De context waarin Donald Trump groot kon worden werd al in 1987 beschreven
Al in 1987 beschreef historicus Paul Kennedy Amerika als een grootmacht in verval. Zijn tijdgenoten sloegen zijn waarschuwingen resoluut in de wind. Ten onrechte, blijkt nu. Want als je naar de opkomst van Donald Trump kijkt, zie je dat het land er in veel opzichten nog net zo voor staat als dertig jaar geleden. Het was een kwestie van tijd tot een politicus daar munt uit zou slaan.
In 1987 verscheen The Rise and Fall of the Great Powers van de hand van de Britse historicus Paul Kennedy. In korte tijd werd de pil een bestseller in de Verenigde Staten. Vooral het slothoofdstuk trok de aandacht.
Daarin analyseerde Kennedy de problemen van de VS als wereldleider – en kwam hij tot de conclusie dat de VS in een fase van relatief verval waren terechtgekomen.
Kennedy werd door zijn tijdgenoten beschuldigd van doemdenken. Ten onrechte: hij maakte zich nergens schuldig aan een soort economisch determinisme waarin het lot van grootmachten onwrikbaar vastligt.
Integendeel. Steeds liet hij zien hoe staten iets te kiezen hebben – weliswaar in een gegeven militair-economische context. Het komt erop aan of je wel of niet in staat bent tot aanpassingen.
Waarom grote machten opkomen...
Zijn analyse laat zich samenvatten in drie eenvoudige stappen:
- Een staat kan zich ontwikkelen tot grootmacht als het over een aantal relatievevoordelen beschikt zoals bevolkingsomvang, geografische ligging en economische ontwikkeling.
- Als een staat zich ontwikkelt tot grootmacht gaat deze steeds meer verplichtingen in het buitenland aan – om de handel veilig te stellen en de daarmee samenhangende strategische posities.
- Om dat alles te beschermen, bouwt een grootmacht een groot leger op.
Tot zover zijn theorie over de opkomst van grootmachten.
…en weer ten onder gaan
Zijn theorie over verval laat zich vervolgens raden. Het bestendigen van de opgebouwde macht wordt simpelweg een veel te kostbare affaire.
Zolang de economie sneller groeit dan de militair-strategische verplichtingen is dit geen probleem, maar als de balans omslaat en de kosten van de verplichtingen sneller stijgen dan de baten, treedt ‘relatief verval’ in, zeker als andere staten nieuwe relatieve voordelen ontwikkelen.
In deze fase van imperial overstretch hollen de kosten van machtshandhaving op den duur de machtsbasis uit. En zo gaat het telkens met machtssystemen.
Relatief verval kan leiden tot absoluut verval als staten zich niet aanpassen aan de veranderde omstandigheden.
Zo zag Kennedy al toen het Sovjetrijk nog groot en machtig leek dat de langetermijnvooruitzichten slecht waren.
‘Without its massive military power, it counts for little in the world; with its massive military power, it makes others feel insecure and hurts its own economic prospects. It is a grim dilemma.’
Gorbatsjov zou niet lang na het verschijnen van dit boek met zijn hervormingsprogramma van glasnost en perestrojka het einde van de Sovjet-Unie versnellen.
Tot vrijwel ieders verrassing gebeurde dat op vreedzame wijze omdat hij in feite de analyse van Kennedy deelde: Rusland kon de kosten van de overheersing van de staten in Oost-Europa en de voortzetting van de Koude Oorlog niet langer opbrengen.
Dat mondde uit in het wonder van de val van de muur in 1989 – door vrijwel niemand voorzien – en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991.
Het machtsverval van de VS
Maar Kennedy’s kritiek gold niet alleen de Sovjet-Unie. Ook de VS waren volgens Kennedy in een fase van imperial overstretch terechtgekomen.
De VS kwamen uit de Tweede Wereldoorlog tevoorschijn als de supermacht bij uitstek. Als leider van het vrije Westen gingen de VS vervolgens talrijke strategisch-militaire verplichtingen aan: de NAVO, diverse oorlogen tegen communisten in Azië, pro-Israël-politiek en betrokkenheid bij tal van conflicten in het Midden-Oosten.
Al in de jaren zeventig tekenden zich echter al de contouren af van een wereldwijd multipower system. De economieën van Japan en China groeiden sneller dan die van de VS. Het aandeel van de VS in de wereldhandel nam trendmatig af.
Al decennia voor het verschijnen van Piketty’s boek wees Kennedy op de relatieve verarming van de middenklasse
Niet alleen de landbouw en de traditionele industriële sectoren kregen klappen (textiel, scheepsbouw, chemie), ook op het gebied van de elektronica en de auto- en luchtvaartindustrie nam het relatieve aandeel van de VS af. Het land bouwde een structureel handelstekort op.
