Demonstreren voor het klimaat heeft zéker zin
Of je nou geen vlees meer eet, een zonnepaneel op je dak zet of spijbelt voor het klimaat, je zult mensen tegen je horen zeggen dat het geen zin heeft. Dat is niet waar. Alle acties samen zorgen voor iets groots en machtigs. Mede daarom loop ik deze middag mee in de Klimaatmars in Amsterdam.
In de jaren negentig maakten cabaretiers Hans Teeuwen en Pieter Bouwman absurdistische sketches voor de radio. Een van de grappigste is die waarin Bouwman een ‘acteur’ speelt die wordt geïnterviewd over zijn nieuwste rol; hij moet een hittegolf spelen in een toneelstuk.
‘Ik kan me voorstellen dat het moeilijk is om grip op zo’n rol te krijgen’, zegt de interviewer. ‘Het is een kloteklus’, zegt de acteur. ‘Het is eindeloos zoeken. Eindeloos zoeken. En het is eigenlijk nooit goed.’
Soms weet hij warmte uit te stralen, maar echt heet wordt het nooit. Hij is er helemaal kapot van en vreest dat de theatertour hem de das om gaat doen.
‘Begin er maar eens aan. Je staat met lege handen.’
Als we het over klimaatverandering hebben, zijn we allemaal een beetje zoals deze acteur. Wat moeten we in vredesnaam met de opwarming van de aarde?
We kunnen het veranderende klimaat niet vasthouden, niet zien, niet ruiken. De media tonen ons beelden van droogte, overstromingen en brandhaarden, maar die zijn er altijd geweest. De opwarming zelf blijft onzichtbaar.
Ik vind het niet zo gek dat we klimaatverandering niet hebben weten te voorkomen. Ik vind het wel vreemd dat we nog steeds doen alsof ‘het klimaatprobleem’ in de toekomst ligt en we het kunnen ‘oplossen’, terwijl het gemiddeld nu al een graad warmer is dan vóór het begin van de industriële revolutie. We stevenen af op drie tot vier graden Celsius opwarming in 2100.*
Daardoor kunnen kuststeden onderlopen en delen van de aarde te heet worden om te bewonen. En alsof dat niet genoeg is, veranderen onze zeeën in plasticsoep, wordt er nog altijd oerbos gekapt, en sterven diersoorten massaal uit.
Deze problemen kunnen we niet ‘oplossen’, maar we kunnen wel vechten om de planeet zo leefbaar mogelijk te houden. Hoe kunnen we dat doen? Hoe ziet dat gevecht eruit?
Eén manier is om de regering duidelijk te maken dat de snelheid waarin ze maatregelen neemt totaal niet aansluit op het tempo dat we nodig hebben om catastrofale klimaatopwarming te voorkomen. Daarom loop ik deze zondagmiddag mee in de Klimaatmars in Amsterdam. We gaan niet alleen protesteren tegen de zinloze voortzetting van het fossiele tijdperk, maar vooral ook voor een leefbare aarde.
Over de vele andere manieren schreef ik onderstaand artikel.
Het is logisch om te denken dat jouw acties niet uitmaken
Het antwoord van de wetenschap is duidelijk: de uitstoot van broeikasgassen moet heel snel omlaag als we ‘gevaarlijke menselijke inmenging in het klimaatsysteem’ nog willen voorkomen (de kwalificatie ‘gevaarlijk’ komt uit het eerste mondiale klimaatverdrag uit 1992).
Maar daarmee weet ik nog niet wat ik moet doen. En of mijn acties zin hebben.
Want hoewel iedereen op aarde in meer of mindere mate bijdraagt aan klimaatverandering, is de bijdrage van ieder individu statistisch gezien verwaarloosbaar.
Als jij je verantwoordelijkheid neemt, wie zegt dan dat anderen dat ook zullen doen? Waarom zou je stoppen met vlees eten als er de komende decennia miljarden mensen bij komen die meer vlees gaan eten zodra ze dat kunnen betalen?*
De kunst van het naar elkaar wijzen
Ondernemers en overheden wijzen ook naar anderen. Waarom zou een veehouder zijn veestapel verkleinen als Schiphol mag groeien? Waarom zou Shell snel stoppen met olie als de consument nog benzine tankt? Waarom zou de Nederlandse overheid radicaal klimaatbeleid voeren zolang de meerderheid van de kiezers daar niet om vraagt? Bovendien: geen land kan het alleen.
