Duizenden zwarte soldaten hebben Europa bevrijd, maar hun gezichten zien we amper als we de oorlog herdenken
Talloze Afro-Amerikaanse soldaten en bewoners uit de toenmalige Nederlandse kolonies hebben Nederland in de Tweede Wereldoorlog helpen bevrijden. Maar ze ontbreken in onze oorlogsfilms en bij herdenkingen. Tijd om stil te staan bij deze vergeten helden.
In The Negro Soldier, een rekruteringsfilm uit 1944 van het Amerikaanse leger, spreekt een zwarte pastoor zijn parochie ernstig toe. De vrije wereld is in gevaar, zegt hij somber. Nazi-Duitsland heeft een groot deel van Europa bezet en vond bovendien een gevaarlijke bondgenoot in het kwaadaardige Japan. Elke Amerikaan, zwart én wit, moet zich aansluiten bij de strijd, maant hij.
De pastoor predikt vaderlandsliefde, somt de wereldtitels op die zwarte sporters voor de VS wonnen en memoreert de zwarte onderzoekers die baanbrekend wetenschappelijk onderzoek deden. ‘De boom van de vrijheid bracht deze vruchten voort’, zegt hij. ‘Het is een machtige boom die diep in Amerika geworteld is. Iedereen ter wereld bewondert en waardeert de boom, behalve de nazi’s, de fascisten en de Japanners.’
Wat zullen de nazi’s gek opkijken, voegt hij eraan toe, wanneer zwarte, bruine, gele en witte mannen, elk van hen échte Amerikanen, landen in Berlijn en Tokio. En alle mannen, bruin, wit, zwart en geel, wáren nodig. De Japanse aanval op Pearl Harbor in 1941 had Amerika de oorlog in gekatapulteerd, waardoor ineens een miljoenenleger vereist was.
Grote weerstand tegen zwarten
Hoewel Afro-Amerikanen ook al vochten in de Eerste Wereldoorlog, bestond er grote weerstand bij de witte bevolking tegen de gedachte dat een zwarte man het gerespecteerde uniform van een US Soldier zou dragen.
De ‘fysieke moed’ van de ‘American negro’ blijft ‘ver achter bij die van de blanken’, schreef de generaal-majoor in 1925
Het gerespecteerde Army War College had in 1925 nog een rapport gepubliceerd dat dit ontraadt. Generaal-majoor H.E. Ely stelt daarin dat ‘in de evolutie de Amerikaanse negro niet verder is ontwikkeld dan een ondergeschikte soort van het menselijke ras’, met een hersencapaciteit die ‘kleiner dan die van de witte mens’ is en ‘in fysieke moed valt hij ver achter bij de blanken’. Ely’s conclusie: omdat je niet kunt verwachten dat bij een zwarte ‘enig talent voor leiderschap kan ontspruiten’, kunnen de troepen ‘alleen efficiënt en betrouwbaar’ opereren ‘wanneer zij worden geleid door witte officiers’.
Dergelijke sentimenten leidden ertoe dat de segregatie, diepgeworteld in de Amerikaanse samenleving, ook in het leger was doorgevoerd. Afro-Amerikanen mochten wel aantreden, maar kregen vooral ondersteunende taken en konden bovendien zelden een hogere rang bereiken. Uiteindelijk stuurde de VS tien miljoen soldaten de Tweede Wereldoorlog in. Onder hen waren maar liefst 1,2 miljoen Afro-Amerikanen.
Segregatie in Limburg
Van die groep waren er weer tallozen die vanaf september 1944 Limburg hielpen bevrijden. Zo werden de laatste Duitsers in maart 1945 verdreven uit Venlo door het gesegregeerde 784ste Tankbataljon, dat op de witte officier na volledig uit Afro-Amerikaanse soldaten bestond. Ook was het een Afro-Amerikaans regiment dat in die maanden bij Beek een militair vliegveld aanlegde, het huidige Maastricht Aachen Airport.
