Van een prakkie tot een bakkie. Deze Rotterdamse ondernemers geven écht om hun klanten

Arjen van Veelen
Correspondent Natuur
Illustraties: Jedi Noordegraaf (voor De Correspondent)

Op zoek naar de zin van het leven ben ik deze week in Winkelcentrum Zuidplein in Rotterdam. Daar tref ik twee inspirerende ondernemers: Tanja en George Muskita van Lektuurshop Populair. Ze blijken iets te doen wat zeldzaam is geworden: echt om je klanten geven.

SHOPPEN – ETEN – BELEVEN staat op de grote vlaggen voor Winkelcentrum Zuidplein. De betonkolos ligt ingeklemd tussen een parkeergarage en metrostation, in een arme Rotterdamse wijk. Tegels van beige nepmarmer. Muzak onder een hemel van systeemplafond. Het is geen koopgoot, meer een koopgrot.

Maar inderdaad: je kunt er wat beleven. Ga daarvoor naar een hoekje van het centrum, naar Lektuurshop Populair. Daar werken Tanja en George Muskita en hun herdershond Rico.

Negeer de Action, de Primark, de Dirk en de Big Bazar (‘Bizar veel, Bizar goedkoop’). Loop door naar de Feyenoord- en Rotterdam-shirts die buiten hangen: daar herken je de winkel aan. Het lijkt verder een doodnormaal zaakje: rekken met wenskaarten, kranten, Red Bull-koelkastje bij de kassa. Maar vergis je niet, wat Tanja en George daar doen, is spectaculair: ze geven daadwerkelijk om hun klanten.

Is een vaste klant ziek, dan doen Tanja en George een belletje of sturen ze een kaartje. Moet er eentje verhuizen, dan helpen ze mee sjouwen

Die klanten, dat zijn vooral oudere Rotterdammers. Is een vaste klant ziek, dan doen ze een belletje of sturen ze een kaartje. Moet er eentje verhuizen, dan helpen ze mee sjouwen. Soms doen ze een bakkie koffie thuis. Ze repareren hun rollators als het moet. Ze komen zelfs op begrafenissen.

Vaak geven ze een prakkie mee. Maar vaak krijgen ze ook een prakkie terug. Transacties van liefde, zijn het.

Ga binnen gewoon een poosje kijken wat er gebeurt. Tanja legt vaak al de juiste sigaretten of de juiste krant op de toonbank, nog voor de klant binnen is. Dat is nog vrij normaal. Maar op een gegeven moment zul je óók een klant zien die een cadeautje of een prakkie meebrengt voor Tanja: een zelfgebakken cake, iets kleins. Of andersom: dat Tanja een bak zelfgemaakte stoofperen meegeeft aan een 95-jarige man.

Lektuurshop Populair is een oase van menselijkheid die je niet zo gauw verwacht in een winkelcentrum vol koopjesketens. Het is geen lektuurshop, maar Lourdes.

Ik kwam op de bonnefooi in deze pleisterplaats terecht. Ik was naar Zuidplein gefietst op zoek naar de zin van het leven. Je kunt geen serie over zingeving schrijven, dacht ik, zonder iets te zeggen over wat uiteindelijk het belangrijkste geloof van deze tijd is: het kapitalisme. Ik wilde een kathedraal zien, een winkelcentrum dus. En Zuidplein? Dat is de Sint-Pieter. Want dat is, ik wist het niet, het ‘grootste overdekte winkelcentrum van Nederland’.

Muzak onder een hemel van systeemplafond

Zuidplein ligt niet in een wijk vol koopkracht. Als de kinderbijslag is gekomen, is het er drukker. En veel mensen moeten het doen met een AOW’tje. De euro die je betaalt bij de wc’s, is voor hen een godsvermogen.

Het winkelcentrum stamt uit 1972. Bij de opening mocht toenmalig megaster Mies Bouwman, de koningin van de Nederlandse televisie, het lint doorknippen. Het Rotterdamse democratisch-socialistisch dagblad wijde bijna tien jubelende pagina’s aan de opening.

Het winkelcentrum was een groots prestigeproject, een commercieel walhalla, bedacht als hypermoderne Amerikaanse shopping mall. Liefst tachtig procent van de 120 winkeliers kwam uit Rotterdam-Zuid zelf, tegen Het Vrije Volk. Waaronder veel familiezaakjes. Kaasboeren, notenboeren. En ook toen al Lektuurshop Populair, die was er vanaf het begin bij.

Maar heden ten dage is het slechts één van de twee zaken uit die tijd die er nog zitten. Tegenwoordig zitten er vooral ketens.

Bristol, Blokker, Bloemenland.

Foot Locker, Vodafone, Fit for Free.

Zeeman, Zara, enzovoorts.

Naast en tegenover de lektuurshop zitten nu belwinkels, de nieuwe tijd heeft het zaakje omsingeld. Even verder zit Biotech USA, waar gespierde mannen witte potjes met spiergroeimiddel verkopen.

