Uit wiktionary, het woordenboek van Wikipedia. Zelfstandig naamwoord. Plaats waar meerdere woonwagens bij elkaar (mogen) staan.’

Te gebruiken in de voorbeeldzin: ‘René (49) en Reneetje van Doorn (23), twee bewoners van een woonwagenkamp in Zoetermeer, konden geen kant op toen ze wachtend in hun Mercedes bij een sportschool onder vuur werden genomen. De schutter wachtte hen op in een BMW. Vader en zoon stierven

Weinig bevolkingsgroepen in Nederland worden zo gestigmatiseerd als woonwagenbewoners. Ofwel kampers. Of wiettelende, belastingontduikende, criminele, onaangepaste,

‘Ze zijn asociaal, ze willen niet meedoen met de maatschappij… In Amsterdam, naast een dossierkast waarop miniatuurwoonwagens staan, zit de man die er zijn beroep van maakte de groep te verdedigen. Letterlijk. Advocaat Sjoerd Jaasma.

‘Die zogenaamde ‘kampers’ hebben ook hun bedenkingen bij ons, hoor. We zorgen niet voor onze ouders en wassen ons niet’

‘Maar die zogenaamde ‘kampers’ hebben ook zo hun bedenkingen bij ons hoor, de burgermaatschappij’, vervolgt hij. ‘We zorgen niet voor onze ouders en we wassen onze huizen niet fatsoenlijk – laat staan onszelf.’

Jaasma is bijna twee meter lang, lacht vaker wel dan niet en zijn stem, waarmee hij me na het eerste handenschudden steevast ‘schat’ noemt, verraadt een verleden als roker.

Ook ‘schat’: Ellie, zijn assistent in witte driekwartlegging. Ze woont sinds hun recente kantoorverhuizing nog maar 1.100 meter van haar werk af, nog net iets minder ver fietsen dan de 1.800 meter die Jaasma zelf moet afleggen. ‘Nog dichterbij gaat hem niet worden, ik woon nu naast mijn moeder dus daar ga ik niet weg. Zie, daar gaat al zo’n vooroordeel van de woonwagenbewoners: ik zorg gewoon voor d’r.’

Al dertig jaar woonwagenbewoners in de rechtszaal. Tachtig procent van zijn zaken doet hij pro Deo, twintig procent bestaat uit criminele strafzaken. ‘Je moet kijken naar de sociaal-economische situatie. Woonwagenbewoners zijn voor zover ik weet niet crimineler dan bewoners van volkswijken. Hun woon- en leefsituatie is vaak vergelijkbaar, toch worden woonwagenbewoners vaak gezien als een soort buitencategorie.’

Waar dat onderscheid vandaan komt, begrijp je meteen als je in van de woonwagenbewoners duikt.

Foto’s: Renate Beense (voor De Correspondent)

Rondtrekken vanwege de mechanisering

Verreweg de meerderheid van de 30.000 woonwagenbewoners in Nederland is geen Roma en Sinti. Ze stammen af van Zo’n tweehonderd jaar geleden begon het rondtrekken, gedwongen door de mechanisering. Arbeiders probeerden mobiel op allerlei plekken aan tijdelijke baantjes te komen. Ook nu werken de meeste woonwagenbewoners nog ambulant of

Foto’s: Renate Beense (voor De Correspondent)

In een land zo gestructureerd als Nederland werden de soms letterlijk ongrijpbare woonwagenbewoners, met hun eigen regels en sociale gebruiken, al snel na hun ontstaan een bron van ergernis voor veel autoriteiten.

In de Tweede Wereldoorlog werden ze vervolgd als ‘asocialen’, net als kermisexploitanten, werkweigeraars en beroepscriminelen. Sinds 1968 zijn ze onderworpen aan de Woonwagenwet, die bepaalt dat ze niet langer mogen rondreizen: bewoners moeten zich vestigen in vaste woonwagencentra.

Tegenwoordig heeft de groep te lijden onder het ‘uitsterfbeleid’ dat tientallen gemeenten voeren: beleid dat actief standplaatsen verwijdert, met als doel de kampen op te heffen en alle bewoners in ‘normale’ woningen te krijgen. Standplaatsen worden opgeheven als de bewoner overlijdt, maar er komen geen nieuwe bij.

Ook laten gemeenten veel bestaande kampen, zelfs de kleinste, geheel ontruimen of opsplitsen. Ter bevordering van de brandveiligheid of om parkeerruimte te scheppen, bijvoorbeeld. Voor de bewoners wordt zelden vervangende woonruimte geregeld. Althans: in een woonwagen. Herplaatsing in een woonwijk gebeurt wél.

