Amerikaans asfalt belooft vrijheid (maar de jonge, alleenreizende, zwarte man merkt er weinig van)
Een roadtrip door de VS is voor een zwarte, jonge man geen gezellig-spannend reisje maar een riskante onderneming. In de jaren vijftig was het niet te doen, laat de Amerikaanse reisliteratuur zien. Maar ook nu zul je merken: alleen de snelwegen zelf discrimineren niet.
Ik blader door On the Road van Jack Kerouac. De snelwegroman uit 1957 is gebaseerd op een serie roadtrips die de schrijver en zijn vrienden eind jaren veertig maakten. Ik wil weten wat de Amerikaanse snelwegen nu zo mythisch maakt. Je hoort vaak dat het over vrijheid gaat, of het verlangen daarnaar. Om dat verlangen naar de eindeloze weg te begrijpen, zegt men, moet je deze klassieker lezen.
Sal Paradise, de hoofdpersoon in de roman, is een jonge twintiger die met de auto ontsnapt aan het burgermansbestaan van de Amerikaanse droom. Hij wil weg uit het benauwde suburbia van de jaren veertig en vijftig en gaat op zoek naar het echte leven. Met zijn maten reist hij kriskras door Amerika. Onderweg doen ze dingen die niet mogen, zoals in gestolen auto’s rijden, prostituees bezoeken, wiet roken.
Maar hij neemt ook regelmatig de bus. En af en toe gaat hij ook gewoon te voet, soms met zijn ziel onder de arm.
Bijvoorbeeld op een warme voorjaarsavond in het voorjaar van 1949. Sal is met de bus in Denver aangekomen, maar is alleen: al zijn vrienden zijn naar andere plekken afgereisd.
Hij vindt een baantje (kratten met bevroren watermeloenen uit ijswagens sjouwen) en even voelt hij zich een arbeider tussen de gekleurde arbeiders uit de onderklasse. Hij peigert zich af en heeft na een dag werken al flinke spierpijn: ‘Waarom in godsherejezusnaam?’ zegt hij in de vertaling die ik lees. En dan wandelt Sal peinzend het getto van Denver in.
Ik wilde dat ik een néger was?
‘In een lila avondschemer liep ik met pijn in al mijn spieren tussen de lichtjes van 27th Avenue en Walton Street door de kleurlingenwijk van Denver en wilde dat ik een neger was, want het beste dat de blanke wereld te bieden had bracht niet genoeg extase, niet genoeg leven, vreugde, spanning, donkerte en muziek, niet genoeg nacht.’
Er heerste opwinding, de lucht vibreerde van werkelijke levensvreugde die geen weet heeft van "blanke droefenis
Ik wilde dat ik een néger was? Ik vraag me af of Kerouac dat bedoelde. Maar ja hoor, even later zegt Sal het weer. Hij heeft net een zakje warme nootjes van een straatverkoper gekocht, struint langs de donkere veranda’s en kijkt naar een potje honkbal op een veldje: ‘Er heerste opwinding, de lucht vibreerde van werkelijke levensvreugde die geen weet heeft van desillusie en "blanke droefenis" en dat soort dingen.’
En zo gaat Sal verder met zijn ziel onder de arm, ‘als een trieste wandelaar in dit violette duister, deze ondraaglijke heerlijke avond, ik wou dat ik van de wereld kon wisselen met de gelukkige oprechte extatische negers van Amerika’.
Zwarte mensen vindt hij authentiek en puur
Ik pak het Engelse origineel erbij. Daar staat Negro. Dat woord werd een taboe in de jaren zestig, zoals ‘neger’ dat bij ons werd, zij het een halve eeuw later pas. (Wat je verder ook over Amerikaans racisme kunt zeggen, qua vocabulaire zijn ze alvast een stuk vooruitstrevender dan wij.) In de tijd dat Kerouac dit schreef was negro nog een alom geaccepteerde term.
Enfin, Sal wil dus een negro worden, maar dat gaat natuurlijk niet. Dus bezoekt hij die avond maar ‘een rijk meisje dat ik kende’ en de volgende ochtend geeft ze hem een biljet van 100 dollar mee, alsof hij haar gigolo is, en ‘daarmee waren al mijn problemen opgelost’.
Voorlopig dan. Want Sal blijft onderweg voortdurend bezig met zijn witte huid, hij lijkt die wel te willen wegpoetsen, uit zelfhaat vermengd met jaloezie. Zwarte mensen vindt hij authentiek en puur, ze hebben betere, vrijere muziek, namelijk jazz, et cetera. Hij gaat zelfs een keer katoen plukken tussen oudere, zwarte mensen uit Alabama. (Ook dat werk geeft hij snel op, hoor, want het is natuurlijk wel zwaar.)
