Hoe de leraar verplicht werd zich bij te scholen

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
Illustraties: Jenna Arts (voor De Correspondent)

In de toekomst moeten leraren in een register onder andere hun bijscholing bijhouden. In het regeerakkoord dat deze week gepresenteerd werd, staat dat dit lerarenregister ‘van, voor en door de leraar’ moet zijn. Het probleem: dat register kan niet van, voor en door de leraar zijn.

In het regeerakkoord dat deze week gepresenteerd werd, staat een passage over onderwijs die de komende jaren tot veel debat zal leiden. ‘Om het lerarenregister tot een succes te maken moet het straks van, voor en door de docent zijn. Dit zal voor het kabinet een harde voorwaarde zijn in de verdere uitwerking.’

Dat lerarenregister maakt deel uit van de Wet Beroep Leraar, die op 1 augustus 2017 werd ingevoerd. Om in het register te mogen staan, moeten een lesbevoegdheid hebben, zich voldoende bijscholen en zich houden aan de ‘professionele standaard’ die door leraren zélf wordt opgesteld. Wie aan een van de drie eisen niet voldoet, mag vanaf 1 augustus 2027

Het register wordt georganiseerd door een samenwerking tussen vier grote lerarenorganisaties. De slogan van die club is: ‘Van, voor en door de leraar.’

Maar veel leraren staan niet achter het register. In aanloop naar de behandeling van de wet werd bijna 30.000 keer ondertekend. waarin leraren schrijven dat zij hun bijscholing niet zullen bijhouden, werd door meer dan 8.000 leraren ondertekend. De docenten vinden dat het register van bovenaf wordt opgelegd.

Hoe kan het dat die Wet Beroep Leraar er dan toch gekomen is? Na het bestuderen van rapporten, spreken van direct betrokkenen en inzien van interne documenten concludeer ik: dit register kan nooit ‘van, voor en door de leraar’ zijn. Ook ‘straks’ niet.

Iedereen akkoord, behalve de leraar

Vanaf het begin van de jaren negentig over een lerarenregister. Daar bestaan verschillende ideeën over. zouden leraren hun bijscholing moeten bijhouden in een verplicht register. Volgens de vakbonden is alleen bijscholing niet genoeg: leraren zouden ook een ‘professionele standaard’ moeten ontwikkelen, waarin afspraken staan over hoe een leraar zich moet gedragen. En is het prima als leraren zelf een register beginnen, maar kan de overheid het niet verplichten als leraren er niet aan willen.

Over één ding zijn alle partijen het eens: een leraar die alleen verantwoordelijkheid draagt voor wat er in zijn eigen klas gebeurt, is geen ‘professional.’ Leraren zouden zich gezamenlijk moeten verantwoorden tegenover elkaar en de maatschappij.

Over één ding zijn alle partijen het eens: een leraar die alleen verantwoordelijkheid draagt voor wat er in zijn klas gebeurt, is geen ‘professional’

Alleen de leraar is het daar niet mee eens. Wanneer in de zomer van 2014 aan de leden van de vijf grootste lerarenorganisaties, geeft 21,5 procent van de 2.534 leraren aan een verplicht register te willen waarin bevoegdheid, bijscholing en een bewijs omtrent gedrag worden bijgehouden. 38,1 procent vindt dat bijscholing daar geen deel van zou moeten uitmaken, 40,4 procent wil dat een register helemaal vrijwillig is. Het is dat leraren het register niet willen.

Ook bij de oprichting van in 2011 staat in een brief gericht aan iedereen die betrokken is bij de coöperatie al: ‘Wie momenteel een rondgang doet onder docenten en hen vraagt wat de grootste problemen zijn in het onderwijs en hoe die opgelost kunnen worden, zal niet vernemen dat de invoering van een register de meest dringende kwestie is. Een te sterke nadruk op tekortkomingen van docenten en eventuele eisen die aan hen worden gesteld zal vele docenten op voorhand vervreemden van de coöperatie.’

De strategie van de Onderwijscoöperatie

Dat brengt de lerarenorganisaties die zich hebben verenigd in de Onderwijscoöperatie in een lastige positie: via de coöperatie proberen ze een register op poten te zetten waarvan ze weten dat het ooit verplicht zal worden, terwijl de leden van de afzonderlijke organisaties lang niet allemaal een register willen.

rustig een vrijwillig register opstarten en dat pas verplichten als veel leraren zich hebben aangemeld.

