Iedereen is moe. Maar ‘opladen’ is niet de oplossing
In de prestatiemaatschappij wordt collectieve vermoeidheid bestreden met individuele oplaadmomentjes. Maar de metafoor van de oplaadbare batterij is onderdeel van het probleem. Op naar een betere beeldspraak: denken jullie mee?
Op YouTube staat een promotiefilmpje van het toerismebureau van Kroatië. Het heet Croatia Full of Life en is ruim 300.000 keer bekeken.
De video opent met een close-up van een jonge, enigszins bleke vrouw die uitgeteld op haar bed ligt. Op de achtergrond klinkt zo’n melancholisch gitaarmuziekje, en een mannelijke voice-over zegt: ‘You feel empty.’
‘So,’ vraagt hij: ‘what are you gonna do?’ Het antwoord geeft hij er zelf meteen maar achteraan: ‘Come to Croatia,and fill up.’
In het volgende shot zien we de vrouw op het dek van een zeilboot staan. Het kleurenpalet is een stuk voller geworden. ‘Fill your batteries,’zegt de voice-over nu: ‘And when they’re full: discharge.’
De tokkelende gitaar krijgt bijval van drums en een bas, iemand begint iets te zingen over de zon, en mountainbikende, dansende, zwemmende en juichende vakantiegangers buitelen door het beeld.
Ze zijn opgeladen, ze hebben bijgetankt: zonnebruin maar licht zijn ze, zorgeloos en vol energie.
Croatia Full of Life vat perfect samen hoe wij in de eenentwintigste eeuw geneigd zijn onszelf te zien.
Namelijk: als batterijen. Oplaadbare batterijen, om precies te zijn.
Wanneer je je leeg voelt – moe, futloos, ongeïnspireerd, ongemotiveerd – dan moet je opladen. Fill your batteries. Dat kan op allerlei manieren (denk: chiazaadjes, yoga, wandelen, naar Kroatië gaan) en eenmaal opgeladen kan je weer dischargen.
Door te skydiven of dansen, zoals in Croatia Full of Life – of door te werken natuurlijk.
De metafoor van de oplaadbare batterij is alomtegenwoordig en lijkt van alle tijden. Toch is ze in- en inverbonden met het hier en nu.
De wijze waarop we ons lichaam en onze geest zien, valt wel vaker samen met de technologie die op een bepaald moment het meest tot de verbeelding spreekt – en in een tijd van oplaadbare elektronische apparaten, oprakende grondstoffen, veelbelovende renewables en natuurlijk Elon Musk, is de oplaadbare batterij een aantrekkelijk symbool.
Het idee van de mens als oplaadbare batterij sluit namelijk perfect aan bij de mores van de prestatiemaatschappij
Aantrekkelijk, maar ook problematisch. Het idee van de mens als oplaadbare batterij sluit namelijk perfect aan bij de mores van de prestatiemaatschappij. ‘Initiatief,’ ‘ambitie’ en ‘motivatie’ zijn dé sleutelwoorden van de eenentwintigste eeuw – en allemaal vereisen ze een flinke dosis op afroep beschikbare ‘energie.’
Dat geeft vrijheid, maar het is ook doodvermoeiend om altijd maar ‘het beste uit jezelf’ te moeten halen, om amper grenzen te trekken tussen werk en vrije tijd: niet gek dat burn-out, stressgerelateerde klachten en depressie epidemische vormen beginnen aan te nemen.
Zoals het ooit legendarisch werd geformuleerd in een reclame voor Cup-a-Soup: ‘Succes is een keuze.’ Je bent zelf verantwoordelijk voor je eigen prestaties, maar wie ‘faalt’ heeft het daar ook zelf naar gemaakt. En falen is haast onvermijdelijk.
Maar de collectieve vermoeidheid die de prestatiemaatschappij met zich meebrengt, wordt bestreden met individuele oplaadmomentjes.