Duizenden zwarte soldaten droegen in heel Europa zorg voor de bevoorrading, distributie, wasserijen, het delven van graven en het afleggen van de doden. Het gigantische kerkhof in Margraten, Limburg, waar 19.000 mensen (tijdelijk) begraven werden, is aangelegd door zwarte Amerikanen.
De aanwezigheid van grote aantallen mensen van kleur in het tot dan volledig witte Limburg veroorzaakte vreemde situaties. Niet zozeer door de reacties van de Limburgers. Nee, de Nederlanders keken vooral op van de superioriteitswaan van de witte Amerikaanse soldaten, van de vernederende manier waarop ze hun zwarte collega’s behandelden.
Zo waren ze er getuige van hoe witte soldaten weigerden te eten naast hun zwarte medestrijders. Ze sliepen in andere gebouwen en eisten aparte dansgelegenheden, waar soldaten met een kleur niet welkom waren. Een Limburgse fotograaf die goed verdiende aan portretten van soldaten ‘voor thuis’, moest aparte dagen voor witte en zwarte soldaten reserveren, omdat de eersten weigerden op hun beurt te wachten achter een zwarte.
Blanke soldaten in Limburg sliepen in andere gebouwen en eisten aparte dansgelegenheden, waar zwarte soldaten niet welkom waren
Witte soldaten meden Nederlandse families bij wie zwarte soldaten ’s avonds kwamen eten. Andersom zochten de zwarte soldaten zelden de confrontatie. De realiteit van het gesegregeerde Amerika had hun harde lessen geleerd over rechteloosheid.
Op een avond in Maastricht kwam het er toch een keer van. Een groepje zwarte soldaten bezocht een café waar zich witte Amerikanen bevonden. De laatsten dwongen hen weg te gaan. Toen het groepje het café had verlaten, kwamen een paar witte soldaten uit de kroeg achter hen aan. Ze sloegen hen in elkaar met zó veel geweld dat een van de zwarte soldaten het niet overleefde – alleen omdat ze zo brutaal waren een kroeg te bezoeken die de witte soldaten als ‘hun’ territorium beschouwden.
Uit angst voor represailles zwegen de zwarte overlevenden als het graf. De zaak werd niet onderzocht, niemand werd vervolgd. Het lichaam van de jonge zwarte soldaat werd, zonder dat hij ooit op het slagveld was geweest, terug naar huis gestuurd.
Bruine kindjes
De Nederlanders begrepen niets van de haat van de witte Amerikanen. Limburg was immers door Amerikanen, wit én zwart, bevrijd. Het overgrote deel van de Limburgers had de zwarte soldaten dan ook met open armen ontvangen, niet in de laatste plaats vanwege de lekkernijen die ze meenamen. In een korte documentaire vertelt een van de ooggetuigen, destijds nog een kind: ‘Ja, er zaten ook zwarten tussen. Van hen kreeg je ook snoep, dus we waren zó gewend aan die kleur!’
Limburgers trokken zich in het algemeen weinig aan van de superioriteitswaan van de witte Amerikanen. Ze boden zwarte soldaten een slaapplek aan in hun huizen en namen hen op in de familie. Er ontstonden vriendschappen, romances – en zwangerschappen.
In het jaar na de bevrijding werden er in Limburg zo’n zeventig bruine, onwettige kinderen geboren. In een opzienbarend boek over deze generatie verzamelde Mieke Kirkels de levensverhalen van de gemengde kinderen, die opgroeiden in het spierwitte Limburg van de jaren vijftig. Een van die kinderen herinnert het zich nog goed: ‘Op school begon het plagen. Vroeg ik thuis waarom ze me een negerkind noemden, dan trok moeder me op schoot, knuffelde me en gaf me een snoepje. (...) Die angst is me lang blijven beheersen. Ik was een teruggetrokken kind, bang om op te vallen.’
Een ander herinnert zich hoe ze op haar paasbest ‘met rode schoentjes en een grote strik in het haar’ werd aangekleed, alleen om van haar omgeving te horen: ‘Het is een mooi kind, maar jammer dat het zwart is.’
