Het register waar niemand aan wilde (of hoe leraren reageren als ze huiswerk krijgen)
Leraren moeten in de toekomst bijhouden hoe zij zich bijscholen. Maar dat verplichte lerarenregister blijkt vooral een wens van het ministerie van Onderwijs. Dus voelen docenten zich gepasseerd. Het toont aan hoe ver leraren en beleidsmakers van elkaar verwijderd zijn.
Wie de site van de Onderwijscoöperatie bezoekt, wil na een paar muisklikken een verzorgleraar adopteren die hem zo nu en dan lieve woordjes in zijn oor fluistert en z’n kinderen naar bed brengt. De site staat vol met foto’s van lachende leraren die de bezoeker vertellen over hun docentschap. Zo zegt Jacintha de Laat-Kouters: ‘Wie handelt vanuit passie, heeft geen werk maar een leven.’ Lerares van groep 8 Renske Hoving schrijft in een blog dat ze zich ‘Alice in (w)onderwijsland’ voelt. ‘Want wat is het onderwijs mooi en spannend tegelijk!’
De Onderwijscoöperatie werd in 2011 opgericht door de vijf grootste onderwijsvakverenigingen, met als doel ‘de ontwikkeling van een zelfbewuste beroepsgroep te stimuleren.’ Ze doet goed werk voor leraren. De coöperatie organiseert bijvoorbeeld het Lerarencongres en beheert een fonds van 4,1 miljoen euro voor leraren die ideeën hebben om het onderwijs te verbeteren. De slogan van de Onderwijscoöperatie: Van, voor en door de leraar.
Je voelt de journalistieke vraag al opborrelen: Is dat wel zo?
Dat is een belangrijke vraag omdat de Onderwijscoöperatie door staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker (VVD), en Tweede Kamerleden in zijn kielzog, wel zo gebruikt wordt. Dekker houdt aan: als de Onderwijscoöperatie iets vindt, dan vinden leraren dat. Dat dat niet het geval is, laat het ‘lerarenregister’ zien.
Leraren die zich willen bijscholen?
Om dat lerarenregister is veel te doen. Leraren moeten er in de toekomst in bijhouden op welke manier zij werken aan hun eigen professionalisering – bijvoorbeeld door op te geven welke cursussen ze hebben gevolgd. De wet die dat register verplicht maakt werd op 5 oktober aangenomen in de Tweede Kamer.
Het register is slechts één onderdeel van de wet. Daarnaast erkent de wet dat leraren zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van hun onderwijs. Dat moet leraren beschermen tegen schoolleiders en bestuurders die zich te veel bemoeien met wat er in de klas gebeurt. Ook garandeert de wet dat leraren het recht hebben zich bij te scholen.
Je zou zeggen: wat mooi, een beroepsgroep die voor zichzelf opkomt, praat over wat goed onderwijs is en zichzelf wil bijscholen. Maar op mijn school ervaar ik dat leraren nauwelijks op de hoogte zijn van de wet. Online is er door leraren juist een tegenbeweging gestart. Op de website stopditlerarenregister.nl gaven in één week al meer dan 20.000 mensen aan dat zij ‘niet per se tegen een lerarenregister’ zijn, maar wel tegen een lerarenregister ‘dat van bovenaf wordt opgelegd.’ Hoe kan het toch dat zoveel leraren nu zo boos zijn?
De Onderwijscoöperatie en het ministerie werken samen
Eén ding wordt me al heel snel duidelijk: bij de totstandkoming van die wet hebben het ministerie en de Onderwijscoöperatie nauw samengewerkt. Daar wordt overigens geen geheim van gemaakt. Voorzitter van de grootste organisatie binnen de coöperatie, Liesbeth Verheggen van de Algemene Onderwijsbond (AOb), omschrijft de Onderwijscoöperatie als ‘een club waarin de vakbonden samen met onderwijsinhoudelijke verenigingen samenwerken met het departement met betrekking tot het wetsvoorstel beroep leraar.’
Ook in een interne nieuwsbrief van de Onderwijscoöperatie staat onomwonden: ‘Het lerarenregister is een project van de Onderwijscoöperatie én het ministerie van OCW.’
Van vrijwillig naar verplicht
Misschien niet zo gek, want zowel op het ministerie als binnen de Onderwijscoöperatie wordt al lange tijd over het register gesproken. De grootste organisatie binnen de coöperatie, de Algemene Onderwijsbond (AOb), is er volgens voorzitter Liesbeth Verheggen al jaren mee bezig. Bij de oprichting van de Onderwijscoöperatie wordt ook al gesproken over een register. Het register komt dus niet uit de lucht vallen.
Maar het ging in de plannen van die lerarenorganisaties nooit om een verplicht register. In de plannen van staatssecretaris Sander Dekker wel. In het regeerakkoord staat dat het lerarenregister en de bijscholingsplicht van docenten met ingang van 2017 ‘wettelijk verankerd’ (lees: verplicht) moeten worden.
Daar beginnen de problemen. Volgens het Nationaal Onderwijsakkoord dat in september 2013 gesloten wordt – en dat niet wordt ondertekend door de AOb – moet 40 procent van de leraren zich hebben ingeschreven om het register te kunnen verplichten. Anders zou er niet genoeg draagvlak zijn onder leraren. Maar er staat ook in dat de staatssecretaris ‘andere instrumenten’ in zal zetten om het lerarenregister in 2017 verplicht te maken als niet genoeg leraren zich vrijwillig inschrijven.