Elke gemeente zou wettelijk gezien een wachtlijst moeten aanbieden voor standplaatsen. Maar vrijwel geen enkele gemeente of wooncoöperatie heeft zin in de rompslomp die dit met zich meebrengt. In plaats daarvan besteden ze de verhuur van standplaatsen liever uit aan privébedrijven, wat de prijzen opdrijft.

Nationaal immaterieel erfgoed

In 2014 werd de Woonwagencultuur wat zou betekenen dat de bewoners een beschermde bevolkingsgroep werden. Veel heeft het de bewoners niet geholpen. De Nationale ombudsman ontving honderden klachten over het scheve beleid dat gemeenten erop na houden en stelde een eigen onderzoek in.

Zijn uitspraak kwam vorig jaar:

Het College voor de Rechten van de Mens oordeelde eind april dit jaar dat het beleid zelfs in strijd is met de mensenrechten en dat de overheid verplicht is de cultuur van woonwagenbewoners te beschermen én ‘te faciliteren’. Het College kwam met gebaseerd op de zaken die het sinds 2014 behandelde rond het woonwagenstandplaatsenbeleid van verschillende gemeenten en wooncorporaties. In 20 van de 36 gevallen die het College onderzocht was sprake van discriminerend handelen.

Jaasma: ‘Ik behandel huurzaken. Eindeloos veel huurzaken, door het uitsterfbeleid dat de gemeentes voeren’

Wat die uitspraak concreet oplevert voor de cliënten van Jaasma, is nog onduidelijk. Op 28 april van dit jaar schrijft het College: ‘Gemeenten mogen niet langer een zogeheten ‘uitsterfbeleid’ (nul-optiebeleid) of afbouwbeleid voeren dat is gericht op vermindering van het aantal woonwagenstandplaatsen. Dat is wat het ministerie van Binnenlandse Zaken voor ogen heeft met de nieuwe handreiking (wederom een advies, geen wet, VM) voor het gemeentelijk woonwagenstandplaatsenbeleid’. Die handreiking moet nog openbaar worden.

Vooralsnog verandert dit de aard van het leeuwendeel van Jaasma’s zaken niet. Op feestjes en partijen denken mensen wel te weten waar hij zich mee bezighoudt als woonwagenadvocaat: wietteelt, schietpartijen, witwassen. Toch?

Maar nee. Jaasma: ‘Heb je dat uitsterfbeleid weleens van dichtbij bekeken?’ Hij doelt op de niet-bestaande wachtlijsten, het krimpende woningaanbod, de onmogelijkheid een standplaats te vinden, over te schrijven of zelfs te behouden. Allemaal valt het onder de noemer huurbeleid: de regels die samenhangen met de pacht of huur van standplaatsen.

Jaasma: ‘Ik behandel huurzaken. Eindeloos veel huurzaken.’

Foto’s: Renate Beense (voor De Correspondent)

Dicht bij hun familie

Zo ook vandaag. Jaasma staat zijn toga aan te trekken in de rechtbank van Den Haag. In het halletje waar hij op de zitting wacht, loopt een hoogzwangere vrouw hoofdschuddend achter haar man aan, die tweetalig scheldt op zijn vonnis.

Jaasma staat vandaag tegenover een advocaat van een gemeente die een bewoner uit zijn woonwagen wil hebben. Wagen weg, parkeerplaats erbij, is het idee.

‘Maar die wagen zelf is natuurlijk het punt niet: de meeste moderne wagens ogen zelfs meer als bungalows, hebben niet eens wielen’

Jaasma: ‘In al deze zaken wordt eraan voorbijgegaan waaróm mensen zo graag in een wagen blijven wonen. Maar die wagen zelf is natuurlijk het punt niet: de meeste moderne wagens ogen zelfs meer als bungalows: ze zijn van baksteen, met een dak met pannen erop, er zitten nog zelden wielen onder.’

‘De belangrijkste reden is dat woonwagenbewoners veel behoefte hebben dicht bij hun familie te wonen en onderling voor elkaar te kunnen zorgen. Dat geldt voor mijn cliënt van vandaag ook. Zo’n woonconstructie is moeilijk te realiseren buiten het woonwagenkamp om. Tenzij je ontzettend veel geld hebt, een enorme kavel kunt kopen en daar een paar woningen op zet. Maar voor verreweg de meeste Nederlanders, die afhankelijk zijn van huurwoningen of koopwoningen in de lagere en middenklasse, zou dat nooit kunnen.’

