De Syrische Safwan heeft al een baan. Daardoor voelt hij zich beter thuis in Nederland

Colette van Nunen
Journalist, gespecialiseerd in inburgering
Safwan (35) werkt sinds een half jaar als metaalbewerker. Volgende week heeft hij zijn eerste examen voor de inburgeringscursus. Foto: Romi Tweebeeke (voor De Correspondent)

Moeten vluchtelingen inburgeren voordat ze aan het werk gaan? Of kunnen ze al tijdens de inburgeringscursus aan de slag? Dat laatste wil minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken, omdat twee derde van de vluchtelingen werkloos is. Een verslag vanuit de inburgeringsklas. Om te lezen en te luisteren.

Vluchtelingen met een verblijfsvergunning hebben grote moeite met werk vinden in Nederland. Daarom krijgen gemeenten meer geld om vluchtelingen te begeleiden naar werk en moeten alle statushouders een cursus Oriëntatie op de Arbeidsmarkt volgen. Want door te werken, integreren ze beter en kosten ze de maatschappij minder.

Ik ben klassenassistent bij een inburgeringsklas in Oss. Eén cursist werkt sinds een halfjaar als metaalbewerker. Hoe helpt zijn werk zich thuis te voelen in Nederland?

Twee derde van de vluchtelingen is werkloos

We horen geschreeuw op straat. Met een paar cursisten loop ik naar buiten om te zien wat er aan de hand is. Er staat een vrachtwagen stil, midden op straat. Hij is aan het lossen bij de drogist. Een oudere man die er niet langs kan, staat te tieren: ‘Je mag hier niet stilstaan!’ Safwan doet tegen ons alsof hij de buitenlandse vrachtwagenchauffeur is: ‘Ik niet begrijp.’

De Syrische man van 35 heeft er al een halve werkdag op zitten als hij om één uur naar de inburgeringsles komt. Hij is metaalbewerker in een ijzerwarenfabriek. Op woensdag en vrijdag werkt hij de hele dag, maar op de andere dagen stopt hij om twaalf uur. Dan gaat Safwan naar huis om te lunchen en zich te verkleden en rijdt vervolgens met zijn vrouw Rana naar de cursus.

Op woensdag en vrijdag werkt Safwan de hele dag, maar op de andere dagen stopt hij om twaalf uur. Dan gaat hij naar huis om te lunchen en zich te verkleden en rijdt vervolgens met zijn vrouw Rana naar de inburgeringscursus. Foto’s: Romi Tweebeeke
Safwan heeft er al een halve werkdag op zitten als hij om één uur naar de inburgeringsles komt

De jonge Rana vluchtte drie jaar geleden in haar eentje naar Nederland. Ze kreeg snel een verblijfsvergunning en mocht haar man Safwan met hun twee kinderen laten overkomen. De jongste was toen twee jaar, nu gaat hij naar de basisschool. Hun dochter van tien spreekt al vloeiend Nederlands.

Safwan en Rana hebben meer moeite met de taal. Hun inburgeringsles wordt gegeven in een buurthuis in Oss. Twaalf vluchtelingen uit zes verschillende landen zitten bij elkaar in de klas. Ze komen uit Syrië, Iran, Eritrea, Somalië, Rusland en Sri Lanka. Bijna allemaal zijn ze werkloos en afhankelijk van een bijstandsuitkering.

Ook uit landelijke cijfers blijkt dat vluchtelingen moeite hebben De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid schrijft in uit december 2015 dat één derde van de vluchtelingen tussen 15 en 64 jaar een betaalde baan

Dat ligt vaak aan de opleiding. Diploma’s uit landen van herkomst worden niet erkend of lager ingeschat dan een Nederlandse opleiding. Ook de moeilijke begintijd speelt een rol. Soms is de familie nog in oorlogsgebied en zijn mensen bezig met de asielprocedure voor partner en kinderen. Bovendien missen vluchtelingen de sociale contacten die hen kunnen helpen om een baan te vinden.

Voor minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken zijn deze feiten aanleiding om zijn beleid bij te stellen. Vorige maand hij aan de Tweede Kamer dat vluchtelingen zo snel mogelijk aan het werk moeten. En als dat niet lukt, moeten ze passend onderwijs krijgen of vrijwilligerswerk

Werk en de taal die je daarbij nodig hebt

Safwan en Rana komen als laatste de klas binnen. Safwan is vanmorgen al vroeg gaan werken en is moe. Hij heeft moeite om zich te concentreren. Tweeënhalf jaar geleden zijn ze met de inburgeringscursus begonnen en volgende week doen ze examen.

