Dit is de succesvolste klimaatcampagne ooit (en jij kunt meedoen)
Mainstream investeerders keren de fossiele industrie de rug toe. Ze komen in beweging door keiharde druk van de activisten van 350.org en hun divestment-beweging. Een portret van de succesvolste klimaatcampagne ooit - en hoe jij er zelf aan mee kunt doen.
In 2010 begonnen studenten, activisten en slimme investeerders een nieuw verhaal te vertellen over klimaatverandering. Hun boodschap was eenvoudig: het is niet alleen moreel verwerpelijk om te blijven investeren in nieuwe fossiele brandstoffen, het is ook riskant. Als je niet oppast, wordt je investering waardeloos.
De reden? Alle sectoren die nauwe banden hebben met de fossiele energievoorziening, moeten op termijn drastisch veranderen of verdwijnen. Wie naar de toekomst kijkt, investeert zijn dollars, euro’s en yens in duurzaamheid.
Het Verdrag van Parijs, waarin werd afgesproken dat de uitstoot tussen 2050 en 2100 naar nul moet? Dat was het belangrijkste investeringsadvies van de eeuw.
De vertellers van dit verhaal vormen samen de divestment-beweging. Ze lieten van zich horen op universiteiten, in kerken en in moskeeën. Ze vertelden hun verhaal in de vergaderzalen van gemeentes, verzekeraars, pensioenfondsen en banken. En ze veranderden de wereld.
Hun succes is ongeëvenaard. In december vorig jaar hadden meer dan 500 instellingen beloofd hun geld terug te trekken uit de fossiele industrie. Gezamenlijk telde hun geïnvesteerde vermogen op tot 3,4 biljoen dollar (3.400 miljard). Maandag werd een nieuw overzicht gepubliceerd: inmiddels hebben bijna 700 instellingen en bijna 60.000 particulieren - met een gezamenlijk vermogen van ruim 5 biljoen dollar - gezegd te desinvesteren. Dat is een verdubbeling ten opzichte van september vorig jaar, toen de teller nog op 2,6 biljoen stond.
Ook investeerders die niet al hun fossiele aandelen van de hand doen, beginnen te bewegen. De Bill en Melinda Gates Foundation, bijvoorbeeld, die 40 miljard dollar beheert, heeft 85 procent* van zijn fossiele investeringen van de hand gedaan. Zondag maakte een groep investeerders onder leiding van Gates bekend dat ze een miljard dollar investeren in een nieuw fonds voor schone energie. Andere fondsen keren olie de rug toe omdat de winstgevendheid zo tegenvalt.
Het grote geld is dus aan het bewegen van fossiel naar groen, en dat hebben we mede te danken aan de divestment-campagne. In dit stuk beantwoord ik drie vragen:
- Waar komt de divestment-beweging vandaan en waarom is ze zo succesvol?
- Klopt het centrale argument van de campagne, dat fossiele investeringen waardeloos zullen worden?
- Hoe kun je als burger bijdragen aan deze beweging? Tipje van de sluier: het wordt je makkelijk gemaakt.
De wijze les van een opgeblazen berg in de Appalachen
Het is 2010. Een groepje studenten van de Universiteit van Swarthmore, een plaatsje vlak bij Philadelphia, reist naar West-Virginia. Ze gebruiken hun lente- en hun herfstvakantie om meer te weten te komen over de gevolgen van steenkoolwinning in Appalachia. Daar worden bossen gekapt en bergtoppen opgeblazen om kolen te winnen. De studenten schrikken van wat ze zien: de vernietiging van natuur, de nare gezondheidseffecten bij omwonenden. Ze willen iets doen, maar wat voor invloed hebben zij in vredesnaam?
Het zijn studenten, dus ze hebben de tijd om over die vraag na te denken. Half oktober hebben ze een strategie. Hun universiteit heeft aandelen in kolenbedrijven, realiseren ze zich. Misschien kunnen ze de kolenindustrie dus via de universiteit een tik uitdelen. Ze beginnen een actie om het universiteitsbestuur ervan te overtuigen de fossiele aandelen te verkopen - en daar een publiekelijke verklaring over af te leggen. Goed voor het imago van de universiteit, slecht voor dat van de industrie. Op termijn zou het kunnen helpen bij de ondermijning van de fossiele bedrijven.