Voel je je opgebrand? Ga dan op vakantie, doe een cursus mindfulness of ontwerp een wandel-en-smoothie-stramien voor jezelf – dan kan je daarna weer mee in de race. En zo komt álles, zelfs vakanties in Kroatië of wandelingen in het bos, in dienst te staan van je productiviteit.
Vorige week was ik in Zwolle om een lezing te geven over de mens als oplaadbare batterij. Ik begon met een beschrijving van Croatia Full of Life en eindigde met een oproep tot verzet tegen de excessen van de prestatiemaatschappij.
Omdat ik nu eenmaal geloof dat woorden onze gedachten sturen en gedachten onze daden, stelde ik voor dat verzet ‘m deels zou kunnen zitten in het gebruik van andere metaforen.
Wat nou als we onszelf niet als oplaadbare batterijen zagen, maar als een uitputtelijke grondstof?
Misschien dat we dan de momenten waarop we niet ‘optimaal presteren,’ momenten aan boord van een zeilschip in Kroatië bijvoorbeeld, niet meer zouden zien als een ‘oplaadmoment’, maar als de keuze om onze schaarse en eindige tijd en energie niet enkel in te zetten voor de bottom line.
Of wat als we onze beeldspraak ontleenden aan de natuur – als we onszelf zouden vergelijken met, zeg, bomen, die elk jaar groter en zwaarder worden en wiens ‘welzijn’ volledig samenvalt met dat van de andere bomen in het bos?
Misschien dat we dan minder aan onszelf, en meer aan het collectief zouden denken – meer, ook, aan toekomstige generaties, voor wie wij uiteindelijk de voedingsbodem zullen zijn.
De mensen in Zwolle waren niet voor één gat te vangen. Of ik nog meer, of in elk geval betere, metaforen voor lijf en leden in gedachten had, wilden ze weten. Mijn analyse van de oplaadbare batterij was grondig genoeg geweest, mijn duiding van het probleem ook, maar mijn voorzet voor alternatieven was een stuk schetsmatiger.
Ik zei weer iets over eindigheid, over de natuur versus technologie, over het zoeken naar collectieve oplossingen voor collectieve problemen. Er werd beleefd geglimlacht en daarna ging het programma verder. Dus ik naar huis.
In de trein terug bleef ik erover nadenken.
Bijzonder maken van wat vanzelfsprekend lijkt, laten zien dat het ogenschijnlijk tijdloze een voorgeschiedenis heeft: het is wat ik vaak probeer te doen in mijn stukken voor De Correspondent, en het is ook iets waarvan ik geloof dat het belangrijk is.
Want pas op het moment dat je inziet dat een bepaalde manier van kijken niet de enige manier van kijken is, dient de mogelijkheid van een andere blik zich aan – en ontstaat er ruimte voor verzet.
Maar de vervolgstap – het aandragen van oplossingen of in elk geval heldere alternatieven – is een andere tak van sport. Het stellen van een diagnose is nuttig, maar niet genoeg.
Het is tijd voor een vervolgverhaal. Een verhaal dat alternatieven voor de oplaadbare batterij onderzoekt, een verhaal dat in kaart brengt hoe we beter over, of tegen, de prestatiemaatschappij kunnen praten.
Maar het verzinnen van andere metaforen kan ik niet alleen. Dat hoeft ook niet, denk ik: beter is het een collectieve excercitie. Juist omdat het individuele al veel te veel wordt benadrukt, juist omdat verzet begint met een gesprek in plaats van een monoloog.
En dus ben ik benieuwd wat jullie ideeën zijn voor andere metaforen dan die van de oplaadbare batterij. Metaforen die meer recht doen aan eindigheid, aan de schaarste van energie, aan het collectief – en die minder tegemoetkomen aan de destructieve kanten van de prestatiemaatschappij.
Jullie ideeën, of lees- of kijktips, zijn heel welkom – deel ze vooral hieronder, of per mail, dat kan ook.