Achter al het nieuws gaat een wereldbeeld schuil. Openheid daarover is beter dan geveinsde objectiviteit

Rob Wijnberg
Oprichter
Illustratie: Leon Postma (redactioneel vormgever)

Journalisten moeten ‘objectief’ zijn, zo wil het ideaal. Maar achter elk artikel of nieuwsitem schuilen talloze aannames, opvattingen en keuzes. Daarom willen we dat correspondenten open zijn over hun perspectief op de wereld. En ook bij The Correspondent prediken we deze transparantie. ‘Telling you where we’re coming from’,noemen we dat.

Toen ik vijf jaar geleden De Correspondent oprichtte, deed ik dat vanuit een aantal diepgewortelde overtuigingen over de journalistiek en de manier waarop media werken. En die principes vormen ook de basis voor The Correspondent, de Engelstalige uitbreiding waarvoor we

Een van die principes is dat we vinden dat journalisten niet moeten doen alsof ze ‘neutraal’ of ‘onbevooroordeeld’ zijn. Waarom? Dat leg ik hieronder uit.

Dit verhaal in het Engels lezen of delen met je Engelstalige vrienden?

Een diepgevoeld verlangen naar objectiviteit

Het staat prominent in de als een van de vijf ‘hoogste journalistieke eisen’ die het grootste nieuwsmedium van Nederland aan zichzelf oplegt: objectiviteit. De baas van het Journaal, Marcel Gelauff, heeft zich dan ook regelmatig hard gemaakt voor de neutraliteit van zijn nieuwsmedium: ‘Wij willen geen standpunt over het nieuws innemen’, stelde hij eens aan tafel bij De Wereld Draait Door. ‘Wij willen dat ons publiek een standpunt over het nieuws inneemt.’

En de NOS is lang niet de enige: ook andere grote journalistieke organisaties, zowel in Nederland als daarbuiten, beloven hun kijkers en lezers een ongefilterde nieuwsvoorziening. Het zegt iets over de aantrekkingskracht die het begrip ‘objectiviteit’ in onze cultuur nog altijd geniet. Opmerkelijk, want die cultuur is in de twintigste eeuw juist verklaard, en aan het begin van deze eeuw zelfs volledig ‘voorbij de waarheid’ genoemd. Toch is er in ons publieke debat, en in journalistieke kringen in het bijzonder, nog steeds een diepgevoeld verlangen naar objectiviteit.

Misschien is dat verlangen ook wel gegroeid omdat we in zo’n gepolariseerde tijd leven. Nu iedereen in zijn eigen bubbel zit en niemand nog weet wat waarheid is, is het verlangen naar iets neutraals en objectiefs alleen maar toegenomen.

Je zou er haast nostalgisch van worden: ‘Weet je nog, die goede oude tijd dat het nieuws alleen om feiten draaide?’ Die tijd heeft uiteraard nooit bestaan, maar het is troostrijk om te denken dat dat wel zo is.

Voorbij het ideaal van objectiviteit, naar een beter alternatief

Maar als het ideaal van objectiviteit inderdaad nog steeds zo in trek is, waarom – vragen mensen me vaak – wijs je het dan zo nadrukkelijk af in het manifest van De Correspondent? En waarom vraag je correspondenten zelfs expliciet er niet naar te streven, in tegenstelling tot wat ze op hun opleiding journalistiek hebben geleerd?

Daar heb ik drie redenen voor.

Ten eerste denk ik dat ‘objectiviteit’ als ideaal verkeerd is begrepen en zich heeft ontwikkeld tot precies het tegenovergestelde van wat er oorspronkelijk mee werd bedoeld.

Ten tweede denk ik dat het idee van ‘objectiviteit’ het voor journalisten steeds moeilijker maakt om hun werk te doen, in een tijd waarin machthebbers de media openlijk tot ‘volksvijand’ hebben verklaard.

En ten derde denk ik dat er een veel beter alternatief voor objectiviteit bestaat.

De jammerlijke ontwikkeling van een goedbedoeld ideaal

Eerst even terug naar het begin. Zoals met veel westerse geloofsartikelen had men met het negentiende-eeuwse ideaal van objectiviteit in de journalistiek heel andere bedoelingen dan tegenwoordig. In die tijd was de meeste journalistiek vooral een megafoon voor machthebbers: de koning dicteerde, de verslaggevers notuleerden. Kranten stonden vol met aankondigingen van bovenaf: oorlogsverklaringen, het verleggen van vaarroutes, oproepen tot gebed, dat soort dingen.

