Wat mij opviel aan de onderwijsdiscussie deze week (en de weken ervoor): er lijken maar twee smaken te zijn
Een kleine waarschuwing vooraf. Voor wie de stukken van Rutger Bregman en mij deze week over onderwijs niet las en voor wie geen zin heeft in overpeinzingen over hoe het debat over onderwijs gevoerd wordt: aan ‘t eind van deze mail staan lekker leuke leestips!
Dan nu dat debat over onderwijs. Vorige week eindigde ik mijn wekelijkse mail met de opmerking dat mensen die over onderwijs schrijven vaak in twee kampen opgedeeld worden. Namelijk progressief en conservatief:
- Progressief vindt dat het hele onderwijssysteem op de schop moet.
- Conservatief wil dat alles bij het oude blijft.
Nog geen week later belandde ik weer in die spagaat. Collega Rutger Bregman schreef een stuk waarin hij onder meer betoogde dat het onderwijs zich meer op spel zou moeten richten. Hij gaf een school die radicaal breekt met het oude systeem als positief voorbeeld, ik plaatste daar kanttekeningen bij.
De grap: Rutger en ik waren het over heel veel eens, ook over de kanttekeningen die ik plaatste. Toch ontstond er het beeld dat we lijnrecht tegenover elkaar stonden.
Iemand deelde op Twitter zelfs een plaatje van een ‘systeem A’ en een ‘systeem B.’ A was gebaseerd op ‘hiërarchie, gemiddelde, norm, standaardisatie en opdeling’ en B op ‘diversiteit, lerende organisatie, mensen, processen, samenhang, sterk ecosysteem.’
Daardoor voelde ik me toch weer geroepen om ons onderwijssysteem zoals dat nu is te verdedigen. Terwijl ik ook wel zie dat er iets niet klopt als je leerlingen honderd toetsen per jaar geeft en op de slotvergadering een leerling over laat gaan terwijl hij volgens het docententeam ‘helemaal niets aan school gedaan heeft.’
Voor het eerst in tijden verdedigde ik het schoolsysteem in felle bewoordingen: die onderwijsdenker beschuldigde ik van ‘naïeve prietpraat.’ Misschien te fel, daar ga ik komende week eens over nadenken, maar ik weet dat ik me afvroeg: waarom worden onderwijsvernieuwers die onze reguliere scholen wegzetten als ouderwetse leerfabrieken op het schild gehesen, terwijl je met kanttekeningen bij radicaal nieuw onderwijs wordt weggezet als conservatieve sta-in-de-weg?
Ik bevind me ergens tussen die twee kampen - waar weet ik niet precies -, maar afgelopen week dacht ik: het leven zou wel een stuk makkelijker zijn als ik een kant kies.
Pedagoog Pedro De Bruyckere (die Rutgers claim dat kinderen tegenwoordig minder spelen in dit stuk factcheckte), bevindt zich in eenzelfde situatie. Hij schreef er dit blog over. Gerenommeerd onderwijsjournalist Anja Vink wees me er trouwens op dat ditzelfde debat tien jaar terug ook al gevoerd werd, getuige een stuk in NRC Handelsblad uit 2005.
Om positief te eindigen: in de bijdragen onder het stuk, alleen leesbaar voor leden, ontstonden heel goede gesprekken.
En dan die lekker leuke leestips:
- Als je één stuk leest, lees dan dit stuk (uit 2015 al). Ik kan ‘t zelf samenvatten, maar boven het stuk hebben de auteurs zelf een ‘tweetable abstract’ geschreven: ‘In its current form, the promotion of freedom in education is, at the same time, the promotion of its opposite.’ Het gaat precies in op de spagaat die ik eerder in mijn mail noemde.
- Dit betoog van een docent Levensbeschouwelijke Vorming in het voortgezet onderwijs. De titel dekt de lading: ‘Scholieren voortgezet onderwijs hebben rust en reflectie nodig.’
- Over onderwijstechnologie: een goed stuk van Ben Williamson (University of Sterling). Het stuk geeft niet alleen een goed overzicht van wat er speelt, maar waarschuwt ook voor de gevaren die het Silicon Valley-onderwijsdenken met zich meebrengen.
Volgende week nog een mailtje, dan vakantie.
Met groet!
Johannes