Thuis ben je waar onverwachte gasten in paniek komen opdagen
Door de ziekte van mijn moeder en andere werkzaamheden – voor zover ziekte een werkzaamheid kan worden genoemd, voor mantelzorgers vermoedelijk wel – had ik een traditie noodgedwongen onderbroken. Een paar jaar was ik niet in het Zwitserse Glion geweest, waar ik normaal gesproken één keer per jaar heen ging met mijn petekind en de moeder van mijn petekind.
De laatste keer dat ik in hotel Victoria in Glion verbleef, was in de zomer van 2012. Mijn petekind was toen ontroostbaar omdat hij een klein mesje verloren had in de struiken om het hotel. Het mesje had hij aangeschaft in een museum over heksen en het kinderverdriet van die avond staat me helder voor de geest. Volledige ontroostbaarheid.
Het merkwaardige was dat hij een paar weken later, eind augustus 2012, een nieuw mesje kreeg en dat hij toen zijn interesse in dat mesje volledig was verloren. Er was een nieuw object gevonden, vermoed ik, waarop het verlangen was gericht.
De weersvoorspelling was dit keer ongunstig. Sneeuw en regen waren voorspeld. Maar hotel Victoria in Glion is ook in de regen bijzonder aangenaam. Ik arriveerde zaterdagavond met de trein uit Zürich. De moeder van mijn petekind had me per sms al gewaarschuwd: ‘Neem een taxi vanuit Montreux. Als je met de trein naar boven gaat, en je loopt tien minuten door de regen, dan kom je aan als een verzopen kat.’
Sommige mensen doen impulsieve dingen, dat is goed in literatuur, maar soms moet je accepteren dat werkelijkheid en literatuur elkaar overlappen
Dat leek me een slecht begin van de korte vakantie. Ik nam dus een taxi.
Op zondag gingen we met de trein naar Rochers de Naye, waar het pak sneeuw zo dik was dat wandelen praktisch onmogelijk was.
Op maandag wandelden we door Montreux. Sneeuw lag daar niet. Het meer glinsterde. Op maandagavond, nadat ik klaar was met werken, schreef ik een e-mail aan mijn geliefde met de boodschap dat ik het idee had dat ze me niet helemaal vertrouwde, dat ze zichzelf gerust aan me kon tonen zoals ze werkelijk was. En dat vertrouwen voor duurzame liefde wel van belang was. Of woorden van soortgelijke strekking.
Ik ging slapen en toen ik wakker werd had ik een e-mail gekregen van mijn geliefde dat ze middenin de nacht mijn e-mail had gelezen, dat ze toen niet meer kon slapen en besloten had naar Glion af te reizen. Ze zat al in het vliegtuig.
Om iets voor halfelf zou ze in Glion aankomen.
Ik vertelde dit aan mijn petekind en zijn moeder. Ik zei: ‘Ze komt eraan.’
Sommige mensen doen impulsieve dingen. Dat is goed in literatuur, maar soms moet je accepteren dat werkelijkheid en literatuur elkaar overlappen. Hoewel er natuurlijk een groot verschil bestaat tussen iets lezen en iets meemaken.
‘Zullen wij weggaan?’ vroeg de moeder van mijn petekind.
‘Ik zou blijven,’ zei ik.
Ik nam de trein naar Montreux, alwaar mijn geliefde al op het perron stond. Aan de impulsiviteit was een paniekaanval voorafgegaan. Een paniekaanval gaat vermoedelijk vaker aan impulsiviteit vooraf. Ik zei wat ik altijd tegen mijn moeder had gezegd: ‘Het komt allemaal goed.’ Tot de dag dat ze doodging, toen zei ik dat niet meer. Ik voelde vermoedelijk die dag dat het niet goed zou komen.
We liepen langs het meer, mijn geliefde en ik. Ik nam een kamer voor haar in hotel Victoria. De kamer was klein maar het balkon riant.
Mijn petekind en zijn moeder waren intussen van Montreux naar Vevey aan het lopen, wat een prestatie mag heten want mijn petekind had een ontstoken teen.
’s Avonds speelden we met zijn allen een kaartspel. Dat klinkt idyllisch, maar de sfeer was ietwat gespannen. Er was onverwacht een bezoeker bijgekomen, wat je ook als noodlot kon interpreteren.
De obers in het hotel lieten zich van hun beste kant zien.
Beter is het om nooit geboren te zijn. Maar als je eenmaal leeft, ligt de conclusie voor de hand: thuis ben je waar onverwachte gasten in paniek komen opdagen.