Deze boeren planten bomen om onze vlieguitstoot te compenseren. En krijgen daar zelf ook veel voor terug
Om onze vlieguitstoot te compenseren, planten boeren in Bolivia bomen in plaats van ze te kappen. Een win-winsituatie: zowel voor het klimaat als de lokale boer.
Vicente Torres loopt met een machete tussen zijn koffieplanten door. Hier en daar snijdt hij wat onkruid weg of snoeit hij het blad van een koffiestruik bij. Het jarenlange werken in de Boliviaanse zon heeft de donkere huid van zijn gezicht gelooid.
Nu pas, op 81-jarige leeftijd, begint Torres ook werkelijk goed te boeren. Met de productie van duurzaam hout en koffie kan hij een goed inkomen verkrijgen. Mede dankzij de Nederlandse reiziger die de CO2-uitstoot van zijn vliegreis compenseert.
‘Hier wil ik nog meer koffie gaan planten,’ vertelt Torres enthousiast. ‘En daar verderop nog wat bananen.’ Ondanks zijn hoge leeftijd kan ik hem maar met moeite bijhouden terwijl hij op rubberlaarzen door het veld beent.
Torres vertelt ondertussen hoe hij hier in 1975 vanuit Bolivia’s hoogvlakte naartoe kwam, om zich te vestigen in de beboste laaglanden aan de rand van het Nationale Park Amboró. Amboró is een van de meest biodiverse plekken op aarde, dankzij de unieke ligging van het park tussen de tropische bossen van de Amazone in het oosten en de hoge bergen van de Andes in het westen.
Dat betekent ook dat Torres’ veld vol koffiebomen, bananen en rijst veel reliëf kent, wat zijn land gevoelig maakt voor bodemerosie. Enkele honderden meters verderop heeft de Surutúrivier grote stukken land weggeslagen bij een andere boer, nadat hij bos had gekapt om ruimte te maken voor nieuwe landbouwgrond.
Het is een van de vele redenen om ontbossing in dit deel van Bolivia zoveel mogelijk tegen te gaan. En dat kan nou juist door het aanplanten van extra bomen, zoals bij Torres en negenhonderd andere lokale boeren al gebeurt.
De gevaren van ontbossing
Nog een reden: smog. Santa Cruz de la Sierra, Bolivia’s grootste stad en het economisch hart van het land, is al dagen gehuld in een dikke laag als ik Torres in augustus bezoek. Het heeft al maanden niet meer goed geregend, waardoor bosbranden vrij spel hebben op het kurkdroge platteland rond de stad. Duizenden vuren leggen een dikke deken van stof en rook over Santa Cruz. Diens twee miljoen inwoners zuchten en kuchen onder de luchtvervuiling.
Naast extreme droogte is het bewust aansteken van de bossen de grote oorzaak achter de uitslaande branden, en dus de smog. Landbouw is een van de belangrijkste pijlers van de Boliviaanse economie en daar is veel grond voor nodig. Die verkrijg je het snelst door het bos in brand te steken, zodat de bomen daarna makkelijk te kappen zijn en een laag vruchtbare as achter laten.
Landbouw is een van de belangrijkste pijlers van de Boliviaanse economie en daar is grond voor nodig
Alleen verschilt het nogal hoe die grond gebruikt wordt. Wanneer ik Santa Cruz verlaat, passeer ik uitgestrekte landbouwvelden van honderden hectares, slechts hier en daar doorprikt door een verwaaide palmboom. Waar vroeger bossen stonden wordt nu op grote schaal soja geteeld.
De monoculturen vormen een wereld van verschil met het traditionele boerenland van Vicente Torres. Hij heeft altijd slechts een paar hectare grond bebouwd, waarop rijst, bananen en koffie groeit. Op een veldje grazen nog twintig koeien, voor wanneer Torres’ oude dag écht begint. ‘Rijst moet ik zelf oogsten, maar koeien komen gewoon naar me toe als ik te oud ben om te werken,’ grapt hij.
In totaal bezit Torres vijftig hectare grond, het grootste deel nog vol bos. Om plaats te maken voor nieuwe rijstvelden zou hij regelmatig een stuk bos in brand moeten steken. Met alle risico’s van dien.