Hun ervaringen leken in veel opzichten op elkaar: de soldaten keerden terug naar de VS, en hoewel men in de roes van de bevrijding blij was geweest met de zwarte Amerikanen, werden hun donkere nakomelingen minder makkelijk geaccepteerd. De donkere kindjes staken af tegen de overwegend witte omgeving en werden vaak gediscrimineerd, gekleineerd en vernederd. Niet zelden werden ze uit huis geplaatst en groeiden ze op bij de nonnen of de paters, waar hun veelal een hardvochtige opvoeding wachtte.
Hun verhalen zijn vergelijkbaar met die van bruine kinderen die soldaten elders verwekten. Zoals de Duitse Mischlingskinder. Deze term stond voor gemengde of ‘onzuivere’ kinderen, een denigrerende benaming die ook voor Joods-gemengde kinderen was gebruikt.
Na de oorlog was de term vooral voorbehouden aan de duizenden donkere kinderen die Afro-Amerikaanse soldaten hadden verwekt. Hun bestaan was extra problematisch omdat ze waren verwekt door de vijand én omdat ze een donkere huidskleur hadden in een land dat het Arische superioriteitsdenken nog met zich meedroeg.
De kinderen werden vaak niet door hun omgeving geaccepteerd en kwamen in kindertehuizen terecht. Omdat witte Duitsers geen bruine kinderen wilden adopteren, bleven ze daar zitten. Vanuit de Afro-Amerikaanse gemeenschap in de VS ontstond daarom een beweging om deze half-Amerikaanse kinderen te helpen. Er werden advertenties geplaatst in tijdschriften met een zwart lezerspubliek: ‘Germany’s Brown Babies Must Be Helped! Will You?’
Het idee was dat de zwarte gemeenschap de verwaarloosde kinderen moest helpen door hen te laten opgroeien in een ‘natuurlijker omgeving’, etnisch gezien. Het gevolg: maar liefst zevenduizend bruine Duitse kindjes werden door Amerikanen geadopteerd en op het vliegtuig naar de VS gezet.
Verzwegen tragiek
Het is pas sinds relatief kort dat kinderen van zwarte bevrijders hun eigen geschiedenis onder ogen kunnen komen. Bij de kinderen in Limburg, maar ook elders, mocht er vaak simpelweg niet over gesproken worden. Zij mochten geen vragen stellen over hun huidskleur of over hun afkomst. Het verzwegen karakter van die levensverhalen sluit heel letterlijk naadloos aan bij de verzwegen geschiedenis van de zwarte soldaten zelf.
Niet alleen is het aandeel in de bevrijding van de Afro-Amerikaanse soldaten vergeten geraakt – ik wacht nog steeds op een blockbuster à la Dunkirk of Saving Private Ryan die een realistische weergave is van de 1,2 miljoen zwarte soldaten die aan de oorlog meededen – dat geldt ook voor hoe ze na terugkeer in de VS zijn ontvangen.
Want het land waarin ze terugkwamen, beschouwde hen evengoed nog als minderwaardig. En dit was niet alleen een kwestie van ‘gevoel’, maar ook van wetten en regels. Al op de terugtocht per boot naar Amerika werden zwarte soldaten op hun plaats gewezen: zij mochten niet van dezelfde faciliteiten gebruikmaken als witte soldaten, terwijl de Duitse krijgsgevangenen dat wel mochten – puur op basis van hun huidskleur. De vijand was omdat hij blank was vanzelfsprekend superieur aan een zwarte medesoldaat.
Het Amerikaanse rassendenken had echter verdergaande gevolgen. De ‘G.I. Bill’, een regeling die was ontworpen om veteranen na hun dienst te helpen met opleiding, werk en huisvesting, en die door de daarmee gepaard gaande investering van 95 miljard dollar de Amerikaanse middenklasse in die jaren mede heeft vormgegeven, ging grotendeels aan de neus van de zwarte soldaat voorbij.