Swarthmore Mountain Justice, noemen de studenten zichzelf (episch!). Hun slogan: ‘Divest from destruction, reinvest in justice.’ Want het geld dat uit de fossiele industrie wordt gehaald, kan opnieuw worden geïnvesteerd in een energievoorziening waar mensen niet ziek van worden.
De campagne groeit snel. In de lente van 2012 loopt al op ongeveer vijftig campussen een divestment-campagne. De nog jonge beweging krijgt vleugels door een simpele rekensom, die in 2011 wordt uitgevoerd door financieel analisten van de Britse denktank Carbon Tracker Institute. Zij berekenen hoeveel CO2 er zou vrijkomen als alle bewezen olie-, gas- en kolenreserves zouden worden opgestookt. Het blijkt om bijna 2.800 gigaton te gaan, ongeveer vijf keer zoveel als de hoeveelheid CO2 die we nog in de atmosfeer kunnen brengen als we nog een redelijke kans (van ongeveer 50 procent) willen houden om gevaarlijke opwarming van de aarde te voorkomen.
Zoals dat gaat met de schokkende implicaties van cijfers in rapporten: ze slaan geen deuk in een pakje boter
De implicaties van de nieuwe rekensom zijn schokkend: ze laten zien dat de fossiele industrie bezig is ons stabiele leefklimaat te vernietigen. Als overheden daartegen gaan optreden, zal de bodem wegvallen onder het businessmodel van de gehele fossiele sector.
Maar zoals dat gaat met de schokkende implicaties van cijfers in rapporten: ze slaan geen deuk in een pakje boter. Totdat journalist Bill McKibben er in juli 2012 aandacht aan besteedt in het Amerikaanse blad Rolling Stone. In een stuk met de titel ‘The new terrifying math of global warming’ legt McKibben uit dat we moeten kiezen: ofwel een leefbare aarde, ofwel een winstgevende fossiele industrie die alle reserves opstookt.
Korte tijd later begint hij zich direct met de divestment-campagne te bemoeien met de eerder mede door hem opgerichte organisatie 350.org (men zegge three-fifty dot org, kortweg three-fifty - het getal verwijst naar de veilige hoeveelheid CO2 in de atmosfeer, waar we met ruim 400 CO2 ppm nu ver boven zitten).
Vanaf dag één is het stigmatiseren van de fossiele sector de kern van de campagne. De studenten en McKibben maakten van investeren in de fossiele industrie een morele kwestie, zoals eerdere divestment-campagnes tegen de tabaksindustrie en het Zuid-Afrika van de apartheid dat ook hadden gedaan. Ze claimden niet dat het terugtrekken van wat universiteitsfondsen uit de fossiele industrie een einde zou maken aan het fossiele tijdperk. Maar de symbolische overwinningen van de campagne zouden wél gevolgen hebben, al was het maar omdat de campagne zelf een handige manier was om steeds opnieuw hetzelfde verhaal te vertellen: wat de fossiele industrie doet met de aarde is riskant en oneerlijk.
Het is een verhaal dat nu zo ingeburgerd is, dat het volstrekt logisch klinkt.
350 is aan het winnen
Parijs, 2 december 2015. De klimaattop is in volle gang. In een zaaltje in het mediacentrum heeft 350 een persconferentie georganiseerd. ‘Het idee is simpel,’ zegt May Boeve. ‘Als het verkeerd is om klimaatverandering te veroorzaken, dan is het verkeerd om winst te maken met het veroorzaken van klimaatverandering.’
Boeve heeft blond haar, een rond gezicht met een spitse neus. Ze praat snel over snelle ontwikkelingen. Ze is net de dertig gepasseerd en nu al uitvoerend directeur van 350, inmiddels een internationale organisatie met een netwerk van medewerkers en vrijwilligers in meer dan 180 landen. De persconferentie is georganiseerd om het nieuwe record van de divestment-campagne bekend te maken: op dat moment hebben meer dan 500 instituties beloofd hun geld terug te trekken uit de fossiele industrie en daarmee hun portefeuille ‘fossielvrij’ te maken, zegt Boeve. Tientallen universiteiten, pensioenfondsen, gemeentes, vermogensbeheerders en gezondheidsinstellingen hebben beloofd ‘fossielvrij’ te gaan.