Als de rijst eenmaal geplant is, heeft dat een desastreus effect op de bodem, die snel uitgeput raakt en acht jaar braak moet liggen om te herstellen. Het is een inefficiënte, uitputtende vorm van landbouw die weinig geld oplevert. De marktprijs voor rijst is laag en heel veranderlijk.
Dus: bomen planten
Sinds 2009 heeft Torres daarom een duurzamere inkomstenbron: houtproductie. Tussen de koffieplanten die hij altijd al verbouwde, groeien tegenwoordig bomen van de lokale tejeyeque-soort. Die boom geeft schaduw aan de koffieplanten wanneer die dat nodig hebben en laat precies op tijd zijn bladeren vallen wanneer de koffie gaat bloeien en in het licht wil staan.
Het is een voorbeeld van klimaatslimme landbouw: landbouw die de productie en het inkomen van Torres verhoogt, én hem helpt zich aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering.
Zo heeft koffie in de schaduw van de tejeyeque minder last van de aanhoudende droogte. De grond rond zijn koffiebomen is zichtbaar vochtiger dan die van de buren, waar de koffie wel in de volle zon staat.
De tejeyeques leveren ondertussen een extra inkomen op uit de verkoop van hun hout, en leggen daar meteen het broeikasgas CO2 in vast.
De drijvende kracht achter deze slimme landbouw is de lange, nuchtere Anko Stilma (47). De Nederlander heeft mij naar Torres’ land gebracht om de impact van de houtproductie zelf te zien. ‘Het is hier praktisch onmogelijk om een verbod op ontbossing te handhaven,’ vertelt hij met een licht rood hoofd van de zon. ‘Daarom moet je een andere stimulans vinden om het kappen tegen te gaan.’
Dus begon hij in 2000 met ArBolivia, een onconventioneel ontwikkelingsproject dat inzet op houtproductie om de inkomsten van lokale boeren te verhogen. Onconventioneel, omdat het project een commerciële benadering heeft en ook op de lange termijn financieel duurzaam moeten zijn.
Hoe dit gefinancierd wordt
‘Kleine boeren willen het liefst overstappen op grootschalige landbouw,’ vertelt Stilma. ‘Maar dan blijft er geen bos over, of moeten heel veel boeren ander werk gaan vinden. Dus proberen wij dat proces om te buigen in een richting waarbij ze er economisch op vooruitgaan, maar niet steeds meer land nodig hebben.’
Kleine boeren willen het liefst overstappen op grootschalige landbouw. Maar dan blijft er geen bos over
Samen met zijn dochter heeft Torres nu 6 hectare aan slimme houtproductie tussen de koffie in. Hierdoor kan hij meer inkomsten uit hetzelfde landoppervlak halen, waardoor hij minder bos hoeft te kappen.
Het probleem met hout: het kan vaak pas over vijfentwintig of dertig jaar verkocht worden, veelal als constructiemateriaal voor de bouw in Santa Cruz, een van de snelst groeiende steden ter wereld. Een houtplantage vereist zo een grote investering die zich pas heel laat terugbetaalt.
Om die investeringshobbel te nemen, draagt ArBolivia vijftig procent van de kosten van de houtplantage bij. De inkomsten uit de houtkap worden na 25 jaar ook weer gelijk verdeeld. Een volgroeide boom levert dan zo’n 1,2 kubieke meter hout op, à 400 euro. Per hectare levert dat in totaal tussen de 60 en 100 duizend euro op. Op jaarbasis een veelvoud van wat Torres met rijst zou verdienen.
Tot die investering zichzelf terugbetaalt helpt ArBolivia hem met het produceren van meer koffie tussen de bomen in, door extra investeringen en technische expertise. ‘Koffie levert me nu meer geld op. Rijst amper,’ zegt hij triomfantelijk als ik naar zijn huidige inkomsten vraag.
Meer dan CO2-compensatie
Het geld dat ArBolivia in Torres’ houtplantage stopt, komt grotendeels uit de bijdragen van groene investeerders uit Europa. Zij krijgen daar heel weinig rente op terug. Het project levert namelijk amper financieel rendement op. ‘De eerste prioriteiten zijn sociale en ecologische verbetering,’ benadrukt Stilma. ‘Daarna pas het rendement.’