Als een docent in 2012 bij de coöperatie aanklopt met de zorg dat het register ooit verplicht zal worden, krijgt zij als antwoord: ‘Wat betreft de Onderwijscoöperatie is er geen sprake van dat inschrijving in Registerleraar.nl wanneer dan ook verplicht zal worden.’

En als een leraar mailt dat het register beter verplicht kan worden, reageert de Onderwijscoöperatie: ‘Juist door registratie op vrijwillige basis aan te gaan maakt de registerleraar duidelijk dat hij zijn beroep serieus neemt, bevoegd is en zijn bekwaamheid onderhoudt.’

Worden leraren bewust misleid, of is binnen de Onderwijscoöperatie ook niet iedereen op de hoogte van de strategie?

De staatssecretaris heeft haast

Hoe het ook zij, het loopt anders dan gepland. In het regeerakkoord van Rutte II (2012) wordt afgesproken dat het lerarenregister ‘wettelijk verankerd’ (lees: verplicht) moet worden. Sander Dekker (VVD) wordt staatssecretaris van Onderwijs.

In dat in september 2013 gesloten wordt - en waar de Algemene Onderwijsbond z’n handtekening niet onder zet - komt te staan dat 40 procent van de leraren zich moet hebben ingeschreven in het vrijwillige register om te kunnen spreken van draagvlak onder leraren. Het kan dan ‘algemeen bindend’ verklaard worden

Maar er staat ook in dat de staatssecretaris ‘andere instrumenten’ in zal zetten om het lerarenregister in 2017 verplicht te maken als niet genoeg leraren zich vrijwillig inschrijven.

Die 40 procent wordt bij lange na niet gehaald. Aannemelijker is dat Dus besluit Dekker ‘andere instrumenten’ in te zetten: hij verplicht het register. dat de enige manier is om het op dat moment te verplichten.

Daardoor komt de Onderwijscoöperatie in het nauw. Er is nog lang geen draagvlak onder leraren, maar als ze niet akkoord gaat met de eis van Dekker staat ze helemaal met lege handen.

Dekker voert de druk op. Uit geopenbaarde documenten blijkt die de Onderwijscoöperatie van het ministerie krijgt als ze niet meer mee wil werken aan het register. De coöperatie is daarvan op de hoogte. In een andere nota aan Dekker als ze niet mee wil werken: ‘Een alternatief blijft de groene weide; OCW [het ministerie, JV] stimuleert dan actief de vorming van een vereniging van leraren die het register beheert.’

De Onderwijscoöperatie mag stoom afblazen

Alleen de Algemene Onderwijsbond (AOb) - de grootste lerarenvakbond en lid van de Onderwijscoöperatie - Ze is ook de enige partij die dat kan, omdat ze het Nationaal Onderwijsakkoord niet ondertekend heeft.

Wanneer Dekker een wetsvoorstel aan de coöperatie stuurt dat geheel in de VVD-lijn alleen bijscholing verplicht, schrijft de voorzitter van de AOb, Walter Dresscher, een brief aan de Onderwijscoöperatie. De boodschap: dit voorstel kan niet op draagvlak onder AOb-leden rekenen.

De Onderwijscoöperatie wordt uitgenodigd op het ministerie en Dresscher komt ook. ‘Dan komen ze inderdaad voor de harde lijn: honoreer onze wensen, anders gaan we niet akkoord,’ staat in een interne mail van het ministerie. De gespreksvoorbereiding voor de directeur-generaal van het ministerie van Onderwijs, Alida Oppers, begint met de opmerking dat de Onderwijscoöperatie de gelegenheid krijgt ‘om stoom af te blazen.’

Dresscher wil alleen akkoord gaan als er nog iets geregeld wordt: een wet die de docent meer verantwoordelijkheid geeft over wat er in de klas gebeurt. Dat wetsvoorstel, gemaakt door toenmalig minister van Onderwijs Ronald Plasterk (PvdA), circuleert ook al jaren in Den Haag. Het is een belangrijke wet voor de AOb: in de jaren negentig hebben de werkgeversorganisaties veel macht gekregen, ten koste van de leraar, en deze wet kan daar iets aan doen. De AOb wil dus die wet én de registerwet samenvoegen.

Alida Oppers schrijft dat de Onderwijscoöperatie de gelegenheid krijgt ‘om stoom af te blazen’

Hoewel Dekker dat niet ziet zitten, heeft hij een goed argument om dat toch te doen: de wet van Plasterk kan naar verwachting in zijn eentje ook rekenen op Waarom zou Dekker zijn eigen wet laten sneuvelen op een paar eisen die toch wel door de Tweede Kamer zouden komen?