De advocaat zou willen dat gemeenten dit ook beseften. ‘Maar door hun gebrek aan kennis over de geschiedenis van de woonwagencultuur blijft dit onderbelicht. Dat krijg je als je alleen maar een groep ziet die op een bepaalde manier buiten de maatschappij valt en niet weet hoe zoiets is ontstaan. Nu zien ze alleen ‘de asocialen’, de onaangepasten – en hun advocaat.’

Een thuis minder, een parkeerplaats erbij

Jaasma loopt richting zijn cliënt om hem de hand te schudden. Meneer Kwarten is nog een kop groter dan Jaasma, maar zit ineengedoken op een bank in de gang. In zijn hand een verfomfaaid briefje met punten die hij wil maken tijdens de zitting. Hij zal er uitgebreid de tijd voor krijgen, al komt hij door de zenuwen niet helemaal lekker uit zijn woorden. Af en toe springt zijn maatschappelijk werkster bij, ze is meegekomen ter ondersteuning. Al twee jaar ruziet Kwarten met de gemeente over zijn standplaats: hij wil blijven, zij willen de woonwagen weg zodat ze er een parkeerplaats van kunnen maken.

Kwartens vrouw vertrok met de noorderzon, de standplaats stond op haar naam, officieel woont hij er nu dus illegaal. Omdat hij daardoor geen vast woonadres heeft, mag hij zich niet inschrijven in zijn eigen gemeente en krijgt hij een daklozenuitkering van een andere, coulantere, gemeente, zo’n 500 euro. Veel te weinig om de 600 euro huur voor de standplaats van te betalen, dat doet hij dan ook al tijden niet meer. Werken kan hij niet vanwege een hartkwaal, hij was net op tijd uit het ziekenhuis om in de rechtbank te kunnen zijn.

Foto’s: Renate Beense (voor De Correspondent)

Grootste problemen

De zaak van meneer Kwarten raakt aan een aantal grote problemen in de woonwagengemeenschap in Nederland, die vaak figureren in de zaken van Jaasma: het uitsterfbeleid, onbegrip voor de vrije woonsituatie, gemeentes die weinig uitwijkmogelijkheden bieden aan de bewoners die ze willen uitzetten.

Jaasma ziet een mooie oplossing: de buurvrouw van Kwarten gaat binnenkort verhuizen, ze heeft elders een huis laten bouwen. Kwarten mag haar wagen gratis overnemen. Een schrikbeeld voor de gemeente: die zagen al voor zich hoe ze twee wagens in een klap konden laten verdwijnen, die van Kwarten én van de vertrekkende buurvrouw.

‘Woningbouwverenigingen en gemeenten willen per se van de woonwagens af. Een gesprek is vaak al niet meer mogelijk’

Het wordt nog lastig de gemeente te overtuigen. Kwarten heeft al maanden geen huur betaald. Jaasma: ‘Niet mijn makkelijkste zaak, nee. Maar er spelen hier twee dingen mee: enerzijds het onvermogen van Kwarten om zijn zaken goed op orde te houden – waarmee het maatschappelijk werk hem intussen al wel helpt. Anderzijds heb je de gemeente en de woningbouwvereniging en hun onwil ook maar íets van ruimte te bieden aan deze mensen. Ze willen per se van de woonwagens af, dus een gesprek is vaak al niet meer mogelijk.’

Jaasma: ‘Weinig zelfredzaamheid, weinig geld… Het zijn precies de factoren die het lastig maken het belang van zulke zaken uit te leggen. Dit zijn kwetsbare bewoners, maar dat kwetsbare wordt vaak gezien als teken dat er iets mis is met de woonwagenbewoners, in plaats van met het systeem.’

De drijfveren van Jaasma

Jaasma’s liefde voor het kamp en zijn mensen is groot. Hij is voorzitter van de stichting Landelijk Woonwagennieuws en schrijft juridische artikelen voor het tijdschrift dat de stichting uitgeeft.

Foto’s: Renate Beense (voor De Correspondent)

Als zoon van een beroepsmilitair die vaak moest verhuizen, trok Jaasma zelf ook rond in zijn jeugd. ‘Een reizend bestaan doet iets met je, omdat je geen tijd hebt rustig wat op te bouwen. Het lokt je naar buiten om contact te maken, maakt je ondernemender.’

Toen het gezin Jaasma in Zuid-Limburg zat, kwam er een woonwagengezin in het dorp wonen. ‘Dertien kinderen, geen geld, een enorme puinhoop. Regelmatig lag er dan een woonwagenkindje met longontsteking in mijn bed omdat mijn moeder wilde helpen.’

Hij ging naar de sociale academie, werkte tien jaar als opbouwwerker op woonwagencentra in Limburg. ‘We werkten daar met vijf man op een kamp met twintig wagens. Belachelijk, die verhouding, maar de gemeente maakte zich zorgen.’