Een kleiner deel van de financiering komt van de verkoop van CO2-certificaten, die organisaties als Trees for All afgeven om onze vliegreizen mee te compenseren. De kosten van die certificaten zijn afhankelijk van de koolstofprijs, die relatief hoog is bij bosprojecten. Bos kan namelijk altijd weer een potentiële uitstoot vormen, legt Stilma uit, omdat het ooit kan worden gekapt. Onafhankelijke experts moeten daarom periodiek controleren of de bomen wel de voorspelde groei bereiken.
Een ander nadeel van de CO2-certificaten: bij goed onderhoud dragen de bomen bij aan een verbeterde waterhuishouding, bodembehoud, biodiversiteit en langetermijninkomsten voor Torres. De extra kosten van dit onderhoud worden echter niet in de koolstofprijs meegenomen. Stilma ziet de CO2-certificaten dan ook niet als een losstaand product, maar als een financieringsmiddel voor een groter doel. ‘Het eindproduct dat we financieren is herbebossing.’
Terwijl ik met Torres en Stilma praat, inspecteert Freddy Juchasara de bomen. De Boliviaanse landbouwkundige is verantwoordelijk voor het contact met de boeren en het onderhoud van de projecten. ‘De meeste mensen denken dat bomen overal wel groeien, en dat als ze eenmaal geplant zijn, ze gewoon blijven groeien. Dat is niet het geval. Op het moment dat je een boom plant begint het echte werk pas.’ Hij kijkt om zich heen. ‘Weet je hoe hard het hier groeit? Al dat onkruid moet weg!’
Torres wiedt dat met de hand. Hij gebruikt geen onkruidverdelgers, want die tasten de kwaliteit van het hout, de grond en het water aan. ‘We doen alles biologisch,’ vertelt hij trots. Het voordeel: de biodiversiteit, die verloren was door de boskap, kan zich gaan herstellen. Vogels of apen die eerst verdwenen waren, verschijnen soms weer in de kruinen van de bomen. Stilma: ‘Maar je moet het niet gaan vergelijken met een natuurlijk bos. Die hebben een natuurlijk evenwicht dat zich over decennia heeft ontwikkeld en dat herstel je niet zomaar.’
Waar ligt de klimaatwinst?
Stilma krijgt vaak de vraag wat bomen planten nu uitmaakt voor het klimaat. ‘Het oorspronkelijke bos is toch weg, zeggen ze dan. Je moet een houtplantage echter niet vergelijken met natuurlijk bos, maar met het land van de buurman die nog steeds aan rijst of extensieve veeteelt doet. Daar ligt de klimaatwinst.’
‘Als Nederlanders echt wat voor het klimaat willen doen moeten ze natuurlijk gewoon niet gaan vliegen,’ vervolgt hij. ‘Je kunt dit soort projecten niet als excuus gebruiken om door te gaan met uitstoten.’
Na het bezoek aan zijn plantage trakteert Torres ons op versgeperst limoensap. Tegenover de houten hut waar hij in woont, zitten we in de schaduw van zijn bakstenen huis in aanbouw. Het is een duidelijk teken van de verbeteringen die de houtplantage mogelijk heeft gemaakt.
Als ik daarna terugrijd naar Santa Cruz, gaat het op de radio over de uitslaande bosbranden. In de buurt van het dorp van Torres is een nieuwe brandhaard uitgebroken, inmiddels al zo’n 500 bij 1000 meter groot. De smog kriebelt in mijn keel. De ontbossing gaat door. Maar Torres, en met hem zo’n negenhonderd andere families door heel Bolivia, hebben een alternatief gevonden om zich duurzaam te ontwikkelen zodat het bos kan blijven staan. Mede dankzij de CO2-compensatie van onze vliegreizen.
Dit is het derde verhaal in mijn serie over CO2-compensatie. Het is mede mogelijk gemaakt met steun van het Postcode Loterij Fonds van Free Press Unlimited.