De fobie-epidemie

Nina Polak
Correspondent Modern Leven
WALD - Landscapes of Memory # 0576. Foto: Michael Lange / Courtesy Robert Morat Galerie, Hamburg.

Het is pas sinds kort dat we angst een ziekte zijn gaan noemen. Inmiddels zijn ruim 1,1 miljoen Nederlanders gediagnosticeerd met een angststoornis. De neurowetenschap heeft daar allerhande verklaringen voor en de farmaceutische industrie spint er garen bij. Maar wat zijn die angsten van ons nu precies?

De Nederlandse filmsterren Halina Reijn en Carice van Houten publiceerden onlangs een dubbelzelfportret in boekvorm. Met korte teksten, foto’s en tekeningen gaven ze een inkijkje in hun levens en hun vriendschap. Een eerlijk inkijkje, zo suggereert de titel, Antiglamour.

Ik vond het boek onder de kerstboom en las het van kaft tot kaft met toenemende fascinatie. Behalve dat de twee er op de uitdrukkelijk niet-glossy pagina’s wel degelijk glamoureus uitzien – flanerend door de Jordaan, omringd door jongensmannen, lachend op charmant korrelige selfies – is het document inderdaad pijnlijk eerlijk. Tussen de roze regels, de getekende hartjes door, schemert de tragiek van twee neurotische einddertigers die zichzelf flatteus fotograferen, in bed, met in hun armen alleen een teddybeer.

Tussen de roze regels schemert de tragiek van twee neurotische einddertigers die zichzelf flatteus fotograferen, in bed, met in hun armen alleen een teddybeer

Aangrijpend en tekenend is een passage waarin Reijn opbiecht dat ze eens meer dan een jaar niet is aangeraakt. ‘Ik was trouw aan een man in een ver land die alleen met me wilde bellen,’ schrijft ze (de lezer weet uit een eerder fragment dat ze een veel te ideaal manbeeld aanhangt), en vervolgens vertelt ze hoe ze onder de professionele handen van een masseuse in huilen uitbarst omdat ze voor het eerst weer echt menselijk contact ervaart.

Angst als cultureel fenomeen

Ik kon er niet omheen het boek voor een tijdsbeeld aan te zien. Reijns beschrijvingen van haar angsten en eenzaamheden deden me denken aan een mooi artikel van Marijn van der Jagt in Vrij Nederland. Daarin haalt zij de Hongaarse socioloog Frank Furedi aan die betoogt dat ‘de boodschap die we momenteel onderhuids meekrijgen is dat relaties met andere mensen gevaarlijk zijn en risicovol.’ Van der Jagt bespreekt tv-series, waaronder House of Cards en Breaking Bad, die deze tragische ‘angst voor de ander’ weerspiegelen.

Furedi (schrijver van boeken als Culture of Fear en The Politics of Fear, beide uit 2005waarin hij betoogt dat we leven in een door de politiek gestimuleerde paniekcultuur) buigt zich over een vraag die ons al sinds de oudheid bezighoudt: wat is angst? Hij benadert die vraag vanuit de sociologie en bekijkt angst vooral als een cultureel fenomeen. Dat is een gangbare benadering − angst is bijvoorbeeld al talloze malen in verband gebracht met moderniteit en technologische vooruitgang −, maar de laatste decennia ligt de nadruk vaak op de medische, neurologische en psychiatrische dimensies.

WALD - Landscapes of Memory # 0486. Foto: Michael Lange / Courtesy Robert Morat Galerie, Hamburg.

In Nederland lopen naar schatting circa rond met een angststoornis (aanzienlijk meer dan met een depressie). Het grootste deel van hen lijdt aan een zogenoemde specifieke fobie (angst voor bepaalde objecten of situaties, hoogten, spinnen, onweer, de variaties zijn eindeloos), maar op een goede tweede plaats staat de sociale fobie (bijna 395.000 Nederlanders), die zich kenmerkt door grote onzekerheid en verlegenheid in alledaagse sociale interacties. 