De uitvoering van de regeling lag geheel bij de staten, die elk individueel mochten beslissen hoe ze de bill uitvoerden. Een belangrijk deel van de zwarte soldaten was afkomstig uit zuidelijke staten, waar de segregatie nog in Jim Crow-wetten was vastgelegd.
Bij terugkeer in hun thuisstaat zagen zij zich geconfronteerd met een corrupt systeem. De leningen waarop veteranen aanspraak konden maken, bijvoorbeeld om een hypotheek af te sluiten of een bedrijf te beginnen, moesten de steun krijgen van een lokale bank. En geen bank in de zuidelijke staten van de VS zou een lening steunen van een zwarte veteraan. Ter illustratie: van de 3.229 ‘veteranenleningen’ die in 1947 in dertien steden in Mississippi werden verstrekt, gingen er slechts twee naar Afro-Amerikanen.
Lynching black veterans
Paradoxaal genoeg leek de haat tegen zwarte Amerikanen op veel plekken sterker jegens veteranen dan jegens burgers. Nadat zij in Europa waren ontvangen als bevrijders, waar ze hadden gevochten voor de vrije wereld, keerden zij terug in het gesegregeerde Amerika met een nieuw zelfbewustzijn. Ze waren veteranen, en eisten op zijn minst enige waardering en respect. Die simpele eis werd gezien als een provocatie. En het antwoord was: geweld.
De terugkeer van zwarte veteranen leidde tot een opleving in racistisch geweld, en een grotere populariteit van de Ku Klux Klan. Een recente studie naar het geweld waarmee zwarte veteranen werden geconfronteerd, bevat huiveringwekkende statistieken. Het onderzoek bracht 4.075 lynchpartijen in kaart, uitgevoerd tussen 1877 en 1950. Onder de slachtoffers zaten na de Tweede Wereldoorlog duizenden zwarte veteranen, die werden bedreigd, mishandeld en vermoord. In bijna alle gevallen gingen de witte daders vrijuit.
De conclusie van de onderzoekers was dat niemand méér gevaar liep om slachtoffer te worden van witte extremisten dan de zwarte veteraan die zijn land dacht te hebben gediend in een verre oorlog – en daar enige trots aan ontleende.
Timothy Hood was zo’n zelfbewuste, zwarte veteraan wiens leven zó gewelddadig en zó onrechtvaardig eindigde, dat de rillingen me over mijn rug liepen toen ik erover las. Na zijn terugkeer in de VS weigerde Hood zich te conformeren aan racistische wetten en verwijderde hij het ‘Jim Crow’-bordje van een bus in Alabama. Als reactie daarop trok de chauffeur een pistool en vuurde hij vijf kogels op Hood af. De jongen viel uit de bus en kroop weg. Hij ontsnapte aan de chauffeur, maar werd even later opgepakt door een politieagent die hem, met een enkele kogel in het hoofd, doodschoot. Zowel de chauffeur als de agent werden vrijgesproken van doodslag.*
Een andere veteraan, Isaac Woodard, vroeg tijdens een tussenstop aan de buschauffeur of er tijd was om even naar het toilet te gaan. De chauffeur vond deze vraag zo brutaal dat hij de politie belde. Woodard werd gearresteerd en opgesloten.
In zijn cel sloegen agenten zo lang in op Woodard dat hij blind werd. Woodard kreeg een boete voor opruiend gedrag, de agenten zijn niet eens aangeklaagd
In zijn cel werd hij door agenten zo lang op zijn hoofd geslagen dat hij voortaan blind door het leven zou gaan. Woodard kreeg een boete voor opruiend gedrag, de agenten werden niet eens aangeklaagd. In een interview in The Chicago Defender van 27 juli 1946 vertelde Woodard dat hij blij was dat hij het überhaupt had overleefd: ‘Zwarte veteranen die in deze oorlog hebben gevochten… Ze realiseren zich niet dat de echte strijd in Amerika nog maar net is begonnen.’*
De emancipatie die het uniform de zwarte gemeenschap bracht, gaf een nieuwe impuls aan de burgerrechtenbeweging in de VS, waar veel veteranen zich bij aansloten. En terwijl zij díé strijd voerden, kun je zeggen, wisten de autoriteiten hun bijdrage aan de Tweede Wereldoorlog stilletjes maar effectief uit. Het ging zelfs zover dat zwarte soldaten nooit werden voorgedragen voor de Medal of Honor, de hoogste onderscheiding, zelfs wanneer ze uitzonderlijk dapper waren geweest.