Onze held lijkt een hipster met een burn-out
Nu komt onze held op me over als hipster met een beginnende burn-out, die zijn lichaam duizenden kilometers verplaatst om een jaar lang zichzelf te vinden.
Hij doet me ook denken aan een witte gymnasiumscholier die zich vagelijk bewust is van de gouden paplepel die nog half uit zijn mond steekt en daarom afzakkende broeken gaat dragen, om ook een beetje rapper te zijn, en boos op de wereld.
Kerouac schrijft dat hij liever een nigger zou zijn dan zichzelf
Je moet het schrijvers niet zomaar inwrijven wat ze hun fictieve personages laten denken of doen. Maar in dit geval ligt het anders: Kerouac wilde zelf óók een zwarte Amerikaan zijn. Dat maak ik tenminste op uit zijn dagboek. Van 1947 tot 1950 maakte hij zelf allerlei reizen door Amerika. Daar groeide later de roman On the Road uit.
In zijn dagboek beschrijft hij zo’n zelfde melancholieke avond in Denver, met dezelfde wandeling. Hij noemt zichzelf ‘een witte man’, gedesillusioneerd met zijn eigen ‘witte ambities’ en het beste dat zijn ‘witte wereld’ hem te bieden heeft. Hij gebruikt in zijn privédagboek zelfs hardere woorden. Hij schrijft dat hij liever een nigger zou zijn dan zichzelf.
We gaan hem redden van zijn witte weemoed
Het blijft vreemd, maar vooruit: als we de schrijver serieus willen nemen, dan dus ook zijn wens om zwart te zijn. Sterker nog, we kunnen proberen de jeugddroom van Jack Kerouac in vervulling te doen gaan.
Laten we hem redden van zijn witte weemoed. We vliegen naar Denver, naar die weemoedig-magische avond in 1949, we grijpen hem bij de kraag en veranderen hem bij toverslag in een jonge, zwarte man.
Weet je wat, we zetten hem neer in St. Louis. Kerouac kent de stad een beetje, die hij enkele malen aandeed (met de bus). We steken hem nog een biljet van 100 dollar in zijn kontzak. Vervolg je reis, doe alles wat je gewend was te doen. En nu hup, de Road of Dreams op.
Laten we Zwarte Jack op weg helpen
Of nou ja, laten we Zwarte Jack nog een beetje op weg helpen. Hij kijkt zo angstig. We kopen een reisgids uit de destijds populaire American Guide Series. Die reeks werd gemaakt door schrijvers die tijdens de Grote Depressie zonder werk zaten: ze kregen door de overheid betaald om reisgidsen te schrijven over de staat waar ze woonden.
We slaan het deel voor Missouri open, de eerste editie daarvan, zoals die verscheen in 1941. De gids bevat gedetailleerde beschrijvingen van plaatsen en wegen met kaarten, foto’s en hoofdstukken over cultuur en natuur.
Het gaat steeds over ‘ze’, de zwarten – de reisgids lijkt niet geschreven voor ‘hen’, de zwarte reizigers zelf
‘St. Louis groeide uit tot een vrijhaven voor Negers tijdens de Burgeroorlog’, lezen we. Vrijhaven – dat klinkt alvast goed. ‘Hedentendage omvatten ze 11,4 procent van de bevolking’, gaat het verder, gevolgd door een beschrijving van de zwarte wijk waar ‘ze verblijven’. (Het gaat steeds over ‘ze’, de zwarten – de reisgids lijkt niet geschreven voor ‘hen’, de zwarte reizigers zelf.) De precieze grenzen van de zwarte wijk worden nauwkeurig opgesomd. Handig.
Dan laat de schrijver van de gids zich even gaan in een lyrisch intermezzo: ‘Op warme avonden stromen ze uit hun woningen om samen te komen op de stoepen of in schommelstoelen langs de weg. Straatverkopers verkopen kruidige stukken barbecuevlees, hete vis en grote schijven watermeloen, en de lucht is rijk van gelach en zachte, lijzige stemmen.’
Ai, in 1949 zitten we nog vol in het segregatietijdperk
Kerouac had het geschreven kunnen hebben, zo romantisch klinkt dat zwarte getto van St. Louis. Maar we moeten praktisch blijven denken. Waar slaapt Zwarte Jack vannacht? We bladeren naar de praktische informatie: 65 hotels in St. Louis, allerlei restaurants en… zwembaden.
Wacht, bij de zwembaden staat iets geks. Er staat steeds vermeld hoeveel ze kosten (bijvoorbeeld: 5 cent inclusief badpak, handdoek en zeep), maar bij sommige staat dat ze voor negroes zijn. Wat betekent dat? Zijn al die andere zwembaden in de lijst dan verboden voor negroes?