Ik heb het geturfd: in mijn omgeving, waar niemand een officiële diagnose heeft, komen zelfverklaarde gevallen voor van claustrofobie, agorafobie, arachnofobie

En dan heb ik het nog niet over de vele ongeregistreerde gevallen. Ik heb het geturfd: in mijn omgeving, waar niemand een officiële diagnose heeft, komen zelfverklaarde gevallen voor van claustrofobie, agorafobie, arachnofobie, sociale fobie en een hele hoop paniekaanvallen. (Het merendeel van deze zelfkritische sujetten zal zich bovendien herkennen in de bindingsangst die Halina Reijn tentoonstelt.) Dit past overigens in de bevinding dat ruim 42 procent van de Nederlanders ooit in zijn leven te maken krijgt met een psychische aandoening.

Zijn we allemaal ziek?

Dit soort cijfers kun je schokkend vinden. Ze leiden vaak tot het bekritiseren van de (biologische) psychiatrie, die met de  in de hand, heulend met de farmaceutische industrie, steeds meer menselijk gedrag medicaliseert, steeds meer menselijk lijden reduceert tot een kwestie van verstoorde breinchemie, zodat we uiteindelijk het merendeel van de populatie als ‘ziek’ kunnen bestempelen – en wat betekent dat ‘ziek’ nog als we het allemaal zijn?

Het is een gegronde controverse. Veranderende diagnosemethoden hangen aantoonbaar samen met het stijgende aantal gevallen dat het stempel ‘klinisch’ krijgt, met alle gevolgen van dien. Ook zelf maken zich hard tegen dit soort ontwikkelingen. Professor Damiaan Denys bijvoorbeeld, die toch een van de meest biedt tegen angst, gaat in in op de arbitraire manier waarop we bepalen of iemand gek is of niet. 

WALD - Landscapes of Memory # 4608. Foto: Michael Lange / Courtesy Robert Morat Galerie, Hamburg.

Vorig jaar vergrootte Denys zijn reikwijdte door ook het theater in te gaan. In de voorstelling Wat is angst?, geregisseerd door Bo Tarenskeen, staat hij in zijn hemd, blootvoets, op een leeg toneel. Zijn tekst houdt het midden tussen een hoorcollege en een theatermonoloog en voert van persoonlijke ervaringen en maatschappelijke bespiegelingen naar wetenschappelijke ontdekkingen. Van alles trekt hij uit de kast om zijn titelvraag te beantwoorden.

Dat Denys, die ook filosoof is, een andere vorm voor zijn verhaal zoekt is veelzeggend. Om tot de bodem uit te zoeken waar we het eigenlijk over hebben als we van angst spreken, volstaat het blijkbaar niet om uit te leggen hoe het zijn oorsprong vindt in de Denys betwist als hersenwetenschapper dan wel de vrije wil, maar hij kan het niet nalaten ook de ethische, filosofische en sociale aspecten van angst aan te snijden.

Logboek van een angstig leven

Datzelfde doet de Amerikaanse journalist Scott Stossel, wiens boek afgelopen maand verscheen. Stossel lijdt al vanaf zijn vroege jeugd aan een waslijst van angsten, waaronder verlatingsangst, sociale angst, vliegangst en een dodelijke angst om over te geven. Hij heeft tevergeefs zo’n beetje alles geprobeerd wat de psychiatrie te bieden heeft, van klassieke psychoanalyse tot complete medicijnkasten.

Behalve een logboek van Stossels angstige leven is My Age of Anxiety een geschiedenis van het denken over angst en het behandelen ervan. De auteur beperkt zich niet tot medische inzichten, maar zoekt het ook bij filosofen en dichters. Hoewel het relatief nieuw is dat ‘angst’ een ziekte genoemd wordt (sinds de jaren tachtig; daarvoor werd, met Freud, gesproken van neuroses), wijdde Kierkegaard, bijvoorbeeld, er al een boek aan.