Dankzij de inzet van een aantal groepen die om erkenning riepen, reikte toenmalig President Clinton in 1997 alsnog deze medaille uit aan zeven zwarte veteranen voor hun bewezen moed in de oorlog. Van die zeven was er toen nog maar één in leven.*
Miljoenen soldaten uit Senegal, Algerije en India bevrijdden Europa
Zwarte Amerikanen waren niet de enige gekleurde lichamen die zich voor de bevrijding van Europa inzetten. Engeland had alleen al de beschikking over het British Indian Army, met 2,5 miljoen Indiase mannen en vrouwen het grootste vrijwillige leger in de geschiedenis.
Het Franse leger bestond voor maar liefst 60 procent uit zwarte soldaten uit de kolonies in Afrika, die tesamen de Tirailleurs Sénégalaiswerden genoemd. Van hen hebben er 17.000 de bezetting van Parijs in 1940 niet overleefd: de nazi’s fusilleerden een groot deel van hen* na hun overgave, omdat ze zwarten als een inferieur ras beschouwden. Ook vochten er 250.000 Noord-Afrikanen mee in het Franse leger.
Het zal niet verrassend zijn dat van hen weliswaar werd verwacht mee te vechten, maar dat ze in eigen gelederen als minderwaardig werden beschouwd. Zo noemden hun witte collega-soldaten hen indigènes, inboorlingen.
Het aandeel kleurlingen in de Tweede Wereldoorlog is niet ‘gewoon’ vergeten, of per ongeluk verloren geraakt in de talloze verhalen die na de oorlog verteld moesten worden. Soms zijn ze opzettelijk onzichtbaar gemaakt. Uit onderzoek dat de BBC in 2009 deed in militaire archieven bleek dat al in de eerste maanden van 1944 Amerikaanse en Britse generaals erop aandrongen dat bij de bevrijding van Parijs geen soldaten van kleur* betrokken mochten zijn. Het gezicht van de bevrijder moest wit zijn. *
Het kostte de Franse legerleider Charles de Gaulle grote moeite aan die eis te voldoen. Niet omdat hij morele bezwaren had, maar omdat het Franse leger voor twee derde uit gekleurde soldaten bestond. De enige manier om een volledig wit korps te vormen, was om soldaten uit talloze regimenten bij elkaar te plaatsen. Dat het hem uiteindelijk gelukt is, bewijst één ding: het witte gezicht van de bevrijding is een met moeite geconstrueerd beeld.
‘De oorlog zal gewonnen worden op golven olie en vrachten bauxiet’
De kolonie in ‘de West’ bleek waardevol gebied. De olieraffinaderijen op Aruba en Curaçao voorzagen in 80 procent van de kerosinebehoefte van de Britse Royal Air Force. Uit solidariteit met de lijdende bevolking in Nederland verzamelden de eilandbewoners kleding en goederen om naar Holland te sturen. Een inderhaast opgericht Comité Steun aan Nederlandse Slachtoffers Curaçao haalde in één dag tijd 270.000 gulden op, een gigantisch bedrag voor de relatief kleine bevolking van het eiland.*
Toen er kleding werd ingezameld, kochten Surinaamse vrouwen stoffen en naaiden ze warme kleren voor de arme Nederlanders
Ook Suriname zette zich volledig in om het geplaagde moederland te steunen. Toen er kleding werd ingezameld, kochten Surinaamse vrouwen stoffen en naaiden ze warme jassen en broeken voor de verarmde Nederlanders. En hoewel Suriname zeker niet rijk was, lukte het de bevolking toch om met een groots opgezette inzamelingsactie genoeg geld op te halen om een Spitfire-vliegtuig voor Nederland te kopen.
