Het is Nederlands curieuze cannabisbeleid in een notendop. Bergman mocht wel naar de coffeeshop lopen om illegaal gekweekte wiet te kopen, maar een stel planten tussen zijn bramen en aardbeien zetten om ze op te roken was verboden. Produceren is illegaal, consumeren en bezit van kleine hoeveelheden wordt door de vingers gezien.
Natuurlijk is het met rust laten van gebruikers een enorme verbetering ten opzichte van de ellende die de drugsoorlog wereldwijd veroorzaakt. Toch is het nog steeds een halve oplossing die alle klassieke problemen van de drugsoorlog in stand houdt.
Er is namelijk vraag naar drugs, door miljoenen consumenten, die grotendeels probleemloos gebruiken. Maar de markt die aan deze vraag voldoet, is illegaal verklaard. De centrale denkfout is dat een half-gedoogd systeem een goede oplossing is.
We hebben daarmee de keuze gemaakt voor dweilen met de kraan open, in de hoop dat dat uiteindelijk voor de minste nattigheid zorgt en zonder dat er een echte oplossing is. Dweilen dat al honderd jaar als strijd vóór de gezondheid van de samenleving en tégen gewelddadige criminelen wordt gebracht.
Wordt dit nu wereldwijd beleid?
Waarom Nederland hier toch aan vasthoudt? Omdat het internationaal zo is afgesproken. Het startschot voor de drugsoorlog werd in 1912 in Nederland gegeven, op de Internationale Opiumconventie in Den Haag. Daar werden voor het eerst afspraken gemaakt over het inperken van de internationale drugshandel. Het duurde even voordat het verdrag geratificeerd werd, maar uiteindelijk wisten de voorstanders het onderdeel te maken van de Vrede van Versailles. Daardoor werd het officiële einde van de Eerste Wereldoorlog het begin van de drugsoorlog.
Sindsdien wordt ongeveer elke twintig jaar een top georganiseerd om het beleid te evalueren en aan te passen. Meestal is het vooral een mooie gelegenheid om nog meer middelen aan de zwarte lijst toe te voegen.
Volgende maand wordt er vervroegd een top gehouden in New York, op verzoek van Zuid-Amerikaanse landen die het leed van de drugsoorlog niet langer konden aanzien. Tussen 19 en 21 april komen de Verenigde Naties in een speciale vergadering bijeen om te praten over het toekomstige drugsbeleid.
Wat ‘Parijs’ moest zijn voor klimaatverandering, zou ‘UNGASS New York’ moeten worden voor de drugsoorlog
Wat ‘Parijs’ moest zijn voor klimaatverandering, zou ‘UNGASS New York’ voor de drugsoorlog moeten worden. Guatemala, Colombia en Mexico vroegen de top aan - zo schreven ze vier jaar geleden - zodat kon worden gewerkt aan ‘een diepgaande reflectie, om alle mogelijke opties te onderzoeken, inclusief regelgeving en markthervormingen - zodat een nieuw paradigma kan ontstaan.’
In de vier jaren die volgden is decriminalisering van gebruikers de hoogst haalbare ambitie geworden. Er is geen enkel land geweest dat zich openlijk heeft uitgesproken voor de decriminalisering van de productie en de handel. Ook Nederland niet, terwijl de internationale verdragen consequent worden genoemd als de grootste barrière om tot een nieuw beleid te komen. En verschillende landen hebben nu interesse getoond in die Nederlandse aanpak, omdat het in ieder geval een stap in de goede richting is. Maar zoals we weten zijn de problemen daarmee niet opgelost.
Hoe de Nederlandse aanpak wordt verkocht
Nederland pleit niet voor regulering van de productie omdat de Tweede Kamer dat niet wil. En daarom wordt Zorgstaatssecretaris Martin van Rijn nu op pad gestuurd met de opdracht de Nederlandse aanpak - geen gebruikers vervolgen maar wel de handelaren - internationaal te verkopen. En hoewel wij overal de onvolkomenheden van dat beleid kunnen zien, kan ons compromisbeleid internationaal op interesse rekenen. Want aan de gebruikerskant zijn de resultaten inderdaad positief.
Wat cijfers. Acute sterfte door coke komt nauwelijks voor, zegt het Europese monitoringsinstituut EMCDDA. En van de 170.000 Nederlanders die het vorig jaar gebruikten, waren er slechts 32 die zich met een ‘zware intoxicatie’ meldden voor zorg. 160.000 Nederlanders gebruikten xtc, slechts 150 meldden zich bij de verslavingszorg. Te veel blowen komt voor, maar de cijfers laten zien dat het aantal ‘verslaafden’ minder is dan 1 procent van de gebruikers en dat het merendeel daarvan stopt zonder professionele hulp.
Drugsslachtoffers zijn een groot drama voor de naasten, dus die zullen weinig kunnen met die cijfers. Maar feit blijft dat middelengebruik consequent leidt tot een morele paniek terwijl andere risicovolle activiteiten dat niet doen. Want drugs worden per definitie als slecht gezien omdat ze slecht zijn voor de gezondheid, en daarom zijn ze verboden. Bij veel middelen is de rationele basis voor het verbod marginaal, en toch wordt het verbod in stand gehouden.
Tekenend zijn de woorden van staatssecretaris Van Rijn op het Nationaal Alcohol- en Drugscongres over stoppen met xtc: ‘[Dat moet] niet vanuit moraalridderschap, ik heb daar niet zoveel mee. Maar wel vanuit volksgezondheidsoptiek.’