Tegelijkertijd bleven de uitgaven voor defensie stijgen. Dientengevolge nam de staatsschuld jaar na jaar sneller toe. De VS waren in de jaren tachtig een schuldenstaat geworden, met een schuldniveau dat leek op de situatie in Frankrijk aan de vooravond van de Franse Revolutie. Meer in het algemeen nam de discrepantie tussen de reële economie en de financiële sector gevaarlijk toe.
Nu wees Kennedy ook op de enorme veerkracht van de Amerikaanse economie, de spin-off van de topuniversiteiten, de flexibele arbeidsmarkt, de ondernemerszin, de hoogwaardige technologische innovaties, de groei van de dienstensector – maar de teneur bleef dat de binnenlandse productie daalde. In een aantal regio’s trad zelfs absoluut verval in.
Al decennia voor het verschijnen van Piketty’s Capital in the Twenty-First Century (2013) wees Kennedy op de relatieve verarming van de middenklasse en de onevenredige accumulatie van rijkdom aan de top – en het feit dat etnische verschillen in toenemende mate de kansen bepaalden om de American dream van sociale stijging waar te kunnen maken.
Reaganomics
Kortom: de VS zouden hun positie in het kader van de verschuivende machtsbalans in de wereld moeten herzien, een test voor het politieke aanpassingsvermogen.
Op dat punt schatte Kennedy de kansen van de democratische politieke cultuur van de VS hoger in dan die van de dirigistische Sovjet-Unie. In feite hoopte Kennedy hier - tijdens de tweede termijn van Ronald Reagan - op adaptive leadership.
Impliciet was deze analyse natuurlijk een forse kritiek op de zogenoemde reaganomics van de jaren tachtig.
De sociale ongelijkheid werd tijdens Reagan groter – terwijl hij in zijn retoriek juist de gewone man aansprak. Populair werd Reagan met zijn mantra dat belasting een vorm van diefstal was en dat de hardwerkende middenstander zijn eigen boontjes wel kon doppen. De overheid trok zich op tal van terreinen, zoals het bankentoezicht van de FED, terug - behalve op het gebied van defensie. In 2008, tijdens de bankencrisis, kreeg Amerika daarvoor een gepeperde rekening gepresenteerd.
Toch werd het tijdperk van Reagan door velen als succesvol beschouwd. De economie groeide, de werkloosheid nam af en last but not least: de Koude Oorlog werd door de VS gewonnen. Het Sovjetsysteem stortte versneld in. In het Koude Oorlogsdenken betekende dit een triomf van het westerse politieke en economische model.
In de kringen van de Republikeinen zou dit leiden tot het zogenaamde neoconservatisme van de Bush-groep: vasthouden aan het Amerikaanse model van internationale vrijhandel en lage belastingen, en dit in internationale crises desnoods opleggen aan failed states – de rol van wereldleider opeisend.
Ook na de schok van nine eleven kreeg dit Amerikaanse triomfalisme een krachtig vervolg. Het leidde zoals bekend tot langdurige, weinig succesvolle en peperdure militaire ingrepen in Afghanistan en Irak.
In de analyse van Kennedy kwam de Bush-doctrine neer op een vorm van ontkenning van de situatie van imperial overstretch – een politiek die alleen mogelijk was door de schuldpositie verder te verslechteren. De scheefgroei tussen de reële en de financiële economie leidde zoals bekend tot de kredietcrisis van 2008.
Adaptive leadership
In een aantal opzichten getuigden de ambtstermijnen van Bill Clinton en Barack Obama van meer realisme – denkend vanuit de analyse van Kennedy.
Clinton slaagde erin door middel van belastingverhogingen de federale schuldpositie enigszins te verkleinen en maakte van het terugdringen van sociale ongelijkheid een politiek thema. Maar: tegelijkertijd liet hij het neoliberale groeimodel in tact, wat per saldo de sociale ongelijkheid vergrootte.
De kredietcrisis werd voortvarend aangepakt, banken werden geherkapitaliseerd, economie en werkgelegenheid herstelden zich sneller en beter dan in Europa
Obama brak na de Bush-periode met de activistische Amerikaanse buitenlandse politiek, slaagde erin de defensie-uitgaven te verlagen en stelde zich in internationale crises terughoudend op. Opnieuw bleek de grote flexibiliteit van de VS: de kredietcrisis werd voortvarend aangepakt, banken werden geherkapitaliseerd, economie en werkgelegenheid herstelden zich sneller en beter dan in Europa. Maar: er bleef sprake van een negatieve handelsbalans en per saldo een groei van de schuldpositie.
En de sociale ongelijkheid nam verder toe. Uit de analyse van Piketty van de inkomensontwikkeling in de VS bleek zonneklaar dat de kloof tussen arm en rijk zodanig groot is geworden dat de Amerikaanse middenklasse steeds meer tot een onderklasse afglijdt.