De boodschap: haal je niets in je hoofd. Wat je ook doet, je staat machteloos
Zo schuift iedereen zijn verantwoordelijkheid van zich af en komen we nergens. Er is altijd wel iemand bereid om een gesprek over klimaatverandering dood te slaan met één verwijzing naar de miljarden mensen in China of India die ‘net zo willen leven als wij hier’. De boodschap: haal je niets in je hoofd. Wat je ook doet, je staat machteloos.
Op slechte dagen vind ik dat fatalisme bijna overtuigend. Dan denk ik aan de uitstoot die nog altijd stijgt.* Dan schiet me te binnen dat er weliswaar een mondiaal klimaatakkoord is gesloten, maar dat landen, bedrijven en burgers bij lange na niet genoeg doen om de doelen die daarin staan te halen.*
In Nederland hebben tientallen spelers uit verschillende sectoren in 2018 onderhandeld over een ‘klimaatakkoord’ met beleid tot 2030. Maar omdat alle belanghebbenden aan tafel zitten – industrie, overheid én milieubeweging – komen er hoogstens compromissen uit.
In het hoofdlijnenakkoord dat in de zomer van 2018 werd bereikt, worden de grootste uitstoters – zoals Shell, Tata Steel en Chemelot – gespaard. De internationale lucht- en scheepvaart vallen er helemaal buiten. Voldoende actie om verdere ontwrichting van het klimaat te voorkomen? Zeker niet.
Ik hoopte lang dat klimaatverandering de mensheid wakker zou schudden, maar misschien was ik naïef. Hoe vaak heb ik al wel niet gelezen – en geschreven – dat onze economie winst boven leefbaarheid stelt en zo de ecologische bodem wegvreet onder de menselijke beschaving?
Die diagnose lijkt weinig uit te halen. Voor iedereen die ‘ingrijpen’ roept is er wel iemand die ‘marktwerking’ zegt – laisser-faire als klimaatbeleid. En dat de aarde ook zonder mensen gewoon doordraait.
Op slechte dagen kan ik daar weinig tegen inbrengen. Dan moet ik mijn best doen om er iets anders voor in de plaats te stellen. Niet een redenering waarmee we onszelf het moeras in praten, maar een verhaal waarmee we onszelf er weer uittrekken.
Individuele acties hebben onvoorspelbare gevolgen
Dat verhaal gaat over hoop. Niet als een of ander laf begrip (achteroverleunen en hopen dat het goed komt), maar in de betekenis die de Amerikaanse schrijver Rebecca Solnit eraan geeft: hoop als onvoorspelbaarheid, ‘dat we niet weten wat de toekomst brengt, maar dat we wel kunnen proberen haar te schrijven’.
Dat is precies wat advocaat Roger Cox doet. Hij gebruikt het recht om doorbraken voor het klimaat te forceren. In 2013 begint hij met actieorganisatie Urgenda een rechtszaak tegen de Nederlandse staat, omdat die te weinig zou doen om burgers te beschermen tegen gevaarlijke opwarming.
Tot ieders verbazing geeft de rechter hem en Urgenda in 2015 gelijk: het vonnis verplicht de overheid de uitstoot van CO2 sneller terug te brengen.
Het is wereldwijd de eerste keer dat zoiets gebeurt. Tientallen advocaten in andere landen raken geïnspireerd en beginnen zelf ook te procederen.
In maart 2017 lopen al in meer dan 24 landen rechtszaken tegen overheden die de uitstoot op hun beloop laten. Met wisselend succes, maar één rode draad: landen die te weinig doen, kunnen ter verantwoording worden geroepen.
De ene doorbraak voedt de volgende. Ook fossiele-energiebedrijven worden tegenwoordig geregeld voor de rechter gedaagd, omdat ze brandstoffen uit de grond blijven halen terwijl ze weten dat dit aanzienlijke risico’s op bijvoorbeeld overstromingen oplevert.
In de VS, maar ook daarbuiten, proberen advocaten de kosten van klimaatmaatregelen op bedrijven zoals ExxonMobil en BP te verhalen, vergelijkbaar met hoe tabaksfabrikanten vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw aansprakelijk zijn gesteld voor de schade die ze rokers toebrachten.
De wereld kan de klimaatdoelen uit Parijs alleen halen als bedrijven als Shell fossiele brandstoffen in de grond laten zitten
Roger Cox is nu ook met zo’n zaak bezig, al eist hij geen geld maar een koerswijziging – van de Koninklijke Shell. Hij wil met Milieudefensie afdwingen dat Nederlands grootste bedrijf zijn olie- en gaswinning voor 2050 afbouwt naar nul. Want de wereld kan de klimaatdoelen uit Parijs alleen halen als bedrijven als Shell fossiele brandstoffen in de grond laten zitten.