Als Boeve is uitgesproken - ze noemt de fossiele industrie nog heel even een ‘schurkensector’ die onze toekomst bedreigt - draagt ze het woord over aan Stephen Heintz, president van het Rockefeller Brothers Fund dat 811 miljoen dollar beheert. Heintz, strak in pak, heeft grijs haar en de uitstraling van een zakenman. Zijn woorden doen niet onder voor die van Boeve. ‘De komende twintig tot dertig jaar moeten we het gehele fossiele tijdperk ten einde brengen,’ zegt hij. ‘We moeten elke stap zetten, zo snel mogelijk.’
Het Rockefellerfonds was in september 2014 een van de eerste grote investeerders die fossielvrij besloot te gaan. Ironisch, omdat het fonds het vermogen beheert dat John D. Rockefeller verdiende in de olie-industrie. Heintz ziet er geen contradictie in. Hij herhaalt in Parijs wat hij nu al jaren zegt: als de ondernemer John D. Rockefeller vandaag zou hebben geleefd, zou hij zijn heil in de schone energie hebben gezocht, niet in de vernietigende fossiele industrie.
De persconferentie is illustratief voor de zegetocht van de divestment-campagne. Klimaatverandering is naar en bedreigend, 350 is jong, vol leven en aan het winnen met een verhaal dat zo kraakhelder is dat je het er moeilijk mee oneens kan zijn. Leonardo DiCaprio, Mark Ruffalo, Natalie Portman, Thomas Piketty en Naomi Klein steunen de campagne.
En natuurlijk: de klimaatbeweging is ongelofelijk divers en gebruikt allerlei strategieën om haar doelen te bereiken. Maar 350 heeft de eis van klimaatrechtvaardigheid en de strijd voor een leefbare aarde vertaald in de hapklare termen van de moderne markteconomie. Dat maakte divestment op dit moment verreweg de succesvolste klimaatcampagne en 350 een van de effectiefste organisaties. Vandaag is 350 bij ieder serieus klimaatprotest betrokken, de argumenten van de organisatie hebben de mainstream bereikt.
Maar, slaan de argumenten van de divestment-campaigners eigenlijk ergens op?
Niet iedereen gelooft in divestment en niet iedere divestment-campagne is een succes. De campagne die studenten in Swarthmore begonnen, bijvoorbeeld, loopt vijf jaar later nog steeds. De bestuursvoorzitter gelooft niet dat het stigmatiseren van fossiele brandstoffen leidt tot minder CO2-uitstoot. Het terugbrengen van de CO2-voetafdruk van de universiteit zou veel beter werken (alsof het één het ander uitsluit, maar dat terzijde). En door de investering terug te trekken zou de universiteit geld mislopen.
Klopt dat? Is fossiel nog steeds lucratief voor investeerders? Is de divestment-campagne méér dan een goede megafoon voor de klimaatbeweging? Heeft ze ook materiële gevolgen voor de industrie die ze aanvalt, en daarmee voor de transitie naar duurzaamheid en de vermindering van de CO2-uitstoot?
Om dat te beoordelen moeten we kijken naar de financiële logica achter de campagne. Het belangrijkste concept achter divestment is de ‘carbon bubble’ - de koolstofbubbel. Als de wereld radicale klimaatactie onderneemt, is de gedachte, worden de fossiele reserves en daarmee de fossiele bedrijven in korte tijd waardeloos. Het Verdrag van Parijs zou bijvoorbeeld een schok kunnen veroorzaken onder investeerders die zich plotseling realiseren dat de fossiele economie haar beste tijd heeft gehad. Als zij en masse in beweging komen, zal de koolstofbubbel uiteenspatten - met miljardenverliezen voor fossiele bedrijven en hun investeerders tot gevolg.