Na een tijd wilde hij meer doen, directer invloed uitoefenen. En dus studeerde hij rechten in de hoofdstad en bleef hij daar. Honderd zaken heeft hij gemiddeld lopen, tegelijkertijd. Sommige cliënten kent hij al dertig jaar, via hen verdedigt hij ook hun kinderen, kleinkinderen, buren.

‘Regelmatig lag er dan een woonwagenkindje met longontsteking in mijn bed omdat mijn moeder wilde helpen’

‘Vorige week kwam ik de oma van Henkie nog tegen…’ Jaasma bukt. De meeste van zijn dossiers zitten nog in verhuisdozen, maar uit de bovenste la van zijn bureau komt een Panorama. Nummer 19, 3-11 mei 1990, maar het exemplaar is in perfecte conditie. Op de cover staat een schoolfoto: grote glimlach, rood haar, een beugel. ‘Drama op de markt’ staat ernaast. ‘Henkie (10) verdedigde zijn vader en stierf.’

Het verhaal van journalist Dick van de Schraaf begint als volgt: ‘“Laat eens kijken, jongen.” Zittend op zijn knieën tilt Ko Bijlhouwer (34) het felgekleurde trainingsjack van zijn tienjarige zoontje Henkie op. Net onder de hartstreek puilen ingewanden uit een wond van een centimeter of twee. “Je moet gaan liggen, Henkie”, zegt hij bezorgd.’

Niet veel later sterft Henkie. Hij sprong voor zijn vader, die werd aangevallen met een mes door een 64-jarige man die, geïrriteerd door het gedrang op de drukke markt, uitviel naar de familie Bijlhouwer, die volgens hem in de weg liep. Over wat er precies gebeurde, lopen de lezingen uiteen. Duidelijk is dat de dader en meneer Bijlhouwer elkaar nog nooit hadden ontmoet.

Jaasma stond 28 jaar geleden de moeder van Henkie bij in de rechtszaal, het was een van zijn allereerste zaken. ‘Zelfs toen speelde de woonwagenachtergrond een rol. Expliciet werd er niet naar gevraagd, maar ik voelde dat de verdediging van de dader het idee had dat die tóch iets te maken had met de gebeurtenis, terwijl het ging om plotseling en zinloos geweld. De dader kreeg uiteindelijk een jaar cel. Een jáár.’

Foto’s: Renate Beense (voor De Correspondent)

De beeldvorming draait stationair

Nu, bijna dertig jaar en duizenden zaken later, trekt Jaasma voor de zoveelste keer het boordje van zijn toga strak om een voorlopig besluit van de rechter aan te horen. In de zaak Kwarten dit keer. Jaasma: ‘Ik heb hele generaties woonwagenbewoners zien opgroeien, maar de beeldvorming groeit of verandert niet mee. Die draait al stationair sinds ik begon met dit werk. Het zal me benieuwen.’

De deur van de rechtszaal zwaait open, Jaasma loopt richting de rechter die gaat oordelen in de zaak meneer Kwarten. Die meldt dat meneer Kwarten in de eerste week van juni hoort of hij in zijn woonwagen mag blijven of moet verkassen. Dat verkassen betekent hoogstwaarschijnlijk de dak- en thuislozenopvang in.

Jaasma en zijn cliënt lopen de zaal uit. De advocaat verzucht: ‘Regels. Soms moet je daar creatief mee omgaan als je te maken hebt met het uitsterfbeleid, dat doen de gemeente en de woningbouwvereniging ook.’

En dus, terwijl Kwarten zijn briefje met punten opvouwt en terug in zijn broekzak stopt, klopt Jaasma hem op de schouder. ‘Begin juni. Tegen die tijd is je buurvrouw vertrokken en woon je mooi in haar wagen. Dan mogen ze een nieuwe zaak beginnen, dit keer om je uit haar wagen te krijgen.’

Meer lezen?

Deze politicus (en volkszanger, en zenderbaas) laat zien: zo werkt populisme op gemeenteniveau Nol Roos (53) heeft z’n eigen lokale tv-zender. En z’n eigen lokale partij. Maak kennis met de ‘Bossche Berlusconi’. Lees het verhaal van Vera hier terug Deze ex-advocaat geeft Afrikaanse jongeren hoop met satire In tweeënhalve minuut ingewikkelde dossiers uitleggen, vooroordelen ontkrachten én satire bedrijven. Dat doet videoblogger Ikenna Azuike met zijn nieuwsrubriek What’s up, Africa? voor de BBC. Hij bereikt er miljoenen jongeren mee. Hoe gaat hij te werk? Luister de podcast van Lex hier terug