Het is een ongekende eis. Maar of Cox nu wint of niet, impact heeft de golf van aanklachten sowieso. Accountants, juristen, investeerders, directies en toezichthouders moeten opnieuw nadenken over de risico’s van investeringen in fossiele brandstoffen en het negeren van de klimaatdoelen.
Fossiele-energiebedrijven moeten geld opzijzetten voor toekomstige claims, terwijl het draagvlak voor hun activiteiten met iedere nieuwe aanklacht verder erodeert. De golf van klimaatzaken wordt waarschijnlijk ‘een serieuze aanjager van de energietransitie’, concluderen de auteurs van het rapport TheCarbon Boomerang, dat alle zaken inventariseert.*
Een rechtszaak staat niet op zichzelf, weet ook Cox. Hij voelt zich onderdeel van een ‘maatschappelijke beweging van betrokken burgers’ met ‘een onstuitbare kracht’. ‘Ieder mens kan daar deel van uitmaken.’
Iedere keten van gebeurtenissen kan uitgroeien tot iets groots
En hij is niet de enige die dat heeft ontdekt. In 2010 begint een groepje studenten van de universiteit van Swarthmore, Pennsylvania een onderzoek naar steenkoolwinning. Ze reizen af naar West-Virginia om met eigen ogen te zien hoe bergtoppen worden opgeblazen en bossen worden gekapt om kolen uit de bergen in Appalachia te halen.
De studenten schrikken zich kapot van de vernietiging van de natuur en het effect op de gezondheid van omwonenden. Ze willen iets doen, maar wat voor invloed hebben zij nou?
Na een paar maanden komen ze met een strategie.
Hun universiteit heeft aandelen in kolenbedrijven. Wat als ze het universiteitsbestuur overtuigen om die te verkopen en daar publiekelijk een verklaring over af te leggen? Dat zou de activiteiten van de industrie op termijn kunnen ondermijnen.
De studenten maken zo van investeren in fossiele bedrijven een morele kwestie, zoals eerdere divestment-campagnes tegen de tabaksindustrie en het Zuid-Afrika van de apartheid dat ook deden.
In de lente van 2012 loopt al op ongeveer vijftig campussen een campagne. En na een paar jaar slaat de vonk over naar grote beleggers. In september 2014 besluiten de erfgenamen van de befaamde oliemagnaat John D. Rockefeller hun honderden miljoenen publiekelijk terug te trekken uit de fossiele industrie. Als de ondernemer Rockefeller vandaag had geleefd, zou hij in duurzame energie investeren,* verklaart de voorzitter van het Rockefeller Brothers Fund.
Als de klimaattop in Parijs plaatsvindt, in december 2015, hebben al vijfhonderd instituties beloofd hun portefeuille ‘fossielvrij’ te maken.
Na New York sluit ook Ierland zich aan, het is het eerste land dat alle publieke gelden uit olie, gas en kolen terugtrekt
Eind 2017 besluit een van de rijkste steden op aarde – New York – hetzelfde te doen. En in juli 2018 sluit Ierland zich aan – het eerste land dat alle publieke gelden uit olie, gas en kolen terugtrekt.
Het loont. Sinds 2017 presteren bedrijven die vooroplopen in verduurzaming (zoals Siemens) op de beurs gemiddeld beter dan bedrijven uit de fossielebrandstoffensector (zoals Shell).* Wie slim is, zet zijn geld dus op groen.
Religieuze instellingen, filantropische organisaties, steden en universiteiten zijn de eerste om daarnaar te handelen; vermogensbeheerders, pensioenfondsen en gezondheidsinstellingen volgen. Het is het begin van de grootste kapitaalverschuiving in de geschiedenis van de mensheid.
Individuen die in actie komen, maken het verschil
Als je terugkijkt, zie je dat alle vooruitgang tot nu toe te danken is aan mensen die niet wachten tot anderen iets doen. Ook het verhaal van Hermann Scheer laat dat zien. De sociaaldemocraat Scheer was vanaf de jaren tachtig lid van de Bundestag en visionair voorvechter van zonne-energie.
In 2000 zorgt hij dat er een wet aangenomen wordt die regelt dat eigenaren van windmolens en zonnepanelen in Duitsland vijftien jaar gegarandeerde inkoopprijzen voor door hun opgewekte elektriciteit krijgen.