Dat Populair nog bestaat is een wonder op zich, want de grote jongens, zoals George het zegt, probeerden de winkel weg te concurreren

Dat Populair nog bestaat is een wonder op zich, want de grote jongens, zoals George het zegt, hebben geprobeerd de winkel weg te concurreren. De AKO ging er tegenover zitten, de Bruna ook. Maar ze moesten opgeven. Lektuurshop Populair bleek inderdaad... populair.

In Amerika verschenen er de laatste jaren allerlei artikelen over de neergang van de shopping mall. In Nederland heb je ook van die spookcentra. Google maar eens op winkelcentrum de Stokhorst in Enschede of de Biggelaar in Roosendaal.

De ruïnes van de winkelcentra leken me symbolisch voor het haperende kapitalisme. Maar wat bleek: Zuidplein is geenszins zieltogend. Althans, er staan maar een paar winkels leeg. En troosteloos is het er ook niet, het heeft zowaar een ziel – en die heet Lektuurshop Populair.

Tanja helpt een klant. Dan wendt ze zich tot mij. ‘Het grootste compliment dat ik ooit heb gehad was: dit is een dorpswinkel in de grote stad’, zegt ze.

Ik vraag George (spreek uit: Sjors) hoe het kan dat deze winkel overleeft. ‘Dit’, zegt hij. Hij wijst naar Tanja die een praatje maakt met een klant. ‘Simpel voorbeeld: je hebt klanten die hier een TROS Kompas kopen en daarna naar de supermarkt gaan. Alsof ze daar geen TROS Kompas kunnen krijgen. Nee, die komen voor dat praatje.’

Een goed geheugen voor klanten

Er komt een nieuwe klant binnen, een oudere heer. Tanja: ‘George, leg jij even een Telegraaf neer?’

Vooral Tanja heeft een goed geheugen voor de klanten, zegt George. Is iemands vader of man overleden, vraagt ze een poosje later hoe het gaat.

‘En het is geméénd hè?’, zegt Tanja. Dat ze het erbij moet zeggen, zegt iets over deze tijd, waarin bedrijven beweren vrienden met je te willen zijn zonder dat ze er een snars van menen.

Ook George helpt klanten vanuit zijn hart, maar anders: met klusjes en zo. George is een handige jongen, een autodidact. Of zoals George op z’n Rotterdams zegt: ‘Ik zeg altijd zo: wat een ander ken, ken ik ook.’ Hij repareert kranen thuis, verwarming, wat niet. Tanja: ‘Dan is het weer: George, hebbie een schroeffie?’

Als hij het niet doet, wie dan wel? George is zo iemand die niet tegen onrecht kan. Hij groeide op in het Oude Westen van Rotterdam. Als hij op straat een junk zag spuiten waar een kind bij was, was hij in staat hem met een plank op z’n kop te slaan.

Rechtvaardigheidsgevoel

Dat rechtvaardigheidsgevoel speelt nog steeds op. Dat de gemeente Rotterdam bezuinigt op ouderenzorg, terwijl ze blindelings miljoenen steekt in dat nieuwe Feyenoord-stadion. Of: dat Leefbaar de grootste partij wordt bij de verkiezingen, maar niet mag meebesturen.

Ik zeg dat hij groot gelijk heeft. Dat stadionplan is een farce. En over Leefbaar: vinden dat die partij punten verdient voor het feit dat Rotterdam nu zo bloeit. Dan is het zuur dat ze niet meeregeert.

En later bedenk ik: evengoed wrang dat de ouderen bij een Lektuurshop wél vinden wat ze kennelijk elders niet voldoende krijgen: aandacht.

Nu snap ik ook waarom zoveel bedrijven vrienden met me willen zijn, maar dan zonder de aandacht die daarbij hoort. Aandacht is keihard werken.

Want terwijl onze overheid aan ketens als de Primark, om spotgoedkoop personeel in dienst te kunnen nemen, moeten deze twee zelfstandige ondernemers bikkelen.

Des te imposanter hun vrolijkheid.

‘Kijk daar, die vergeet je ook niet gauw.’ George knikt glimlachend naar een oudere vrouw die binnenloopt zonder op of om te kijken. Volgens hem is het een wat chagrijnig type, altijd mopperen. ‘En tóch blijft ze komen.’

Tanja komt erbij staan. Ze laat twee muffins en een paarse ketting zien. Net gekregen van een klant. ‘Een bedankje’, zegt ze. De vrouw had laatst een longontsteking, zij had haar een kaartje gestuurd, vandaar. Eerder vandaag kreeg ze al een zelfgemaakte botercake.

Ik vraag Tanja en George waarom ze het doen, zo klantvriendelijk zijn.

Hij: ‘Zit in je.’

Zij: ‘Dit doen we gewoon.’