Met de aanmeldingen loopt het niet echt storm
Met de aanmeldingen voor dat vrijwillige register loopt het sinds het in 2012 in het leven werd geroepen, zacht gezegd, niet echt storm. In het jaarverslag 2014 van de Onderwijscoöperatie staat dat aan het eind van dat jaar ruim 22.000 leraren een account hebben aangemaakt op de website registerleraar.nl. Dat is zo’n tien procent. Er is bovendien een groot verschil tussen leraren die alleen een account hebben aangemaakt en leraren die daadwerkelijk geregistreerd staan. Aannemelijker is dat eind 2014 slechts 5 procent van de leraren in Nederland geregistreerd staat.
De boodschap is duidelijk: leraren willen zich niet inschrijven.
Maar ja, dat regeerakkoord. Dekker heeft haast en voor het einde van zijn ambtstermijn wil hij zaken gedaan krijgen. Hij blijft bij de doelstelling het register in 2017 verplicht te maken.
Aan de onderhandeltafel
Er wordt stevig onderhandeld. Een eerste wetsvoorstel van Dekker wordt door leden van de AOb kritisch ontvangen. De wet verplicht bijscholing, maar leraren krijgen daar volgens hen niets voor terug. Tijdens een Algemene Ledenvergadering van de vakbond wordt een motie aangenomen waarin geconstateerd wordt dat door inmenging van het ministerie van een register dat ‘van, voor en door de leraar’ is, geen sprake meer is. Het register kan volgens de leden alleen verplicht worden als er in de wet ook komt de staan dat leraren zelf over de kwaliteit van hun onderwijs gaan.
Om druk op Dekker uit te voeren om het wetsvoorstel te veranderen, houdt de Onderwijscoöperatie bovendien een enquête onder de leden van de aangesloten organisaties. De uitkomst: slechts een derde vindt het register belangrijk of heel belangrijk, een vijfde wil dat het verplicht wordt bijscholing erin bij te houden.
Maar de positie van de Onderwijscoöperatie aan de onderhandeltafel is niet ideaal. Ze is volledig afhankelijk van subsidies van het ministerie. In 2014 ontving ze ruim 3,8 miljoen euro, in 2015 bijna 4,4 miljoen euro. Naast een basissubsidie van 2,9 miljoen euro kreeg de Onderwijscoöperatie in 2015 nog eens ruim zes ton extra voor het ‘beleidsprogramma Register’ en 60.000 euro voor de ‘campagne registerleraar.nl.’
Wie betaalt, bepaalt? Als ik de voorzitter van de Onderwijscoöperatie, Joost Kentson, daarnaar vraag erkent hij dat de financiering door het ministerie een probleem is en dat er in het bestuur gesproken wordt over manieren om van die subsidie af te komen. Later in ons gesprek: ‘Ik heb wel eens tegen een staatssecretaris moeten zeggen: dan stop je de subsidie maar.’
Een compromis dat niet ideaal is
De wet wordt een compromis. De Onderwijscoöperatie moet akkoord gaan met de verplichting van het lerarenregister, maar dwingt wel belangrijke punten af.
Zo erkent de wet dat leraren zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van hun onderwijs, dat zij het recht hebben om zich bij te scholen en dat alleen bevoegde leraren in het register mogen staan. Bovendien zijn het leraren die het register gaan beheren. Het ministerie krijgt - naast de verplichting van het register - voor elkaar dat in de wet komt te staan dat leraren zonder bevoegdheid zich moeten registreren in een ‘registervoorportaal’ dat wél wordt beheerd door het ministerie.
Over dat compromis zegt Kentson : ‘De gekozen oplossing is niet de beste, dat geef ik toe. We hebben daarover moeten onderhandelen, het zij zo. (…) Ons uitgangspunt was niettemin en is nog steeds een vrijwillig register, zodat leraren zich intrinsiek gemotiveerd inschrijven.’
Iedereen blij?
Toch moet de Onderwijscoöperatie dat verplichte register nu verdedigen. En omdat ze claimt ‘van, voor en door de leraar’ te zijn, staat de site vol met blije leraren die hun collega’s vertellen waarom het register zo goed is. Zo noemt docent ict Aad van der Drift het lerarenregister ‘een feest waard!’ Docent Engels Andrea Lutz ziet het register als ‘een schouderklopje aan zichzelf’.
In een intern communicatieplan staat dat het ministerie en de Onderwijscoöperatie de communicatie over het lerarenregister met elkaar hebben afgestemd. Maar zo moet het niet overkomen. ‘Gezamenlijk afzenderschap van activiteiten is niet wenselijk omdat dat het beeld kan versterken dat het register van overheidswege wordt opgelegd,’ staat in het plan.
Wil de Onderwijscoöperatie echt ‘van, voor en door de leraar’ zijn, dan kan ze niet aan het subsidie-infuus van Dekker hangen. Naar buiten toe moet ze meer zijn dan een reclamezuil van het ministerie, en ook die leraren vertegenwoordigen die keer op keer hebben aangegeven zo’n verplicht register niet te zien zitten.