Dankzij de regeling van Scheer wordt het voor burgers rendabel om energie op te wekken uit zon en wind, waardoor de productie explodeert: de ‘Energiewende’ begint. Er ontstaan energiecoöperaties op lokaal niveau, die zeggenschap krijgen over hun energie.
Omdat die massaal zonnepanelen en windmolens inkopen, komt er innovatie op gang en daalt de prijs. In 2000 is 6 procent van de Duitse stroom duurzaam, inmiddels is dat een derde.*
De massaproductie van zonnepanelen is inmiddels naar China verschoven, dat zelf ook inzet op schone energie. Vandaag de dag kost een zonnepaneel nog geen tiende van wat het in 2000 kostte.
Omdat de prijs blijft dalen, staan we aan de vooravond van een revolutie die overvloedige, schone energie voor iedereen binnen bereik gaat brengen. Zonnepanelen liggen al bij de IKEA, en ook in Nederland zijn energiecoöperaties met een opmars bezig.
Overal zijn onzichtbare helden bezig de planeet leefbaar te houden
Het mooie is dat al die ontwikkelingen – de campagnes, de rechtszaken, de wetten, de innovaties en de coöperaties – elkaar versterken. Steenkoolbedrijven in de VS liggen bijvoorbeeld onder vuur van activisten, worden verlaten door investeerders, moeten zich verdedigen in de rechtszaal en verliezen de concurrentie van zonne- en windenergie.
Donald Trump kan zeggen wat hij wil over de terugkeer van steenkool, zelfs in de mijnbouwgebieden in de VS weten ze dat het een aflopende zaak is.*
Wat eerst onmogelijk leek, wordt mogelijk. Tot een paar jaar geleden was het volstrekt normaal om zo veel te vliegen als je wilde. Nu is daar een debat over losgebarsten en verschuift langzaamaan wat we ‘normaal’ vinden.
Dat leidt niet alleen tot andere individuele keuzes, maar creëert ook ruimte voor een nieuwe gedachte in de Haagse politiek: dat Schiphol ook weer zou kunnen krimpen.
Wat activisten en visionairs zeggen, wordt eerst radicaal en onredelijk gevonden – totdat het acceptabel en verstandig is
Of en wanneer dat gebeurt, hangt van veel zaken af, onder meer van de keuzes van de mensen die denken dat hun individuele keuzes er – voor het klimaat – niet toe doen. Je hoeft je geen onderdeel van het collectief te voelen om er onderdeel van te zijn.
Wat activisten en visionairs zeggen, wordt eerst radicaal en onredelijk gevonden – totdat het acceptabel en verstandig is. En daarna wordt het beleid, is het saai en hoor je er niets meer over. Je zult nooit te zien krijgen hoe het allemaal was afgelopen als je níet had gedaan waar je in geloofde.
Dit verhaal gaat over ons allemaal. De grootste groep van veranderaars is het moeilijkst te zien. Ik heb het over de talloze burgers over de hele wereld die niet naar elkaar wijzen, maar iets doen. In hun buurt, in het onderwijs, in hun organisatie, of in hun persoonlijke consumptie. Ze eten bijvoorbeeld geen vlees meer, of ze kopen duurzame energie. Ze werken aan oplossingen of investeren erin.
Al deze mensen weten dat hun individuele bijdrage een verwaarloosbare impact heeft, maar dat ze gezamenlijk een enorm verschil maken, omdat ze met miljoenen zijn, en omdat hun miljoenen kleine verbeteringen optellen tot iets groots en machtigs.
Dat is het verhaal dat we te vaak uit het oog verliezen, het verhaal dat ik als journalist wil blijven vertellen. Heel veel mensen leveren al een bijdrage en velen zijn bereid méér te doen als ze een verhaal of een initiatief tegenkomen waarbinnen hun eigen acties ertoe doen. Daarom geloof ik dat we alles in huis hebben om niet ruziemakend uit elkaar te vallen als het kwik blijft stijgen.
Op goede dagen stel ik me voor hoe onzichtbare helden overal op aarde bezig zijn om de planeet leefbaar te houden. De een schroeft een zonnepaneel op een dak, de ander schrijft een slimme wet of een brief die iemand, ergens, van gedachten doet veranderen.
Hoe het afloopt? Dat is niet te voorspellen. Juist daarom is er hoop.
Dit is een hoofdstuk uit Dit was het nieuws niet dat De Correspondent op 24 september publiceert. De ingesproken versie is geproduceerd en geregisseerd door Stefan van Duyn (Thinium Audioboekproducties).