Thuis ben je waar de hamster op je wacht
Het idee was om een strandwandeling te maken. We hadden al zo vaak samen gegeten en die etentjes waren dikwijls uitgelopen op het recapituleren van het verleden, dat we maar eens iets anders moesten proberen.
Temeer daar het recapituleren van het verleden altijd was geëindigd met de constatering dat er meerdere verledens bestonden en welke de ware was, daarover werden we het maar niet eens. Misschien is dat ook meer iets voor historici, uit te zoeken welk verleden het ware verleden is.
Bovendien at ze weinig. In restaurants schoof ze borden vol met eten van zich af, met een mengeling van walging en schaamte. Ik had niet de indruk dat ik haar met een copieuze maaltijd een plezier deed.
Op pinksterzondag, om een uur of twee, zou ik haar bij haar thuis ophalen; haar ouders waren op vakantie. Eerder die dag was ik in Den Haag geïnterviewd over de oorlog van mijn ouders door een vrouw die met die oorlog bezig is. Niet zozeer de oorlog van mijn ouders, als wel oorlog in het algemeen.
Verleden jaar had ik een verhaal geschreven dat ‘De hamster’ heette. Dat ging niet over haar, wel over haar hamster
Het weer viel tegen, maar het regende niet, dus ik vond dat we de strandwandeling maar moesten maken. In geval van nood konden we nog altijd uitwijken naar een bioscoop.
Na de strandwandeling zou ze voor me koken. Lang geleden had ze ook voor me gekookt, toen we net een relatie hadden gekregen, een jaar of zeven geleden. Het eten was mislukt, er moest Chinees worden gehaald. Ik vond dat toen pijnlijk, maar zijzelf leed er niet onder, althans niet zichtbaar.
Ik had bedacht dat we van Katwijk aan Zee naar Den Haag zouden lopen, wat misschien een tikkeltje overmoedig was.
We begonnen in een strandtent met thee, cola light en nachochips. De chips waren goor maar we aten ze toch op. Het verleden sliep nog. Ik zei alleen: ‘Je jas is roze.’
‘Zie je dat nu pas?’ vroeg ze.
‘Ik heb die jas tot nu toe vooral in schaars verlichte restaurants gezien,’ antwoordde ik.
Het verleden lieten we ook daarna rusten. We spraken over dieren, kennissen, werk. Ze vroeg hoe mijn boek was ontvangen en toen waren we nog niet eens halverwege. Er was nu geen weg terug meer.
Rond zeven uur waren we bij haar thuis. Een halfuurtje later vroeg ze of ik tomaten wilde snijden. Dat deed ik graag. In het feit dat ze voor me kookte, zag ik toch iets van een liefdesverklaring; niet dat we weer bij elkaar zouden komen, maar er was liefde.
De pasta was heerlijk en daarna was er tiramisu. Er was ook een hamster. Verleden jaar had ik een verhaal geschreven dat ‘De hamster’ heette. Dat ging niet over haar, wel over haar hamster. Nu zag ik hem dan in het echt. Kennelijk had hij me geïnspireerd. Hij was kleiner dan ik had gedacht, ook wat schuwer. Hij at behalve zijn hamstervoer ook een Nibbit per dag.
Het viel me op dat zijzelf weer erg weinig gegeten had, misschien wilde ze stiekem veranderen in een hamster. Dat soort dingen komen voor.
Het afscheid verliep gehaast, ik wilde nog van alles zeggen, maar het kon niet meer.
‘Ik speel in een voorstelling die The Future of Sex heet, ik heb die voorstelling ook min of meer geschreven,’ zei ik bij de voordeur. ‘Misschien wil je komen kijken.’
‘The Future of Sex, verrassend,’ antwoordde ze. ‘Ik kijk wel.’
Ik stapte in een taxi en dacht nog even aan de hamster, want thuis ben je waar de hamster op je wacht.