De filosofische beweging die bekendstaat als de Verlichting legde de basis voor het idee van de journalistiek als kritische tegenmacht. Ze moest als waakhond fungeren, niet als spreekbuis. Die overtuiging was gebaseerd op een nieuw idee dat sterk geassocieerd werd met onafhankelijke waarheidsvinding: objectiviteit. Wij, de pers, maken zelf wel uit waarover we berichten en wat waar is en niet, luidde voortaan het devies.

Maar de afgelopen decennia is objectiviteit iets heel anders gaan betekenen. Het journalistieke vak professionaliseerde en werd onderdeel van een door oplages, kijkcijfers en kliks gedicteerde aandachtseconomie. Daardoor groeide het idee dat je als nieuwsmedium beter geen partij kon kiezen: je wilde immers geen potentiële doelgroepen van je vervreemden. En zo veranderde objectiviteit van ‘een tegenmacht vormen’ langzaam maar zeker in: ‘geen mening hebben’.

‘Het nieuws van alle kanten’ is bijvoorbeeld de slogan waarmee de NOS zichzelf presenteert. Alle kanten, oftewel: wij kiezen er geen. En onlangs schrapte de Volkskrant nota bene de jarenlang gekoesterde kernwaarde om ‘op te komen voor de verdrukten en ontrechten in de samenleving’ uit het redactiestatuut, met als reden dat ‘het expliciete doel om op te komen voor verdrukten en ontrechten vragen oproept over de onafhankelijkheid en objectiviteit [...] Want wie zijn de verdrukten als je schrijft over migratie: de migranten of de mensen die langer moeten wachten op een huurwoning omdat migranten voorrang krijgen?’,

Oftewel: wie zijn wij om te bepalen wie zieliger is? Wij hebben geen moraal. Een problematische metamorfose van een ooit nastrevenswaardig ideaal.

Het probleem met ‘objectiviteit’ als het idee dat je feiten en meningen kunt scheiden

Journalisten en een groot deel van hun publiek beschouwen objectiviteit dus nog steeds als een nobel streven, en interpreteren dat streven als ‘geen standpunt innemen’ over datgene waarvan men verslag doet.

Maar: het is helemaal niet mogelijk om geen standpunt in te nemen.

Want feiten zijn menselijke interpretaties van de werkelijkheid. Achter elk nieuwsbericht, elk krantenartikel, elk journaalitem gaat een wereldbeeld schuil dat berust op een waaier aan veronderstellingen: ontologische (wat is echt?), epistemologische (wat is waar?), methodologische (hoe weten we dat?) en morele (waarom doet het ertoe?).

Je kunt, kortom, helemaal niet ‘alleen de feiten geven’, of ‘de feiten van de meningen scheiden’.

En ook al zou dat wel kunnen, dan nog streven we er bij De Correspondent niet naar. Niet omdat we politieke activisten zijn vermomd als journalisten. Ook niet omdat we denken dat feiten ‘niet bestaan’ of dat ze er ‘niet toe doen’. En zeker niet omdat we jou willen opdringen wat je moet geloven.

Nee, we gaan objectiviteit uit de weg omdat het ons werk onmogelijk zou maken. Objectiviteit wordt namelijk vaak in de morele zin van het woord gebruikt: van journalisten wordt dan verwacht dat ze hun ‘morele oordeel’ opschorten – dat ze dat oordeel beter kunnen overlaten aan opiniemakers, politici, of de lezer, kijker of luisteraar zelf.

Maar journalistiek is geen amoreel vak en zou dat ook niet moeten zijn. Integendeel, ze is door en door moreel, en dat is ook de bedoeling. Want journalistiek draait om wat wij als mensen, als burgers, als samenleving, belangrijk, waardevol en relevant vinden – en zouden moeten vinden. Alle goede journalistiek begint en eindigt dus met diepgewortelde overtuigingen over wat goed en kwaad, rechtvaardig en onrechtvaardig, relevant en triviaal, waar en onwaar is.