Dat bestaat uit vijf onderdelen: Nederlands lezen, schrijven, spreken en luisteren en Kennis van Safwan ziet het meeste op tegen het onderdeel Schrijven. Op zijn werk hoeft hij niet in het Nederlands te schrijven, zegt hij, dus waarom zou hij dat moeten leren?

Docent Marieke de Peuter schrijft de lesopzet op een whiteboard: vóór de pauze staat Kennis van Nederland op het programma en na de pauze maken de cursisten een proefexamen Luistervaardigheid. Ze verdeelt de klas in twee groepen: beginners en gevorderden.

Mahmoud (20) uit Syrië hoort nog bij de Maar niet lang meer, verwacht De Peuter. De eerste les spiekte hij bij zijn klasgenoten omdat hij het verschil niet hoorde tussen ‘ui’ en ‘au’. Nu spreekt hij al korte Nederlandse zinnen en ook lezen gaat steeds beter. Als dat zo doorgaat kan hij doorstromen naar een hoger niveau, wat hij nodig heeft om toegelaten te worden tot een hogeschool of universiteit.

Voor de meeste vluchtelingen geldt dat ze eerst moeten studeren voordat ze in Nederland werk kunnen vinden. Uit een enquête onder gemeenteambtenaren blijkt dat slechts 9 procent van de vluchtelingen met een verblijfsvergunning meteen kan gaan werken, 60 procent heeft eerst een Nederlandse opleiding nodig en 30 procent zal nooit werk kunnen vinden, volgens de

Safwan is metaalbewerker in een metaalbewerkingsbedrijf in Ravenstein. Foto’s: Romi Tweebeeke

Werk in thuis- en Nederland

Met de gevorderden ga ik naar een aangrenzend lokaaltje om Kennis van Nederland te oefenen. Vijf mensen lopen met me mee: Anab van 20 uit Somalië, het Syrische echtpaar Safwan en Rana en Jonas en Shewit uit Eritrea. Ze gaan zitten en slaan hun boeken open. We bespreken het hoofdstuk Werk. In de docentenhandleiding staat dat ik twee vragen klassikaal moet bespreken.

De eerste vraag is: heb je in je eigen land gewerkt? Anab vertelt dat ze op haar zeventiende uit Somalië vluchtte en nog niet heeft gewerkt. Als ze haar Inburgeringscursus gehaald heeft, wil ze naar het ROC, al heeft ze nog geen idee wat ze later wil worden.

Safwan vertelt dat hij in Syrië een autohandel had. Hij repareerde oude auto’s om ze met winst door te verkopen. In Nederland heeft hij dat ook al eens gedaan voor Syrische kennissen, maar hij ziet het niet zitten om hier een eigen bedrijf te beginnen. Daarvoor vindt hij de regels te ingewikkeld.

De tweede vraag is: heb je in Nederland werk? Safwan heeft als enige in dit groepje een baan. Via een Syrische kennis vond hij werk bij een metaalbewerkingsbedrijf in Ravenstein. De personeelsfunctionaris wilde hem eerst niet aannemen omdat zijn Nederlands niet goed genoeg was. Maar ze bedacht zich: Safwan kreeg een functie aan een walsmachine, daar staat hij alleen en hoeft dus niet met collega’s te overleggen. Hij kreeg een contract van zeven maanden. Dat wordt verlengd als hij zijn inburgeringsexamen haalt en beter Nederlands spreekt.

Safwan kreeg een functie aan een walsmachine, daar staat hij alleen en hoeft dus niet met collega’s te overleggen. Foto: Romi Tweebeeke

Safwan vindt het vooral moeilijk om vragen te stellen in het Nederlands. En de vaktermen die hij in zijn werk nodig heeft leert hij niet bij de inburgeringscursus. Daarom maakt de personeelsfunctionaris af en toe een uur vrij om hem bij te spijkeren. Safwan is dankbaar dat ze in hem investeert, want hij houdt van zijn werk. Lachend: ‘Ik vind handwerk mooi, maar leren ik vind niet leuk.’