Maar is dat niet een veel te simpele voorstelling van zaken? ‘De koolstofbubbel is een broodje aap,’ schreef de klimaateconoom Richard Tol vorig jaar in een scherpe kritiek in Trouw. Want oliebedrijven verdienen hun geld niet met het bezitten van reserves, maar met het exploiteren daarvan. En dat kunnen ze in ieder geval de komende decennia nog rustig blijven doen: de vraag naar hun product valt niet ineens weg. Hun marktwaarde is dus ook veilig, want die ‘wordt bepaald door de verwachte winst in de komende paar jaar.’ ‘Loze praatjes over een koolstofbubbel doen het leuk voor een algemeen publiek, maar tasten de geloofwaardigheid van de milieubeweging aan,’ schreef Tol.
Er is een kloof tussen wat de wereld in Parijs heeft afgesproken en hoe fossiele energiebedrijven naar de toekomst kijken
Hij is niet de enige die er zo over denkt. De beurswaarde van fossiele energiebedrijven is gebaseerd op de bewezen fossiele reserves, stellen de auteurs van het rapport Deflating the carbon bubble. Het overgrote deel daarvan - 90 procent - zal de komende tien tot vijftien jaar te gelde worden gemaakt - en gedurende die periode zou de fossiele industrie dus ‘veilig’ zijn. ‘Het is onwaarschijnlijk dat nieuw beleid zo snel zal worden ingevoerd dat beleggers geen tijd hebben om te reageren,’ aldus een van de auteurs van het rapport in Het Financieele Dagblad.
Ook de olie- en gasindustrie bagatelliseert het risico (natuurlijk, maar dat betekent niet per definitie dat de argumenten onzinnig zijn). Shell rekent op ‘een groeiende bevolking, toenemende welvaart en groeiende energievraag,’ schreef het bedrijf vorig jaar in een brief aan investeerders. ‘Een fundamentele transitie van het energiesysteem is nodig,’ vindt de oliereus, maar dat zal veel langer duren dan de divestment-beweging het publiek voorhoudt. Oliebedrijf ExxonMobil liet de aandeelhouders eerder al weten dat het niet gelooft dat zijn reserves onaangeroerd zullen blijven door strenger klimaatbeleid van regeringen.
Het Kodakmoment van de fossiele industrie
Het levert een vreemde hiaat op. Oliebedrijf BP heeft al eens hardop gezegd dat niet alle olie op onze aarde verbruikt kan worden en de directeur van Shell gelooft dat zonne-energie later deze eeuw de ‘ruggengraat’ van de energievoorziening - of ten minste de stroomvoorziening - wordt. Maar als je kijkt naar hun dagelijkse bedrijfsvoering, zeggen de olie- en gasbedrijven in feite nog steeds dat ze zich geen wereld zonder fossiele brandstoffen kunnen voorstellen. Ze blijven het overgrote deel van hun geld investeren in fossiel. De investeringen die bedrijven zoals Shell in duurzaamheid doen, zijn naar verhouding peanuts.
Er is dus een fundamentele kloof tussen wat de wereld in Parijs heeft afgesproken en hoe fossiele-energiebedrijven naar de toekomst kijken. De stijgende vraag naar olie en gas kan niet samengaan met een wereld die probeert de uitstoot in de tweede helft van de eeuw naar nul te brengen. Als alle landen woord houden en de opwarming tot 2 graden Celsius beperken, zijn volgens een rapport van het Carbon Tracker Initiative geen nieuwe kolenmijnen meer nodig, en zal de vraag naar olie en gas veel eerder pieken dan de sector nu denkt. De fossiele energiebedrijven dreigen daardoor de komende tien jaar 2,2 biljoen dollar uit te geven aan projecten die onnodig en onrendabel worden door de nieuwe klimaatdoelstelling en door technologische ontwikkelingen van groene energie.
Of je dat nu een ‘bubbel’ of vernietiging van kapitaal van aandeelhouders noemt, het komt op hetzelfde neer: geld weggooien in fossiele projecten die we niet langer willen. Geen wonder dat er vergelijkingen worden getrokken met Kodak, dat het einde van analoge fotografie zag aankomen maar niet op tijd investeerde in digitaal omdat de filmrolletjes best winstgevend waren zolang ze er, ehm... waren.