Het is niet gewoon dat ze nog kaartjes krijgt van klanten die niet eens meer in Rotterdam wonen. Of dat klanten de afwas voor haar doen

Maar het is niet gewoon dat ze nog kaartjes krijgt van klanten die niet eens meer in Rotterdam wonen. Niet gewoon dat ze zelfs naar de condoleancediensten gaat van klanten, want ja, ze hebben er veel weg zien vallen. Niet gewoon dat een vaste klant het keukentje binnenloopt achter de winkel, de afwas doet en een bakkie voor Tanja zet en vraagt of ze nog boodschappen voor haar kan doen.

Niet gewoon, althans, in tijden waarin bedrijven de hele tijd zeggen dat ze je vriend zijn, we care about you, kusjes van Vodafone, glimlach van de Action – terwijl je weet dat het vaak gelul is.

Oké, geeft Tanja toe, het is ook wel bijzonder. Laatst kreeg ze een gouden kettinkje van een klant, als bedankje. ‘Dit is uniek’, had haar buurman gezegd, die juwelier is. ‘Dit hoor je nergens meer.’

Zeven dagen per week in de winkel

Achter de toonbank ligt herdershond Rico, vernoemd naar kickboxer Ik neem een kijkje, de hond maakt aanstalten om op te staan, ik deins terug.

Ik vertel dat ik de biografie Rico lees, van Leon Verdonschot. Dat die vechtmachine Rico aanvankelijk zo’n goeierd was dat zijn manager moest ingrijpen, anders zou hij voor elk ziek kind een videoboodschap inspreken.

Tanja erkent dat ze zelf ook moeten oppassen niet te veel hooi op hun vork te nemen. Moest ze eens naar het ziekenhuis, met narcose en al, stond ze dezelfde dag gewoon weer hier, om klaar te staan voor anderen.

‘Ze heeft vaak pijn’, licht George toe. ‘Zelf mankeer ik ook behoorlijk wat. Ik heb jarenlang gewerkt als behanger, schilder, stoffeerder… Roofbouw, rond je veertigste is je lichaam stuk. Dus ik moet wel in beweging blijven.’

Zelfs de wedstrijden van Feyenoord moet George missen: die bekijkt hij op z’n laptopje in de winkel

Zelfs de wedstrijden van zijn geliefde Feyenoord kan George niet bijwonen: die bekijkt hij op z’n laptopje in de winkel. Tanja vat het samen: ‘Hard voor weinig, soms chagrijnig.’ En: ‘Ik zou best een keer een daggie vrij willen hebben’, zegt Tanja, ‘maar deze zaak is wel je leven’.

Veel van hun oude klanten zijn weggetrokken uit Rotterdam. Die wonen nu in de buitenwijken. Zelf wonen ze ook ver van de stad, in de Hoeksche Waard. Een dijkhuisje in de groene polder. Rotterdammers, zo noemen ze hun klanten. En de Rotterdammers zijn verdwenen.

Er zijn nieuwe Rotterdammers, natuurlijk. Zoals de jongens van de belwinkels om hen heen, die komen ook wel een praatje maken, zegt Tanja. Veel jonge Marokkanen en Surinamers, ze heeft er een goeie verstandhouding mee. Soms pakt er eentje een RedBull uit het koelkastje, zwaait even naar Tanja, betalen komt zo wel.

Maar om rond te komen, moeten ze de volle zeven dagen per week werken. En alle dagen van het jaar, behalve dat handjevol christelijke feestdagen. Zomervakantie? Nee hoor. ‘Anders red je het niet’, zegt Tanja.

Gelukkig voelt hun werk niet als werk – want de klanten geven veel terug. Kettinkjes. Aandacht. Prakkies. ‘We verdienen niet veel, maar eten hebben we elke dag’, zegt Tanja.

Geen gezeik

Ik loop naar de metro over de beige tegels, onder spandoeken met ‘Enjoy fall’ en ‘Happy halloween’. Prettige herfst, in het Engels – je zou zo vergeten welk seizoen het is, in zo’n overdekt centrum. En dat Halloween is natuurlijk ook een Engelstalig feest. Misschien zo populair omdat het, anders dan Sinterklaas, geen gedoe oplevert.

Of gezeik, in de woorden van Tanja, die al die roetveegpieten maar niks vindt: vlees noch vis. Geen ziel.

Het schijnt dat de uitvinder van de Amerikaanse shopping malls, de Oostenrijks-Amerikaanse een socialistisch utopia voor zich zag: een perfecte mix van gemeenschap en geld. Zover kwam het nooit. Ook niet in Zuidplein.

En toch trekt Zuidplein jaarlijks liefst 10 miljoen bezoekers. Dat zijn er enkele miljoenen meer dan die nieuwe Markthal in Rotterdam Centrum, waar je zoveel over hoort. De Markthal, dat is tegenwoordig the place to be, nummer één van de dingen die je gezien moet hebben in Rotterdam – volgens TripAdvisor. Een eethal als topattractie, wat zullen ze later wel niet over ons denken?

Maar als ik jou was, zou ik de metro naar Zuidplein pakken, en dan direct doorlopen naar Lektuurshop Populair, waar zich zeven dagen per week een hedendaags wonder voltrekt: twee ondernemers die gewoon echt geven om hun klanten.

Meer lezen?