Ai, in 1949 zitten we natuurlijk nog vol in het segregatietijdperk. Het is de tijd dat apartheid nog legaal is in grote delen van Amerika, in veel steden gelden de beruchte Jim Crow-wetten.
Die waren eind negentiende eeuw ingevoerd om de afschaffing van de slavernij beetje bij beetje terug te draaien. Om in elk geval de zwarte burgers gescheiden te houden van de witte burgers met aparte scholen, restaurants, busstoelen en treinwagons.
De beroemde zangeres Josephine Baker zou twee jaar na ons bezoek – ondanks een vergoeding van 12.000 dollar – weigeren op te treden in St. Louis omdat er geen zwarte toeschouwers werden toegelaten in de zaal. Pas in 1964 zouden de wetten officieel worden afgeschaft, tot die tijd is onze roadtrip met Zwarte Jack niet ‘endless with possibilities’. Verre van.
Snelwegen zijn niet gesegregeerd
Neem zijn vervoersmiddel. Ook zwarte Amerikanen profiteren van de groei van de economie, ook voor hen is de auto een droom – misschien nog wel een grotere dan voor witte Amerikanen. Want snelwegen zijn niet gesegregeerd: er is geen aparte rijbaan voor zwarte automobilisten. In je eigen auto vertelt niemand je of je voor- of achterin moet zitten, zoals in de bus.
Het is wel een gevaarlijke droom.
Veel zwarte Amerikanen rijden ’s nachts, als hun huidskleur minder opvalt
Want de politie valt zwarte automobilisten regelmatig lastig in 1949. Zeker als ze in ‘verdacht’ dure of nieuwe auto’s rijden. Veel zwarte Amerikanen rijden daarom in een oudere of lelijkere auto dan ze kunnen betalen. Gewoon om van de vernederingen af te zijn. Of ze zetten een chauffeurspet op, zodat de agent kan denken dat ze bediende zijn van een witte eigenaar. Ook rijden ze vaak ’s nachts, als hun huidskleur minder opvalt.
Eten en overnachten is ook niet eenvoudig: veel zwarte Amerikanen worden geweigerd bij restaurants en hotels. Dus nemen ze een draagbaar toilet, matras en gaspitjes mee, achter in de auto.
Langs allerlei stadjes met een avondklok
Hoe doet Zwarte Jack dat? Stel, hij heeft een auto en we laten hem vanuit St. Louis 400 kilometer naar Springfield rijden, het stadje waar Route 66 zijn naam kreeg. Onderweg passeert hij de Ozarks, een bergachtige, conservatieve regio, waar in de twintigste eeuw nog veel lynchings plaatsvonden.
Hij zal hier langs allerlei sundown-towns moeten: zonsondergangstadjes, waar een avondklok geldt voor zwarte mensen: als ze niet voor zonsondergang buiten de gemeentegrens zijn, worden ze verjaagd. Of erger.
Aangehouden worden door de politie, geweigerd worden bij hotels en restaurants, verjaagd worden uit stadjes, onze American Guide zwijgt erover. We kunnen de gids wel weggooien. Dat veel tankstations zwarte mensen weigeren, staat er ook niet in vermeld.
Dus hoe zou de roadtrip van Zwarte Jack verder verlopen? We krijgen een idee dankzij het reisverslag van de jonge arts Robert Joseph Pershing Foster, die in het voorjaar van 1953 met de auto van Louisiana naar Californië reist.
Foster heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitsland gediend, als arts, en is naar Louisiana teruggekeerd met de droom zich daar te vestigen als chirurg. Maar in zijn geboortestad kan hij zijn beroep niet uitoefenen: de ziekenhuizen nemen geen zwarte chirurg aan. Dus rijdt hij naar Californië in de hoop op een beter leven. Hij gaat netjes in pak.
‘Sorry, we hebben nét de laatste kamer verhuurd’
Onderweg door de woestijn van New Mexico en Arizona vangt hij keer op keer bot bij motels waar hij wil overnachten. Ze hebben fraaie, knipperende neonborden met ‘kamers vrij’, maar steeds komen de uitbaters met een andere smoes aanzetten. ‘Sorry, we hebben net de laatste kamer verhuurd’, ‘Sorry, we zijn vergeten het bordje weg te halen’.
Elke keer dat Robert Foster naar een hotelreceptie loopt, voelt zijn verzoek om een kamer ‘als een sollicitatiegesprek’
Elke keer dat Robert Foster naar een hotelreceptie loopt, voelt zijn verzoek om een kamer ‘als een sollicitatiegesprek’. Hij kent de weigeringen uit het zuiden, waar hij opgroeide, maar ‘het voelde erger, juist omdat dit het zuiden niet was’. En Foster is nog wel een chirurg in een net pak. Onze Zwarte Jack is een jonge zwarte reiziger, zonder vaste baan, zonder geld, zonder vaste verblijfplaats. Hij moet extra goed opletten.