Wanneer je journalisten vraagt hun ‘morele oordelen’ achterwege te laten, kunnen er twee dingen gebeuren. Óf ze hebben geen idee meer waarover ze zouden moeten berichten en komen zonder verhaal thuis, óf ze komen bij de enige andere mogelijkheid uit: ze onderschrijven een onuitgesproken consensus over wat nieuws zou moeten zijn, en volgen slaafs een door anderen gedicteerde nieuwsagenda.

In de praktijk komt dit erop neer dat journalisten simpelweg een spreekbuis van de gevestigde orde worden. Die onuitgesproken consensus over wat nieuwswaardig is en wat niet, wordt namelijk bepaald door de status quo: de machthebbers en agendabepalers die beslissen wat in onze samenleving voor ‘normaal’ of ‘abnormaal’, ‘belangrijk’ of ‘triviaal’, ‘goed’ of ‘slecht’ doorgaat.

Door haar wens ‘neutraal’ te blijven, wordt de journalistiek juist de boodschapper van de elite die ze ter verantwoording hoort te roepen

‘Objectieve journalistiek’ wordt zo precies het tegenovergestelde van wat er oorspronkelijk mee werd bedoeld: het vormt juist geen tegenmacht, maar herkauwt slaafs het dominante perspectief van de machthebbers die ze zou moeten controleren. Door haar wens ‘neutraal’ te blijven, wordt de journalistiek juist de boodschapper van de elite die ze ter verantwoording hoort te roepen.

Kijk maar eens naar het meestbesproken nieuwsonderwerp op sociale media van 2017. Alleen in Noord-Korea, de meest onvrije, totalitaire dictatuur ter wereld, zou je een vergelijkbaar resultaat verwachten:

Dit is precies de reden dat het nieuws op veel mensen overkomt als een ‘eindeloze herhaling’ van telkens hetzelfde onderwerp. Journalisten doen verslag van datgene waar iedereen verslag van doet, omdat ze bang zijn ervan te worden beschuldigd dat ze er een ‘eigen agenda’ op na houden. Maar dat je ontkent dat je er een agenda op na houdt, wil natuurlijk niet zeggen dat je er ook daadwerkelijk geen hebt.

Het resultaat is een raar soort media-tautologie: of iets nieuwswaardig is, wordt bepaald door de hoeveelheid media-aandacht die een onderwerp trekt. Dat is problematisch, vooral omdat nieuws enorme invloed heeft op wat we van de wereld weten, hoe we die wereld, andere mensen en andere culturen zien, en hoe we naar onszelf kijken.

Gelukkig kan het ook anders.

Hoe onze correspondenten transparante subjectiviteit in de praktijk brengen

Bij De Correspondent geloven we in een alternatief voor het streven naar objectiviteit: wij streven naar ‘transparante subjectiviteit’. Simpeler gezegd: we vertellen je openlijk hoe we tegen de wereld aankijken. In onze verwoorden we dit uitgangspunt als volgt:

Bij De Correspondent vinden we dat journalisten niet moeten doen alsof ze ‘neutraal’ of ‘onbevooroordeeld’ zijn. Wij denken dat het beter is om transparant te zijn over onze standpunten in plaats van te beweren dat we die niet hebben. Dat betekent niet dat we partijdig zijn of dat onze correspondenten allemaal één bepaalde politieke ideologie aanhangen. Het betekent evenmin dat we geen belang hechten aan feiten. Maar feiten krijgen pas betekenis als ze worden geïnterpreteerd. Daarom zijn onze correspondenten open over hun wereldbeelden en de morele overtuigingen die achter hun interpretaties schuilgaan. En als de feiten veranderen, veranderen onze meningen mee.

Er zijn verschillende manieren waarop we dit principe in de praktijk brengen, te beginnen bij de manier waarop we correspondenten aannemen en zij hun correspondentschappen bepalen. In plaats van een journalist te zoeken bij een vooraf bepaald thema, zoeken we liever naar correspondenten die een eigen fascinatie voor een onderwerp hebben. Correspondenten mogen hun onderwerp zelf bepalen: niet een van buiten of boven opgelegde ‘nieuwsagenda’ is leidend, maar hun diepgevoelde passies, interesses en zorgen zijn dat.

Zo schrijft onze over de vele schadelijke stereotyperingen die mensen er op grond van verkeerde aannames over anderen op na houden. In haar werk beschrijft ze die stereotyperingen niet alleen, ze bindt er ook de strijd mee aan. Onze schrijft niet alleen over de gevolgen van de opwarming van de aarde omdat dat feiten zijn, maar omdat hij klimaatverandering beschouwt als het grootste probleem van onze tijd. Zijn journalistieke missie is dan ook om uit te zoeken wat we er als burgers en als samenleving aan kunnen doen.