Daarnaast gaven honderden Surinamers zich vrijwillig op om als militair uitgezonden te worden. Kleine landarbeiders uit de plattelandsdistricten, vaak Hindostanen en Javanen, werden opgeroepen om op het vliegveld te komen werken aan de noodzakelijke militaire uitbreiding.
De oorlog heeft bij veel Surinaamse families een blijvende indruk achtergelaten. In mijn familie wordt nog altijd het verhaal van mijn opa verteld. Hij was een van die kleine boeren die betrokken waren bij de militaire uitbreiding van het vliegveld. Alle mannen in het dorp van mijn opa werden opgeroepen daaraan mee te werken. Volgens de overlevering was hij zelf een ‘water boy’, iemand die de arbeiders en soldaten van drinkwater moest voorzien.
Hoe nuttig de bijdrage van arbeiders als mijn opa ook was, de inzet van ‘de West’ voor de oorlog was vooral van belang vanwege de delfstof bauxiet, de grondstof voor aluminium, een essentieel metaal voor de oorlogsindustrie.
Op 24 november 1941 verklaarde minister-president Pieter Sjoerds Gerbrandy op Radio Oranje dat Surinaamse bauxietmijnen ruim 60 procent van het aluminium leverden dat nodig was voor de verdediging van de VS en het westelijk halfrond.* De olie, gewonnen bij Curaçao, was al even onmisbaar. ‘De oorlog zal gewonnen worden op golven olie en vrachten bauxiet’, voorspelde Gerbrandy in die uitzending.
De oorlog werd inderdaad gewonnen, mede dankzij de grondstoffen uit Nederlandse kolonies. Mede dankzij die miljoenen mensen uit Senegal, Algerije, India en alle andere kolonies die ik hier niet heb genoemd. En mede dankzij de Afro-Amerikaanse soldaten wier moed zo zelden bezongen is.
Gemiste kans
Het tragische van dit verhaal is niet zozeer het onrecht dat erin schuilt, maar eerder de gemiste kans van een incompleet vertelde geschiedenis. Je kunt je goed afvragen wat de houding zou zijn tegenover ‘buitenlanders’ als wij van meet af aan doordrongen waren van de wetenschap dat wij onze vrijheid te danken hebben aan mensen van álle kleuren. Dat christenen, moslims en hindoes zij aan zij streden om Nazi-Duitsland te verslaan. Dat Nederlandse tanks draaiden op olie uit Aruba en Curaçao. Dat Amerika vloten vliegtuigen kon bouwen met aluminium uit Suriname.
Wat mijn opa het sterkst zou bijblijven van zijn tijd met de Amerikaanse militairen, was de zak rijst die hij van zijn salaris kocht. Terugwandelend naar zijn dorp, torste hij de zak mee op zijn rug. Hij had niet in de gaten gehad dat er een klein gaatje in de bodem zat. Pas toen hij halverwege zijn tocht was, merkte hij dat de zak langzaam leeggelopen was.
Het spoor van witte korrels dat hij achterliet, zou snel verwaaien in de wind. Het was als zijn bijdrage aan die verre oorlog: niemand zou weten dat ook hij zijn steentje had bijgedragen. En hij, mijn opa, stond daar langs de weg. Vergeten en uiteindelijk met lege handen.
Dit verhaal is onderdeel van het project Verzwegen geschiedenis, waarin we onderbelichte geschiedenissen delen die in elk schoolboek thuishoren. Partner The Black Archives biedt bronnen en achtergrondinformatie, organiseert evenementen en lesmateriaal.Radiozender FunX maakt video’s en radio over dit thema. Dit jaar verschijnen meer verhalen in deze reeks, die vind je hier.