Zoals veel zwarte automobilisten in die tijd. Velen hebben een reisgids voor zwarte automobilisten mee, The Negro Motorist Green Book. Dat boek bevat adressen waar je als zwarte reiziger in elk geval terechtkunt: benzinestations, diners, kapperszaken, hotels.
De gids telt maar zeventien pagina’s voor Amerika
De naam van de gids komt van de man die de serie bedacht: Victor Green, postbode en activist uit de wijk Harlem in New York. De eerste editie verscheen in 1936, in de jaren erna werd de serie steeds geactualiseerd. Het valt op hoe dun ze zijn – de eerste versie telt maar zeventien pagina’s voor heel Amerika – en hoe zakelijk.
In de eerste edities lees je niets over racisme, lynchings, segregatiewetten. Er staat alleen: ‘Het idee van The Green Book is om feiten en informatie te leveren verbonden aan autotochten die de negroïde automobilist kan gebruiken en waar hij op kan vertrouwen.’
In een latere editie, uit 1957, staat slechts: ‘Modern reizen heeft miljoenen mensen de gelegenheid gegeven de wonderen van de wereld te zien. De Witte reiziger kon zonder problemen accommodaties vinden, maar met de negro is het iets anders. Voor de komst van een reisgids voor negroes, moest hij vertrouwen op mond-tot-mondverhalen, en vele malen bleken accommodaties niet beschikbaar. Nu liggen de zaken anders. De negro-reiziger kan zich verlaten op The Green Book. Vandaar dat deze gids reizen populairder heeft gemaakt, zonder in gênante situaties te verzeilen.’
Is het een goed idee om Zwarte Jack hetzelfde te laten doen als zijn witte alter ego?
Die gids moet onze Jack dus hebben. Maar in The Green Book van 1949, het jaar dat Kerouac zo graag nigger wilde zijn, staat slechts een handjevol hotels in St. Louis vermeld, tegenover die 65 in de American Guide. Op weg naar Springfield zijn nauwelijks plekken om te overnachten, aldus The Green Book.
Wat nu? Kunnen we Zwarte Jack niet beter redden, voordat hij ergens halverwege de Ozarks onherroepelijk in de problemen komt? En is het nog wel een goed idee om hem dezelfde dingen te laten doen als zijn witte alter ego? Zoals met zijn maten in gestolen auto’s rijden, drugs gebruiken, blonde meisjes versieren, prostituees bezoeken?
Er zal een dag zijn dat deze gids niet hoeft te worden gepubliceerd. Dat is als wij als ras in de VS gelijke kansen en privileges hebben
In het voorwoord van The Green Book uit 1949 staat: ‘Er zal een dag zijn, ooit in de nabije toekomst, wanneer deze gids niet hoeft te worden gepubliceerd. Dat is wanneer wij als ras in de Verenigde Staten gelijke kansen en privileges zullen hebben. Het zal een geweldige dag voor ons zijn om deze publicatie te staken want dan kunnen we gaan waar we maar willen, en zonder vernedering. Maar tot die tijd komt, zullen we doorgaan met deze informatie te publiceren, voor uw gemak, elk jaar.’
Hoopvolle woorden. En inderdaad: de laatste editie van The Green Book verscheen in 1966. Dat was twee jaar na de Civil Rights Act van 1964, toen de segregatiewetten werden afgeschaft.
Reistip voor 2017: ‘Travel with extreme caution’
Dus we zouden Zwarte Jack beter naar de toekomst kunnen teleporteren. Maar naar welke toekomst, en naar welk jaar precies?
Laten we even nadenken voor we de hendel van de tijdmachine overhalen. Voor je het weet belandt Jack in het St. Louis van begin deze eeuw, waar Driving While Black nog steeds spelen met je leven kan betekenen: nog steeds zijn zwarte Amerikanen zeer op hun hoede als ze door het platteland van Missouri moeten rijden.
In de zomer van 2017 zal de NAACP, een Amerikaanse organisatie voor zwarte burgerrechten, een negatief reisadvies uitvaardigen voor Missouri, vanwege de lange geschiedenis van rassenhaat in deze staat: ‘Individuals traveling in the state are advised to travel with extreme CAUTION.’
Deze snelweg, die van de onvrijheid, lijkt inderdaad eindeloos.
Dit is een geredigeerde versie van een passage uit mijn boek Amerikanen lopen niet - Leven in het hart van de VS.