En in een interview later: ‘Dit gaan we niet redden met het vingertje. We moeten zeggen als overheid… als staatssecretaris van Volksgezondheid vind ik dat ik een plicht heb, een opdracht heb, om daar [de vermeende gevaren van xtc, TR] iedereen op te wijzen.’
De antidrugsmachine blijft lopen
Nederland is lang verguisd om zijn liberale drugsbeleid, maar de tijden zijn aan het veranderen en nu kan Van Rijn onze positieve resultaten aan de gebruikerskant met de wereld delen. Maar dat we de onderliggende problemen daar niet mee oplossen, wordt doodgezwegen. Want die problemen zijn er zeker.
De drugsmarkt bestrijden kost Nederland 1 miljard euro per jaar. Dat geld gaat naar het oprollen van de plantages en labs. En naar de gemiddeld 17,5 procent van alle gevangenen die vastzit voor een overtreding van de Opiumwet, gevangenen die ook allemaal een rechtszaak hebben doorlopen. Ongeveer eenzelfde percentage van alle in Nederland gepleegde moorden houdt verband met de criminele wereld, die grotendeels draait op drugshandel.
Dan zijn er nog de gezinnen die uit hun huurhuis worden gezet omdat ze wiet kweken, de intimidatie van ambtenaren en de grote sommen geld die moeten worden witgewassen
Dan zijn er nog de problemen met de vermengingen van onder- en bovenwereld, de gezinnen die uit hun huurhuis worden gezet omdat ze wiet kweken, de intimidatie van ambtenaren door drugskartels en niet te vergeten de grote sommen geld die moeten worden witgewassen. Allemaal uit de gedachte dat mensen minder drugs gebruiken als het verboden is, ten koste van alles.
De Nederlandse situatie laat zo zien hoe de al honderd jaar oude drugsoorlogmachine werkt: Bovenin stop je zorgen over de gezondheid van de jeugd, en terwijl wereldwijd ministeries van Justitie met de beste intenties de hendel draaien, komt er een stapel gevangenen, gestigmatiseerde gebruikers, weggegooid geld en bovenal een ontelbaar aantal lijken uit - bestaande uit neergeschoten politieagenten, omgelegde handelaren en verschopte gebruikers.
In Nederland draait de machine weliswaar minder hard dan in andere delen van de wereld, maar daarom zouden we nog meer verantwoordelijkheid moeten voelen om de problemen internationaal aan te kaarten.
Hoe nu verder?
Nu zou het natuurlijk al een hele stap zijn als de VN-lidstaten in april ervoor zouden kiezen om het leven van drugsgebruikers aangenamer te maken. Maar met nog maar een paar weken te gaan tot de top, vervliegt hoop op verandering in razend tempo. Landen als Iran, Saoedi-Arabië, Maleisië en Indonesië blijken helemaal niet geïnteresseerd in een versoepeling van het beleid, daar worden juist al onze fouten nog eens gemaakt. Ook in de Verenigde Staten blijken de financiële prikkels bij de politie nog te sterk om daadwerkelijk het systeem te hervormen. In het voorstel voor de slotverklaring die op dit moment ter inzage ligt, is bijna niets terug te vinden dat naar de hervormingsdiscussie leidt.
Om maar even aan te geven op welk niveau de discussie momenteel gevoerd wordt: op dit moment is bij de VN het enige punt van vooruitgang dat er een discussie is of het executeren van drugshandelaren wel of geen effectief middel is om de volksgezondheid te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van drugs.
In maart luidden 194 organisaties betrokken bij de organisatie van UNGASS de noodklok. Ze zien hoe de top afstevent op een totale mislukking. Niet alleen de inhoud van de verklaring is problematisch, het systeem waarin zij tot stand is gekomen is failliet: ‘UNGASS is nu vreselijk dicht bij het bewijzen van een serieus systematisch falen van het systeem van de VN. Door niet in te gaan op serieuze kritieke, nieuwe ideeën of taal, riskeert de UNGASS-eindverklaring een dure herhaling van oude overeenkomsten te worden. Dat zou een groot falen betekenen van de Algemene Vergadering - en een verraad van de lidstaten, VN-instanties, het maatschappelijk middenveld en het grote publiek dat zoveel meer heeft geëist.’
Het proces laat zien waarom de drugsoorlog zo lang door kan blijven gaan. Drugsgebruikers laten niet van zich horen omdat het stigma te zwaar is, de organisaties die ze proberen te vertegenwoordigen zijn klein en hebben weinig geld en de samenleving houdt zich grotendeels afzijdig omdat het wordt gezien als een nicheprobleem van mensen die te veel van feesten houden, terwijl grote delen van de bevolking toch stiekem verboden middelen blijven consumeren. En uiteindelijk winnen de tegenstanders van hervorming en verandert er niks.
Op de VN-top in New York zoek ik mensen op die al over een andere toekomst hebben nagedacht, maar ik ga ook met veel interesse kijken hoe de oorlog met de beste bedoelingen in stand wordt gehouden. Iedereen die me kan helpen aan contacten in dit internationale circuit, nodig ik van harte uit om contact met me op te nemen.
Correctie 1-4-2016: Een eerdere versie vermeldde 162 ‘zware intoxicatie’-meldingen. Dat zijn er 32.