Dan is Rana aan de beurt. ‘Ik blijf thuis bij de kinderen’, antwoordt ze. Maar als ze haar inburgering gehaald heeft, wil ze graag weer als kapster en visagiste werken. In Syrië had ze haar eigen kapsalon. Als ze aan het werk was, zorgde haar moeder voor haar dochtertje. Haar zoontje is tijdens de oorlog geboren. ‘Dat was heel moeilijk.’ De hele familie van Rana is gevlucht. De meesten kwamen in Duitsland terecht, ook haar moeder. Alleen Rana en haar zus wonen in Nederland.

Werk is belangrijker dan inburgering

Docent Marieke de Peuter loopt ons lokaal in, het is pauze. Mahmoud gaat alleen op een muurtje zitten roken, pakt zijn telefoon en scant foto’s van bekenden op Facebook. Met Safwan praat ik door over zijn werk. Ik wil weten of hij Nederlands praat met zijn collega’s. Dat valt tegen: ‘Zij praten de taal van de straat, niet als het boek.’ Ik begrijp dat het Brabantse dialect moeilijk voor hem is. Hij heeft geen Nederlandse kennissen, maar heeft wel goed contact met zijn buren.

Werk is nu kennelijk belangrijker dan inburgering

Toch heb ik het gevoel dat hij Nederlanders beter begrijpt dan zijn klasgenoten: hij is losser in de omgang, maakt grapjes en knoopt gemakkelijk een gesprekje aan. Safwan is misschien socialer van aard dan de anderen, maar zijn werk geeft hem ook zelfvertrouwen. Hij zegt dat hij het belangrijk vindt om zijn eigen geld te verdienen en niet afhankelijk te zijn van een uitkering. Door te werken hoort hij er een beetje meer bij in Nederland.

In de meeste gemeenten kregen vluchtelingen tot voor kort drie jaar de tijd om de taal te leren, met behoud van een bijstandsuitkering, pas daarna moesten ze gaan werken. Maar minister Asscher vaart een andere koers en de gemeenten daardoor ook. Asielgerechtigden moeten zo snel mogelijk aan

Docent De Peuter ervaart de gevolgen van dat beleid. In één groep zijn drie mannen door de gemeente verplicht om te gaan werken in een drukkerij. Ze moeten folders vouwen en nieten. Daardoor kunnen ze niet naar de les komen en duurt het waarschijnlijk ook langer voordat ze hun examen halen. ‘Werk is nu kennelijk belangrijker dan inburgering,’ merkt

Bij Safwan thuis, met de kat Ushi. Foto’s: Romi Tweebeeke

‘Als het echte examen maar niet moeilijker is’

Als de pauze voorbij is, pakken de cursisten een laptop uit de kast. De beginners leren woordjes door het juiste woord bij een foto te kiezen en de gevorderden maken een luistertoets. Ze horen vragen op hun koptelefoon en moeten het goede antwoord invullen op de laptop.

Safwan en Rana hebben volgende week hun eerste examens. De docent vond het eigenlijk te vroeg om het examen aan te vragen, de twee waren er nog niet klaar voor. Maar de laatste weken zijn ze met sprongen vooruit gegaan. De Peuter ziet in haar computerprogramma dat ze vaker thuis oefenen en ze hebben hulp gekregen van een vrijwilliger. Die gaat twee avonden in de week naar het echtpaar thuis. Dan worden de kinderen naar boven gestuurd of voor de tv gezet en gaan ze met z’n drieën aan de slag.

Net voor het einde van de les zijn Safwan en Rana klaar met het proefexamen. Safwan leunt achterover en blaast uit, hij heeft net voldoende gescoord. ‘Als het echte examen maar niet moeilijker is,’ verzucht hij. Rana lacht opgelucht, met 86 procent goede antwoorden heeft ze het ruim gehaald.

Nog een paar avonden hard studeren dus. Als hij het haalt, kan Safwan voltijds gaan werken. Hopelijk leert hij dan ook een beetje Brabants, zodat zijn collega’s kennis kunnen maken met zijn gevoel voor humor. En Rana? Zij leert wel Nederlands van de kinderen, maar ze zal het pas echt goed leren als ze vaker met Nederlanders praat. En waar kan dat beter dan in een kapsalon?

Om privacyredenen zijn de achternamen van de meeste geportretteerden weggelaten.

Deze reportage maakt deel uit van het initiatief Nieuw in Nederland. Het onderzoek voor dit artikel werd mogelijk gemaakt door

Meer verhalen over vluchtelingen in Nederland?