In veel opzichten is er in de VS een politiek verweesde samenleving ontstaan: de gewone man voelt zich door de gevestigde orde (lees: de overheid) in de steek gelaten. Dat leidt in de culturele context van de VS tot een interessante paradox, aangezien veel Amerikanen juist weinig van de centrale overheid moeten hebben.
Politieke verstarring
Uiteindelijk overheerst de teleurstelling over de periode Obama die de hooggespannen verwachtingen niet heeft kunnen waarmaken. Nu was dat tijdens zijn tweede termijn ook vrijwel onmogelijk vanwege een Republikeinse meerderheid in zowel de Senaat als het Congres. Dit maakte nog eens duidelijk dat de Amerikaanse politiek al decennia wordt verlamd door sjabloonachtige retorische tegenstellingen.
Democraten zouden vooral overheidsbureaucraten zijn die belastingen verhogen, waar de Republikeinen staan voor traditionele Amerikaanse waarden van de free market en self help – handig gecombineerd met conservatief christelijke waarden. Door deze weinig creatieve polarisatie lijden pogingen om de structurele problemen van de VS aan te pakken, keer op keer schipbreuk. Bovendien is het politieke systeem van de VS de afgelopen decennia in toenemende mate gecorrumpeerd door ‘a kind of legalized gift exchange’, waardoor gefortuneerde belangengroepen onevenredig veel invloed hebben op de politieke besluitvorming - aldus Francis Fukuyama in zijn nieuwste boek waarin hij het politieke verval van de VS analyseert.
Het relatieve verval: the face of Trump
Als de gevestigde politiek niet in staat is om structurele problemen aan te pakken, ontstaat in een democratie ruimte voor politieke outsiders, voor populisten die de vervreemding tussen het politieke establishment en de ‘gewone man’ blootleggen. Het relatieve verval van de VS krijgt dan tot veler verrassing ineens the face of Trump.
Trump is de outsider, behoort niet tot het Republikeinse establishment, gaat door voor een self-made business man, heeft een hekel aan belastingen en aan de overheid, maar wil wel de gewone Amerikaan weer perspectief geven – door middel van een vooral intern gerichte nationalistische politiek van America First.
Dus: geen dure avonturen in het buitenland dat zijn eigen boontjes moet doppen en zelf moet betalen voor zijn defensie (lees: de Europese NAVO-lidstaten). Beschermen en stimuleren van de eigen industrie, dus terugdringen van de negatieve handelsbalans, wat een trendbreuk zou zijn met het neoliberale model. De schuldenberg moet worden afgebouwd. Trump pleit voor een sterke overheid die weer publieke investeringen gaat doen in wegen, bruggen en vliegvelden - een soort New Trump Deal.
Het gaat er bij Trump weliswaar vaak wild en onsamenhangend aan toe, maar toch kan zijn programma worden gezien als een poging het relatieve verval van de VS te vertalen in meer realistische nationale politiek. De suggestie die van Trumps populistische retoriek uitgaat, is echter dat er met krachtig optreden eenvoudige oplossingen mogelijk zijn.
Daarmee wordt de complexiteit van de Amerikaanse situatie ontkend.
Wat Trump wil, kan niet zomaar. Overheidsinvesteringen zonder belastingverhoging zijn alleen mogelijk door nog meer geld te lenen – waar Trump nu juist een einde aan wil maken. De optie om de rijken te belasten zou tot een scheuring in de Republikeinse partij leiden. Om de kredietverlening te beperken is een renteverhoging nodig, die echter de Amerikaanse begroting meteen in ongerede brengt. Economisch protectionisme kan de binnenlandse economie stimuleren, maar ook tot een wereldwijde recessie leiden – dilemma’s die overigens ook evenzeer voor de Democraten gelden.
Hoe dan ook, en of het nu door Donald Trump of Hillary Clinton moet worden gedaan: er zijn pijnlijke keuzes nodig die voortvloeien uit een decennia durende structurele ontkenning van het relatieve verval en de sociale verarming van de VS.
Trump als realitycheck
Om Kennedy te parafraseren: wie de problemen van de VS met een zeker leedvermaak aanschouwt, moet wel bedenken dat het lot van Europa in veel opzichten verweven is met dat van de VS. In het huidige multipower system zijn democratische staten in de minderheid. Onze economieën en ons veiligheidssysteem zijn sterk met elkaar verbonden en een nieuwe financiële crisis van de VS heeft enorme gevolgen voor de wereldeconomie.
De VS zijn too big to fall – maar ook de manier waarop het relatieve verval politiek wordt vormgegeven heeft grote gevolgen. Zeker als dit met the rise of Trump zou leiden tot een wilde populistische fase die de problemen en tegenstellingen in de VS alleen maar vergroot. Maar: the face of Trump kan ook een heilzame realitycheck zijn voor de politieke en economische elites om de structurele problemen van het land en het eigen volk weer serieus te nemen en de politieke verstarring te doorbreken.