Minister Koolmees wil inburgering echt verbeteren – maar vergeet een paar dingen
De plannen voor een nieuw inburgeringsyssteem, die minister Koolmees maandag presenteerde, bevatten goede stappen. Zo verdwijnen de leningen voor taallessen, die tot hoge schulden kunnen leiden bij nieuwkomers. Maar Koolmees heeft het niet over de duizenden mensen die boetes kregen in een nu verworpen systeem.
Vorige week schreef ik hier over wat er echt moet veranderen aan ons inburgeringsbeleid. En maandag was het zover. Minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, D66) stuurde de langverwachte Kamerbrief aan de Tweede Kamer met stappen om het inburgeringsbeleid te verbeteren.
Al eerder kondigde hij aan dat het inburgeringsbeleid ‘op de schop moest’* vanwege de tegenvallende resultaten: veel nieuwkomers in de samenleving blijven langdurig in de bijstand zitten en de slagingspercentages van de inburgeringsexamens zijn laag. Woensdag debatteert de Tweede Kamer over de voorgestelde wijzigingen.
Het is van de meeste voorstellen nog niet duidelijk hoe ze precies zullen worden ingevuld. En de kwaliteit van beleid valt of staat natuurlijk bij de juiste uitvoering. Maar mijn eerste reactie is voorzichtig positief.
Het leenstelsel verdwijnt
Zo verdwijnt het leenstelsel. Dat betekent dat inburgeraars niet langer een lening hoeven af te sluiten bij DUO om daarmee zelf hun taalonderwijs in te kopen. Deze verantwoordelijkheid gaat naar de gemeenten: die gaan de afspraken maken met taalscholen en zullen inburgeraars begeleiden om het juiste onderwijs te vinden.
Dit is een voordeel. Uit onderzoek blijkt dat veel nieuwkomers momenteel verdwalen in het aanbod en daardoor boetes en schulden oplopen. Ook is de gemeente waarschijnlijk beter in staat malafide taalbureaus te herkennen dan nieuwkomers, die de Nederlandse taal en instituties nog niet kennen.
Er komt meer maatwerk
Daarnaast wordt er meer ingezet op maatwerk. Gemeenten zullen de inburgering beginnen met een ‘brede intake’ die het onderwijsniveau en de ontwikkelingsmogelijkheden van individuele inburgeraars zal inschatten. Analfabeten en nieuwkomers onder de 30 die een opleiding willen volgen, krijgen een eigen traject.
Ook dit is in principe positief. Vorige week noemde ik het een structureel probleem dat nieuwkomers te veel als uniforme groep worden behandeld. Het is goed dat de minister dit ook lijkt in te zien.
Het is belangrijk dat de minister erkent dat er niet veel deugt aan het huidige beleid en dat hij heeft geluisterd naar experts
Het is ook heel belangrijk dat de minister erkent dat er niet veel deugt aan het huidige beleid. Het is goed te zien dat er is geluisterd naar de experts en ervaringsdeskundigen* die aangaven dat de inburgering niet goed was georganiseerd. En dat de reeks aan wetenschappelijke rapporten met de conclusie dat ons inburgeringsbeleid faalt, serieus is genomen. Ook Stichting Civic, waarvan ik voorzitter ben, en die ijvert voor evidencebased inburgeringsbeleid, voelt zich gehoord.*
Betekent dit dat het voorgestelde beleid ideaal is? Nee, dat niet. Zo gaat de Kamerbrief niet in op de lange wachtlijsten, het gebrek aan transparantie omtrent inburgeringsexamens of hoe effectief de verschillende inburgeringsvereisten zijn.
De taaleis blijft uniform
Verder is het opvallend dat de minister het plan uit het regeerakkoord wil doorzetten om de taaleis van de inburgeringsvereisten te verhogen (in het jargon: van A2 naar B1). Het uniform verhogen van deze eis voor alle nieuwkomers staat immers haaks op het idee van maatwerk en persoonlijke ontwikkelingsmogelijkheden.
Gelukkig erkent de Kamerbrief dat niet alle inburgeraars dit niveau zullen halen. Het is daarom te hopen dat deze verhoogde taaleis vooral de ambitie van het nieuwe systeem weerspiegelt – dat zo veel mogelijk nieuwkomers dit niveau halen – maar dat die niet gebruikt wordt als stok achter de deur om inburgeraars die dit niveau onverhoopt niet halen sancties op te leggen.
Natuurlijk zal een baan voor veel nieuwkomers waardevol zijn. Maar sommigen hebben trauma’s of willen nog een opleiding volgen
Hetzelfde geldt voor het stokpaardje van minister Koolmees dat alle inburgeraars zo snel mogelijk aan het werk moeten. Natuurlijk zal een baan voor veel nieuwkomers heel waardevol zijn. Maar sommigen onder hen kampen na arriveren met trauma’s, moeten zorgen voor kleine kinderen die net een vlucht hebben meegemaakt, of willen – ook al zijn ze de 30 gepasseerd – eerst nog een opleiding volgen. Hopelijk is hier begrip voor.
Een laatste punt van zorg is dat in de Kamerbrief geen woord valt over de groep inburgeraars die tussen 2013 en nu is binnengekomen. De voorgestelde wijzigingen zullen in 2020 ingaan.
Wat gebeurt er met de huidige groep nieuwkomers?
Dit roept de vraag op: wat gaat er gebeuren met de groep die tussen 2013 en 2020 te maken heeft gehad met ondermaats inburgeringsbeleid? DUO deelt momenteel duizenden boetes uit aan inburgeraars die te langzaam inburgeren.* Dat lijkt mij zacht gezegd onredelijk, nu het ministerie volmondig erkent en onderzoek laat zien dat de inburgering niet werkt.
Daarnaast hebben duizenden vluchtelingen en familiemigranten de afgelopen jaren voor duizenden euro’s aan leningen afgesloten. Het is wel cru als nieuwkomers vanaf 2020 ‘gratis’ mogen inburgeren, terwijl deze groep financieel zo hard geraakt is. Hier moet iets op bedacht worden.
Tot slot zullen vele inburgeraars die na 2013 binnenkwamen niet de ideale start hebben gehad, bijvoorbeeld omdat ze te maken kregen met profiteurs van taalscholen. Het zou een goed idee zijn een strategie te bedenken hun nog extra ondersteuning te geven. Zij faalden niet zelf, maar zijn het slachtoffer van falend beleid.
Hopelijk zijn er Kamerleden die zich hun lot aantrekken en dit ter sprake brengen tijdens het Kamerdebat hierover aanstaande woensdag.