Bij Kierkegaard, schrijft Stossel, ligt de oorzaak van angst in onszelf, in onze onzekerheid over de existentiële keuzes die we maken, en is het onze taak onszelf met die angst te confronteren. ‘De angst leren kennen,’ zo quoot Stossel de filosoof, ‘[is] een avontuur dat ieder mens moet ondergaan, wil hij niet verloren gaan óf door nooit in angst te hebben gezeten óf door in angst weg te zinken; wie heeft geleerd op de goede manier angstig te zijn, heeft het hoogste geleerd.’

Voor een klinisch geval als Stossel – die oncontroleerbaar begint te trillen en zweten als hij alleen al denkt aan vliegen, overgeven of spreken in het openbaar – is zoiets natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Zijn angsten zijn alleen leefbaar met een combinatie van drie verschillende soorten pillen en een flinke teug wodka. Toch vindt hij troost, en zelfs een zekere therapeutische werking, in Kierkegaards idee dat angst een existentiële toestand is – een algemeen menselijke toestand dus – waarin je kunt leren te leven. 

De auteur noemt een hele lijst met kunstenaars en genieën wier angstige inborst ze tot grote hoogten bracht. Darwin moest, wanneer hij schreef, om het halfuur overgeven van de zenuwen bijvoorbeeld

Een andere belangrijke houvast voor hem is het idee dat angst niet zelden gepaard gaat met grote gaven. De auteur noemt een hele lijst met kunstenaars en genieën wier angstige inborst ze tot grote hoogten bracht. Charles Darwin moest, wanneer hij schreef, om het halfuur overgeven van de zenuwen; Freud zelf gebruikte coke om zich te kalmeren en schrijvers als Kafka, Proust en T.S. Eliot zetten hun gierende neuroses om in kunst. 

Stossel werkt in zijn boek toe naar de conclusie dat zijn angst iets is wat hij zal moeten aanvaarden – hij vermoedt zelfs dat acceptatie, zich er minder voor generen, zijn angst zal verminderen. Het is een ongelukkige combinatie van biologische factoren, inderdaad, maar deze genetische onvolkomenheden kunnen ook ten goede gebruikt worden. Wat hij zich realiseert is dat hij, ondanks en misschien voor een deel zelfs dankzij zijn angst, op een hoog niveau functioneert: succesvol journalist is, een gezin onderhoudt en tussendoor ook nog boeken schrijft.

WALD - Landscapes of Memory # 6588. Foto: Michael Lange / Courtesy Robert Morat Galerie, Hamburg.

Lachwekkend willekeurig

My Age of Anxiety is een wijd uitwaaierend, soms rommelig boek. Dat past bij de aard van het onderwerp. Angst is Stossels pathologische fobie om over te geven, maar het is ook Halina Reijns relatief milde moeite om zich aan iemand anders over te geven. Angst is wat een patiënt met OCD ertoe beweegt om twintig keer per uur zijn handen te wassen, maar het is ook wat ervoor zorgt dat we wegrennen als er een wolf voor ons staat. 

Zo bezien is het eigenlijk niet zo heel verwonderlijk dat meer dan één miljoen mensen gediagnostiseerd worden als ‘angstig.’ Het is een enorm containerbegrip en waar de scheidslijn ligt tussen ziek en gezond, normaal en abnormaal is haast lachwekkend willekeurig, zo laat Denys zien in een college aan de Universiteit van Nederland. Hij neemt de DSM erbij om de definitie van pathologische angst te citeren: één uur angst per dag is de grens tussen ziek en normaal, wie meer dan een uur angstig is per dag wordt als klinisch beschouwd. 

Angst, universeel menselijk en daardoor moeilijk definieerbaar als stoornis, confronteert ons met de grenzen van de psychiatrie. Dat een van ’s lands meest gerenommeerde breindokters zich tot het theater wendt om te kunnen uiten wat hij denkt en voelt over angst, is opvallend in dit perspectief. Om er iets wezenlijks over te kunnen zeggen, zo blijkt ook uit het zeer persoonlijke relaas van Stossel, kun je niet achter je breinscanner blijven staan, maar moet je in je hemd het podium op. Iets zegt me dat Halina Reijn daarover kan meepraten.