Fossiele energie wordt steeds minder aantrekkelijk...
Dit verhaal - dat de divestment-beweging al sinds het eerste rapport van Carbon Tracker heeft verteld - wordt steeds meer gemeengoed. Bank of England-president Mark Carney waarschuwde in september 2015 tijdens een veelbesproken speech dat de verliezen in de fossiele industrie ‘mogelijk enorm’ zullen zijn. De Wereldbank en de G20 hebben zich uitgesproken over het risico. En ook De Nederlandsche Bank-voorzitter Klaas Knot zei in november vorig jaar al dat er ‘zoiets is als een carbon bubble.’ Volgens Knot is er te veel geïnvesteerd in CO2-houdende grondstoffen en technieken en is het risico reëel dat daarop flink zal moeten worden afgeschreven.
Die afschrijvingen zijn in feite al aan de gang. Ze treffen vooralsnog vooral de vervuilendste energievorm op aarde: kolen. Bedrijven die afhankelijk zijn van kolen - energieleveranciers en mijnbouwbedrijven - hebben de afgelopen jaren al een enorme duikvlucht gemaakt op de beurs. Grote financiële instellingen zoals ING en mijnbouwers zoals Anglo American zeggen hardop dat ze niet meer in kolen willen investeren. De Australische mijnbouwgiganten BHP en Rio Tinto verkleinen hun belangen in de kolensector, terwijl analisten waarschuwen dat de smerigste kolencentrales over de hele wereld een investeringsrisico vormen. In 2015 produceerde al twee derde van alle mijnbouwbedrijven in de kolensector met verlies. De financiële sector en de grote vermogensbeheerders zijn daarom al begonnen hun biljoenen uit deze sector terug te trekken.
Wat Donald Trump ook zegt, steenkool komt niet terug.
En steenkool is nog maar het begin. Het wordt steeds duidelijker dat investeerders en bedrijven de eerste stappen aan het zetten zijn om nog veel meer geld uit de fossiele industrie terug te trekken.
Ze proberen om te beginnen beter in beeld te krijgen waar de ‘koolstofrisico’s’ in hun investeringsportfolio’s zitten.Woensdag presenteert de oud-burgemeester van New York, Michael Bloomberg, een nieuw rapport over de klimaatrisico’s voor beleggers. Hij leidde het afgelopen jaar een taskforce van de Financial Stability Board die als doel had de risico’s van klimaatverandering voor de financiële stabiliteit te onderzoeken. De verwachting is dat bedrijven zullen worden opgeroepen om veel beter in kaart te brengen in hoeverre hun investeringen stroken met de doelen die in Parijs zijn afgesproken.
Shell is al eerder door aandeelhouders onder druk gezet om vanaf 2016 te rapporteren wat de gevolgen van klimaatverandering zijn voor de financiële resultaten van het bedrijf. En vlak voor de klimaattop in Parijs werd bekend dat een coalitie van elf Nederlandse financiële instellingen, waaronder ABN Amro en pensioenbelegger APG, gaan samenwerken om meetmethoden te ontwikkelen waarmee de impact van klimaatactie op de investeringen kan worden ingeschat. Het zijn allemaal stappen die noodzakelijkerwijs voorafgaan aan een verschuiving van kapitaal van fossiel naar groen.
Alle grote jongens zijn hier dus mee bezig. ‘Naar verloop van tijd zal klimaatrisicomanagement waarschijnlijk een verplichting worden,’ zei Mark Campanale van het Carbon Tracker Initiative deze week.
... en met groen valt steeds meer te verdienen
De beginnende verschuiving in de financiële sector wordt voortgedreven door een nieuwe realiteit: dat groene energieprojecten steeds winstgevender zijn.
In november vorig jaar kwam de denktank Corporate Knights in samenwerking met 350 naar buiten met een analyse waaruit blijkt dat de veertien grootste vermogensbeheerders op aarde - waaronder het Nederlandse ABP en de Gates Foundation - de afgelopen drie jaar 22 miljard dollar méér zouden hebben verdiend als ze hun aandelen in de olie-, kolen- en gasindustrie drie jaar geleden al hadden vervangen door groenere investeringen. Britse publieke pensioenfondsen hebben bijna 1 miljard dollar verloren door de neergang van kolen, bleek uit een andere analyse.