Voorzitter van de Onderwijscoöperatie Joost Kentson mailt het ministerie dat hij best wat voorbeelden wil geven van wat het zal betekenen als delen van de wet-Plasterk in de registerwet worden opgenomen. ‘Dan zul je zien dat het geen formuleringen zijn die de autonomie van de leraar onevenredig vergroten ten opzichte van de situatie zoals deze nu is.’

komt er een akkoord. Het register komt in handen van de minister en Dresscher Op 1 augustus 2019 moeten alle leraren ingeschreven staan. Een leraar die niet bevoegd is, zich niet bijschoolt óf niet aan voldoet, mag per 1 augustus 2027 In de wet staat dat het lerarenregister ook tot doel heeft gegevens te verstrekken aan de minister (en de Onderwijsinspectie) voor beleidsvorming. Van een register van en voor de leraar is geen sprake meer.

De Onderwijscoöperatie wordt ook steeds meer ‘door het ministerie’

Is het register dan misschien dóór de leraar? Zo moet het in ieder geval wel overkomen. Na de behandeling van de wet in de Tweede Kamer, starten het ministerie en de Onderwijscoöperatie afzonderlijk een mediacampagne. In staat: ‘Gezamenlijk afzenderschap van activiteiten is niet wenselijk omdat dat het beeld kan versterken dat het register van overheidswege wordt opgelegd.’

De site van de Onderwijscoöperatie komt vol te staan met blije leraren die hun collega’s vertellen waarom het lerarenregister zo’n goed idee is. Een docent noemt het register ‘een feest waard!’ en een ander ziet het als ‘een schouderklopje aan zichzelf.’ leraren die scholen langsgaan om hun collega’s dat het register een goed idee is.

Uit de openbaargemaakte documenten blijkt verder dat het ministerie de communicatie van de Onderwijscoöperatie en haar lidorganisaties Dat gaat ver: wanneer het Twitteraccount van de AOb een kritisch column van vaste columnist Ton van Haperen van het Onderwijsblad retweet, checkt het ministerie of het hier om een retweet ter instemming of om een automatische retweet gaat.

Niet alleen wat betreft de media-uitlatingen van de Onderwijscoöperatie houdt het ministerie de touwtjes stevig in handen. Een ambtenaar is als ‘programmamanager Registers en Beroepsorganisatie’ verantwoordelijk voor de totstandkoming van het Een ander is als ‘programmadirecteur Lerarenregister voor Krachtig Leraarschap’ verantwoordelijk voor de invoering van het lerarenregister, en zit sinds april 2016 bij het overleg tussen de voorzitter van de Onderwijscoöperatie en directeur-generaal Alida Oppers. Oppers schuift tegenwoordig aan bij bestuursvergaderingen van de Onderwijscoöperatie als het over het lerarenregister gaat.

zitten dus medewerkers van het ministerie.

Rutte III wil van het register een succes maken

En de leraar? Die ziet op een dag dat hij zich van ‘de Onderwijscoöperatie,’ die ‘van, voor en door de leraar’ claimt te zijn, moet aanmelden voor een register. Ook voor het nieuwe kabinet is ‘een harde voorwaarde’ voor de verdere uitwerking van het lerarenregister dat het straks ‘van, voor en door de leraar’ is.

Maar dit register kan dat nooit zijn: er is geen draagvlak onder leraren. Niet omdat ze graag dwarsliggen, maar omdat ze vinden dat professionaliteit niet opgelegd kan worden: het standpunt dat tot aan Rutte II voornamelijk door de PvdA verdedigd is.

In een brief aan de Tweede Kamer verzet een groep leraren zich nadat de wet is aangenomen dan ook tegen het register. Zij schrijven: ‘Wij willen [...] een duidelijke raadpleging van leraren om het draagvlak voor een lerarenregister te onderzoeken. Als dat draagvlak bestaat, zal de beroepsgroep het opzetten van een register zelf ter hand nemen. Dan pas kan worden gesproken over een register ‘van, voor en door’ de leraar.’

Wil de nieuwe regering echt een register dat van, voor en door de leraar is, dan zal ze eerst een eind moeten maken aan het huidige register.

De Onderwijscoöperatie en het ministerie van Onderwijs zijn gevraagd om een reactie op dit stuk. De Onderwijscoöperatie is niet inhoudelijk op het stuk ingegaan, het ministerie van Onderwijs wil niet reageren.

Lees ook: