Politieke partijen in een democratie moeten zelf ook democratisch zijn, zou je denken. Maar in Nederland is dat niet vanzelfsprekend
Volgens de peilingen krijgen de PVV en Forum voor Democratie samen 20 à 25 procent van de stemmen als de Provinciale Statenverkiezingen vandaag plaatshadden. Bijna een kwart van de Staten én de Eerste Kamer straks in handen van twee mannen? Politiek Dagboek over de noodzaak van interne democratie bij politieke partijen.
Op 1 januari 2019 waren 289.276 Nederlanders lid van een politieke partij. De overige 98 procent van de bevolking vindt zoiets niet nodig of kan niet kiezen. Lid zijn is niet in de mode. Maar partijen hebben wel een stevige stem in wat er gebeurt in dit land. Zonder dat er veel spelregels zijn.
Volgens de laatste telling bleven middenpartijen als CDA, PvdA en D66 in 2018 leden verliezen. Forum voor Democratie groeide in 2018 met 34 procent: de partij van Thierry Baudet is nu met 30.674 leden de vierde ledenpartij van Nederland. De PVV staat met één lid op de laatste plaats.
De sterke groei van FvD laat zien hoe toegankelijk het Nederlandse bestel is. Nieuwe mensen met nieuwe ideeën kunnen makkelijk toetreden tot het hart van de politieke besluitvorming. Zij kunnen van alles roepen over het ‘partijkartel’, maar in een paar jaar kunnen zij er deel van uitmaken.
Partijen zijn nog steeds de ruggengraat van het bestel
Partijen zijn nog steeds de belangrijkste kanalen voor vorming en verspreiding van politieke ideeën. Ze selecteren kandidaten voor vertegenwoordigende organen en bestuurlijke functies. Daarmee geven ze vorm aan het democratisch bestuur van het land. Ze zijn er de ruggengraat van.
Gezien hun cruciale functie is het opmerkelijk dat er weinig over is geregeld in de wet. De Grondwet noemt de begrippen ‘partij’ of ‘lijst’ niet één keer, en beperkt zich tot: ‘De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de Nederlanders die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.’ Alsof die Kamerleden als vrije volksvertegenwoordigers komen langsdwarrelen.
De Kieswet noemt het begrip ‘partij’ twee keer en spreekt 412 maal van ‘lijst’ – heel praktisch, zonder veel eisen te stellen. En zonder te formuleren wat partijen of lijsten eigenlijk zijn, en welke rol ze vervullen in ons democratische proces.
Nu de kans reëel lijkt dat na de Statenverkiezingen een vijfde tot een kwart van de zetels in de Staten – en vervolgens in de Eerste Kamer – in handen komt van twee partijen zonder, respectievelijk met een dubieuze interne democratie, is het hoog tijd af te rekenen met de naïviteit die het Nederlandse bestel op dit punt kenmerkt.
Wilders en Baudet zullen wel krokodillentranen huilen als er wettelijke eisen worden gesteld aan de interne democratie van partijen, nu zij partijen leiden die niet uitblinken in interne democratie. En dan hebben ze nog een beetje gelijk ook: het was overtuigender geweest als het dak was gerepareerd bij mooi weer. Maar aan de andere kant kunnen ze moeilijk volhouden dat interne democratie voor partijen in een democratisch bestel een raar idee is.
De commissie-Remkes liet de politieke partij lopen
In december rapporteerde de staatscommissie-Remkes over de gezondheid van het parlementair stelsel. De commissie keek lang en breed naar wat werkt en waar groot onderhoud nodig is. En deed 83 concrete aanbevelingen.
De commissie stelt voor een Wet op de politieke partijen op te stellen. Daarin zouden bestaande en nieuwe bepalingen moeten komen, over onder meer de financiering van partijen en gronden waarop een partij bij ‘naderend gevaar’ kan worden verboden. Ook zou hij regels moeten bevatten voor campagnevoering via internet en sociale media.
De staatscommissie achtte het niet nodig te pleiten voor nieuwe regels voor de interne democratie van politieke partijen. Ze wijst op de huidige eis dat ze een vereniging moeten zijn, wat betekent dat ze aan het bestaande verenigingsrecht uit het Burgerlijk Wetboek moeten voldoen. Dat is een soepele jas die naar believen aan de eigen maten is aan te passen, zo blijkt, met Geert Wilders’ PVV als meest markante voorbeeld.
Politieke partijen zijn geen gewone verenigingen
Ik denk dat de commissie hier een taxatiefout heeft gemaakt. Duitsland en Zweden laten zien dat het ook anders kan.
Het is wel mooi dat we in Nederland de vrijheid van vereniging en vergadering zo respecteren, maar de tijden zijn veranderd sinds dat recht werd vastgelegd. De rol van geld en digitale informatie is sterk toegenomen, net als de vervlechting van onder- en bovenwereld.
Politieke partijen zijn geen gewone verenigingen. Of een honkbal-, fanfare- of kerkvereniging zich wil laten leiden door een dominante leider of een fanatieke bandenkoning, moeten de leden tot op zekere hoogte zelf weten. Hoewel ook daar de mogelijkheid tot normale betrokkenheid van de leden wenselijk is, moet je je afvragen of ook díé jas wettelijk wat getailleerd zou moeten worden.
Juist nu via sociale media en trollenfabrieken sterk wisselende en gepersonaliseerde politieke winden kunnen opsteken, zijn enigszins coherente en stabiliserende politieke partijen van groot belang. Daarom kunnen die ook nu al slechts op een aantal voorwaarden subsidie krijgen. Zonder leden geen subsidie: het nadeel van Wilders’ model zonder leden.
De politieke partij bleef een soort groezelige olifant in de kamer
De gebrekkige regelgeving voor politieke partijen kent een lange geschiedenis. Al meer dan een eeuw wordt kritisch of mopperend geschreven over te grote invloed van partijen. Zie de Grondwet: men droomde van een zuivere relatie tussen burger en volksvertegenwoordiger ‘zonder last en ruggespraak’.
Maar partijen bestonden en beschikten wél. Ondanks voorstellen van verschillende staatsrechtjuristen om een artikel in de Grondwet op te nemen over partijen, en suggesties voor een striktere uitwerking daarvan in gewone wetten, concludeerden verschillende (staats)commissies ook na de Tweede Wereldoorlog dat een wettelijke regeling voor politieke partijen onwenselijk was: men wilde de grondwettelijke vrijheid van vereniging en vergadering niet inperken en de wilsuitdrukking van het volk de ruimte geven.
De politieke partij bleef een soort groezelige olifant in de kamer: we weten dat-ie rondscharrelt, we vertrouwen hem niet erg en laten hem stilzwijgend wegkwijnen in de hitte van de elektronische moderniteit, terwijl we het zo weinig mogelijk over hem hebben. Intussen lijken we niet te beseffen dat de continuïteit van het bestel zonder partijen lelijk in gevaar zou komen.
Is die inschikkelijke onverschilligheid genoeg als straks een kwart van de stemmen in het parlement door twee mannen wordt bepaald? Nog los van hun opvattingen? Wat als een Berlusconi (die niet per se van Nederlandse bodem hoeft te komen) zijn begerige blik op de Nederlandse democratie laat vallen? Dan zouden we weleens veel spijt ervan kunnen krijgen dat we iedereen maar de dromerige vrijheid gunnen het etiket ‘politieke partij’ op zijn website te plakken.
Duitsland weet wel beter
Tijd voor actie. En beter laat dan te laat. Politieke partijen vervullen essentiële taken in een vertegenwoordigende democratie en daarom mogen aan die verenigingen extra eisen worden gesteld.
Een getalscriterium is wel het minste. Maar de commissie-Remkes herhaalt niet eens de eis van ten minste duizend leden, die de huidige Wet financiering van politieke partijen (Wfpp) stelt.
Toen Duitsland na 1945 een nieuwe democratie in elkaar zette, begreep iedereen dat garanties nodig waren dat partijen niet misbruikt mochten worden
Toen Duitsland na de Tweede Wereldoorlog uit de as herrees en een nieuwe parlementaire democratie in elkaar zette, hoefde niemand uit te leggen waarom garanties nodig waren dat partijen en vrije verkiezingen niet mochten worden misbruikt.
In de Duitse Grondwet staat in artikel 21 dat partijen democratisch georganiseerd moeten zijn. Hun financiering moet transparant zijn. Partijen die de democratische grondslag van de Bondsrepubliek bedreigen, kunnen worden verboden. Het Constitutioneel Hof beoordeelt zulke zaken. De rest wordt bij wet geregeld.
In Zweden, zonder bruin verleden, bestaat soortgelijke wetgeving.
In Nederland blijven we hopen
In Nederland blijven we hopen dat iedereen uit zichzelf democratisch in hart en nieren is en zal blijven. GeenPeil vond zichzelf superdemocratisch maar tot een levendige ledenvergadering kwam het niet. Bij de PVV leidt oprechte kritiek op de leider tot onvermijdelijk vertrek. Baudet vindt zijn partij nog een te teer vaasje voor zoiets als interne democratie – maar applaus is welkom.
En nee, de leiders van VVD, CDA, D66, GroenLinks, PvdA, 50PLUS, Partij voor de Dieren, ChristenUnie en SGP zijn ook niet tuk op kritiek en moties die het subtiele, uitonderhandelde beleid van de top onderuithalen. Maar lastige leden kunnen lid blijven en mogen op de volgende vergadering weer komen en proberen een meerderheid achter hun ideeën te krijgen. Dat vertraagt soms, maar laat wel zien dat de leden invloed hebben. Zie het kinderpardon bij het CDA.
Een steviger wet op de politieke partijen zal vanzelfsprekend gelden voor alle verenigingen die het predicaat politieke partij willen verdienen. Die moeten in elk geval niet onder toezicht staan van een minister, die per slot vertegenwoordiger is van de regerende meerderheid – en dus bijna onontkoombaar van een partij.
Als we niets regelen, valt het oordeel over de vraag of een partij aan de wet voldoet toe aan de gewone rechter. Als uiteindelijk de Hoge Raad zich erover buigt, de hoogste rechtsprekende instantie, is een vrij strikt juridisch oordeel te verwachten.
Als we in Nederland een Constitutioneel Hof zouden hebben, zoals in Duitsland, dan zouden grondwettelijke, democratische argumenten meer kunnen meespelen.
De inspectie van restaurantkeukens is nog beter
Politicoloog André Krouwel heeft in zijn kritiek op de bevindingen van de commissie-Remkes voorgesteld een onafhankelijke partijombudsman of commissie aan te stellen, die kan toezien op de naleving van aangescherpte partijwetgeving. Volgens hem is de huidige controle op politieke partijen in Nederland slechter geregeld dan de inspectie van restaurantkeukens.
Krouwel: ‘We zijn zo naïef in Nederland. We denken dat we in de jaren vijftig van de vorige eeuw leven. Met heel lieve mensen. Maar we hebben een boze buitenwereld met dreigingen die we niet kennen, maar waartegen we ons wel moeten wapenen.’
‘Alle verkiezingscampagnes voor één Tweede Kamerverkiezing kosten bij elkaar nog geen 12 miljoen euro. Dat is voor de Poetins van deze wereld een lachertje. Concludeer hoe kwetsbaar de Nederlandse democratie is. Als je iets voor elkaar wilt krijgen in, bij wijze van spreken, Schin op Geul, kost dat je nog geen dertigduizend euro.’