Op de lange termijn lijdt het geen enkele twijfel dat groen winstgevender wordt dan fossiel: duurzame technologie wordt steeds goedkoper terwijl de winning van fossiele brandstoffen steeds duurder wordt. Denk aan oliewinning in de diepzee en uit teerzanden, waar enorme hoeveelheden energie en kapitaal voor nodig zijn. Toen Shell-directeur Ben van Beurden vorige maand ten overstaan van investeerders zei dat er met zonne-energie gewoon geen geld valt te verdienen, werd hij weggehoond.
Is dit te danken aan de divestment-beweging? Voor een deel. Er zijn allerlei redenen te benoemen waardoor de energiemarkt in beweging is en bijvoorbeeld de kolenindustrie harde klappen krijgt. De opkomst van schaliegas in de VS bijvoorbeeld. Vermogensbeheerders reageren hierop, ze laten zich leiden door risicoanalyses. Maar ze voelen ook de hete adem van 350 in de nek, als meest zichtbare exponent van een veel grotere, wereldwijde sociale beweging voor klimaatrechtvaardigheid.
Waarom de divestment-campagne zo succesvol is
In Nederland bijvoorbeeld werd de druk op pensioenfonds ABP om fossiele belangen te dumpen hoog opgevoerd door 350-activisten. Dankzij de campagne hebben de burgemeesters van Den Haag* en Amsterdam* ABP opgeroepen om te stoppen met fossiele beleggingen.
In een documentaire van Tegenlicht is goed te zien hoe het pensioenfonds zich genoodzaakt ziet om te reageren op de campagne. De divestment-campagnes tegen het stadsbestuur van Oslo, tegen universiteiten in Groot-Brittannië, tegen het Noorse oliefonds zijn eclatante successen geworden - en breed uitgemeten in de media.
Dat is ook precies waarom de campagne zo goed werkt: ze is overal toepasbaar. Heeft een museum een sponsorovereenkomst met oliebedrijven? Dan komen de Fossielvrij-activisten in actie. Is een Nederlandse verzekeraar betrokken bij investeringen in Poolse bruinkoolmijnen? Actie. Zitten ING en de ABN Amro in een omstreden pijplijn in North Dakota? Actie.
Mijn conclusie: de directe impact van de divestment-beweging wordt onderschat. Inmiddels is duidelijk dat de stigmatisering van de sector een directe impact is. De reden is eenvoudig: imago’s doen ertoe. Als de license to operate van een bedrijf of een sector - zoals de kolenindustrie - onder druk staat, wordt het duurder om geld te lenen en vinden overheden het gemakkelijker om tegen de sector te reguleren. Een recent rapport van de universiteit van Cambridge laat zien dat de percepties van de fossiele industrie en van klimaatverandering nu al invloed hebben op de prestaties van bedrijven. Dat brengt risico’s met zich mee die zelfs vooruitziende investeerders niet helemaal kunnen vermijden (ze zijn ‘unhedgeable,’ zoals dat in het financiële jargon heet).
Het duidelijkste investeringsadvies van de eeuw
Wat zijn de grenzen van deze beweging? Om échte impact te hebben, moeten niet alleen fossiele bedrijven worden aangepakt die in private handen zijn, maar ook de overheden die de grootste fossiele staatsbedrijven op aarde runnen (zoals Saudi Aramco, Gazprom, Sinopec en Petrobras) en die honderden miljarden aan subsidie weggeven aan de fossiele sector (de twintig rijkste landen subsidiëren fossiele-energieproductie met 452 miljard dollar per jaar). Hoe kan de divestment-beweging invloed uitoefenen op landen zoals Rusland, Saoedi-Arabië, China en India, die voor hun energie én hun inkomsten nog zwaar inzetten op olie, kolen en gas?