Waarom onze correspondenten transparant zijn over hun opvattingen

Om openheid van zaken te geven over hun morele standpunten, schrijven al onze correspondenten een missiestuk dat duidelijk maakt wat ze van plan zijn te onderzoeken en wat ze met hun journalistiek hopen te bereiken. Geen van deze missies heeft als doel ‘verslag te doen van het nieuws’, want dat is geen missie: dat is slechts een journalistieke vorm.

Nee, deze missiestukken zijn bedoeld om aan lezers duidelijk te maken waarom correspondenten hun onderwerpen belangrijk vinden en wat ze samen met lezers hopen te ontdekken.

Uit de missie van onze blijkt bijvoorbeeld dat hij privacy een van de meest bedreigde mensenrechten van onze tijd vindt. Hij wil de grootste gevaren voor onze privacy onderzoeken én samen met leden uitzoeken hoe we ons ertegen kunnen verweren. En de missie van onze luidt: ‘99 procent van het nieuws gaat over de kleinste minderheid ter wereld: mensen. Maar je kunt het leven op aarde niet begrijpen als je niets weet van de 99 procent van het leven op aarde die niet-menselijk is. Het is mijn missie om dat scheve beeld recht te zetten.’

Als lid van De Correspondent vind je deze missies op de profielpagina van onze correspondenten. Op die pagina vind je ook een korte beschrijving van het verhaal waar correspondenten op dat moment mee bezig zijn. Dat lijkt misschien een detail, maar is onderdeel van iets wezenlijks: wij vragen correspondenten om een openbaar notitieboekje bij te houden. In plaats van hun journalistieke onderzoek voor zichzelf te houden tot het verhaal af is en hun vragen pas naar buiten te brengen als ze een antwoord hebben gevonden, delen correspondenten het hele journalistieke proces van begin tot eind – van het eerste idee tot de belangrijkste conclusies.

Wij beschouwen journalistiek namelijk als een doorlopend gesprek met jullie, onze lezers. Van correspondenten wordt dan ook verwacht dat ze minstens 30 tot 40 procent van hun werktijd besteden aan interactie met leden – door middel van persoonlijke nieuwsbrieven, via sociale media en in de bijdragesectie van dit platform.

Doordat ze de vragen die ze hebben, de bronnen die ze gebruiken en de verhalen waar ze aan werken met jullie delen, begrijpen jullie beter hoe onze journalistiek tot stand komt, inclusief de aannames en oordelen die er onvermijdelijk aan ten grondslag liggen. En belangrijker nog: het geeft jullie de mogelijkheid je kennis en ervaringen met correspondenten te delen, waardoor onze journalistiek veel beter geïnformeerd wordt.

‘Objectiviteit’ betekent dat je van gedachten kunt veranderen

Een gevolg is ook dat correspondenten regelmatig van gedachten veranderen over het onderwerp waar ze aan werken. Ook daar zijn we open en eerlijk over. Want dát betekent ‘objectiviteit’ voor ons: dat je openlijk van mening kunt veranderen wanneer de feiten daar aanleiding toe geven (in plaats van doen alsof je de waarheid altijd al in pacht had).

Onze hoop is dat deze manier van werken er uiteindelijk toe bijdraagt iets in ere te herstellen wat onbedoeld door die vermeende ‘objectiviteit’ ernstig is aangetast: de vertrouwensband tussen journalisten en hun publiek. Want vertrouwen komt niet tot stand door alleen maar ‘de feiten te geven’ of ‘het oordeel aan het publiek te laten’. Nee, een vertrouwensband komt tot stand door transparant te zijn over wat ons als journalisten beweegt.

Door te laten zien hoe we te werk gaan, begrijp je als lid van De Correspondent niet alleen meer van de onderwerpen die we verslaan, maar leer je ook de mensen achter onze verhalen kennen: de onvolmaakte maar oprechte, feilbare maar gewetensvolle, benaderbare maar onafhankelijke mensen, beter bekend als journalisten.

En dan wordt gauw duidelijk: wij zijn, om met de woorden van correspondent Joris Luyendijk te spreken, ook ‘net mensen’.

Meer lezen?