Vorig jaar vroeg ik het in Parijs aan Heintz, de president van het Rockefeller Brothers Fund.Volgens hem heeft de divestment-beweging nu al een impact op deze landen. ‘Het feit dat de divestment-beweging zo snel is gegroeid, stuurt een heel sterk signaal naar de private sector, naar de gemeenschap van investeerders, naar overheden en andere vermogensbeheerders.’ Landen als Zuid-Afrika en Rusland beginnen nu ook te investeren in een duurzame energievoorziening, zegt Heintz, omdat ze zich realiseren dat ze hun ‘energieportfolio moeten diversificeren. ‘Bewegen [deze landen] snel genoeg? Nee, maar ze bewegen wel. En daarom moeten we de druk op de ketel houden.’
Voor een sterk Verdrag van Parijs moest het evident worden dat het niet radicaal is om tégen fossiel te zijn, maar om ermee door te gaan
Het Verdrag van Parijs voert de druk op, net als de dalende kosten van duurzame energie. In de Tegenlicht-documentaire laat de Duitse investeerder Jochen Wermuth er weinig twijfel over bestaan: ‘Als je macro-economische visie is dat we op een punt zijn gekomen dat duurzame energie goedkoper is dan fossiele energie, zonder subsidies, dan krijg je een macro-economische blik op de wereld die zegt: Brazilië gaat failliet, Rusland gaat failliet, Indonesië gaat failliet, Saoedi-Arabië gaat failliet en ieder ander die op fossiele brandstoffen leunt, gaat failliet. Individuele oliemaatschappijen zullen hun waarde zien instorten.’
350 zal zich de komende jaren meer gaan richten op de subsidies voor fossiele energie, vertelde Boeve me in Parijs. Dat is ‘divestment op het nationale niveau.’ De subsidies zijn ‘een manier om de industrie te stutten en er direct financieel gewin van te krijgen’ en dat moet stoppen, zegt Boeve. De afschaffing van de subsidies moet wel heel voorzichtig gebeuren, zeker in de ontwikkelingslanden. ‘Maar het feit blijft dat deze industrie niet de belangen van de bevolking dient. Deze campagne is bedoeld om dáár de schijnwerper op te zetten. En terwijl we dat doen, hopen we politieke ruimte te creëren. De hoeveelheid aandacht die je ziet voor [divestment] is een indicatie dat het werkt: deze campagne heeft het gesprek veranderd.’
Inderdaad. Voor een sterk Verdrag van Parijs moest het evident worden dat het niet radicaal is om tégen de eindeloze winning van fossiele brandstoffen te ageren, maar om er - met alle kennis van het klimaatprobleem die we nu hebben - mee door te gaan. De divestment-beweging heeft dat verhaal de afgelopen jaren keer op keer verteld. De stigmatisering van de fossiele industrie was geen doel op zich - dat zou wat mij betreft ook niet verdedigbaar zijn - maar een middel om extra politieke ruimte te creëeren. Die ruimte is vorig jaar gebruikt om een sterker Verdrag van Parijs te smeden. Dat Verdrag heeft zelf vervolgens weer een nieuwe impuls gegeven aan de enorme kapitaalverschuiving van fossiel naar groen. Zo werkt verandering.
Iedereen kan deze beweging versterken
Ik had beloofd nog één vraag te beantwoorden. De belangrijkste, misschien wel. Hoe kun je zelf bijdragen aan deze campagne?
Door je stem te laten horen, dat is het eenvoudige antwoord. De Nederlandse Fossielvrij- campagne maakt dat bijvoorbeeld mogelijk. Via hun website kun je je eigen pensioenfonds oproepen om te investeren in lijn met de doelen van het Verdrag van Parijs. Het is makkelijk, en het werkt, dat is inmiddels bewezen. Neem dus een paar minuten om het te doen.
Bouw je geen pensioen op, maar wil je je toch laten horen? Roep dan je gemeente, je bank, of je universiteit op om alleen nog in duurzaamheid te investeren. Er rolt op dit moment een sneeuwbal van een berg. Hij groeit sneller en verder met ieder zetje dat we hem geven.
Verder lezen?
In dit artikel zijn correcties doorgevoerd.