De enige waarde die telt voor Facebook en Google is de beurswaarde
Afgelopen woensdag sprak ik in de Tweede Kamer over de invloed van grote techbedrijven. Ik was uitgenodigd voor een rondetafelgesprek met als hoofdvraag: ‘Welke publieke waarden staan er in dit datatijdperk onder druk? En hoe kunnen wij deze beschermen?’ Een geweldige insteek van de Kamer, vind ik: positief en met de borst vooruit.
Ik was onder de indruk van de bijdragen van andere genodigden, met name die van hoogleraren José van Dijck en Anna Gerbrandy, en van Marleen Stikker van de Waag en Hans de Zwart van Bits of Freedom.
Minder enthousiast ben ik over de afvaardiging van Facebook en Google. Ook zij mochten iets zeggen van de Kamer. Google werd daarbij vertegenwoordigd door Arjen El Fassed, oud-Groenlinks-Kamerlid en nu ‘head of public policy’ van Google.
Ik begon mijn verhaal dan ook met de opmerking dat ik het een denkfout vind om Google en Facebook uit te nodigen voor een gesprek over publieke waarden en de datademocratie.
Hier kun je mijn bijdrage bekijken:
Hieronder de licht aangepaste tekst van mijn verhaal:
Als journalist heb ik de afgelopen tien jaar veel onderzoek gedaan naar de grote Amerikaanse technologiebedrijven. Ik heb daarbij altijd een bijzondere interesse gehad voor zowel hun woorden als hun daden.
Met woorden bedoel ik: het verhaal dat Google en Facebook over zichzelf vertellen. Waartoe zij zelf op aarde zeggen te zijn.
Wie luistert naar Google, Facebook, Uber, Airbnb en Amazon hoort bedrijven die zeggen voor publieke waarden te staan. Voor sociale verbinding en cohesie. Voor de vrijheid van meningsvorming en de vrijheid van meningsuiting. Voor mobiliteit. Voor consumentengemak. Ja, zelfs voor privacy.
Wie kijkt naar wat deze bedrijven doen, ziet iets anders. Die ziet dat zij, als het erop aankomt, niets met publieke waarden van doen hebben. Die ziet dat er uiteindelijk maar één waarde echt toe doet en dat is de beurswaarde. Die ziet dat uiteindelijk van al die mooie woorden slechts verbroken beloften overblijven.
Sterker, deze Amerikaanse technologiebedrijven vormen niet zelden een directe bedreiging voor diezelfde publieke waarden waar zij voor zeggen te staan. Privacy is een evident voorbeeld. Afgelopen week nog spraken de CEO’s van Google en Facebook* mooie woorden over het belang van privacy. Maar Facebook en Google verdienen bijna al hun geld met privacyschending. Daar verandert weinig aan. Dat ze zich daarbij soms wél aan de wet houden, betekent niet dat die publieke waarden niet bedreigd worden door de kern van wat zij zijn: surveillancebedrijven.
Uber en Airbnb konden na de financiële crisis tien jaar geleden op rode lopers steden binnenwandelen. Zij beloofden steden leefbaarder en betaalbaarder te maken. En welke stad wilde dat nou niet? Nu zien we dat er van die beloften weinig terecht is gekomen. Sterker: Airbnb ontwricht woningmarkten en zorgt voor overlast, Uber zorgt niet alleen belabberd voor haar taxichauffeurs, het bedrijf wil nu ook, zo maakte het recentelijk bekend, het openbaar vervoer wegconcurreren.
Mijn belangrijkste doch bescheiden advies aan u is dan ook: geloof de mooie woorden en beloften van deze bedrijven over publieke waarden niet. Een gesprek over het belang van privacy met Facebook en Google is hetzelfde als een gesprek over het belang van persvrijheid met Kim Jung-un. Zinloos.
Uw probleemanalyse dat publieke waarden onder druk staan is geweldig. Mijn tweede advies is eigenlijk een verzoek: maak hier politiek van. Erken dat de markt dit niet gaat oplossen. Meer concurrentie, modernere mededingingsregels: het kan nuttig of nodig zijn. Maar het is laaghangend fruit.
Belangrijker is om hier een permanent politieke discussie over te voeren. Veel van de publieke waarden die in een datasamenleving onder druk staan appelleren aan het hele politieke spectrum, van links tot rechts. Van individuele vrijheid tot solidariteit. Van zelfontplooiing tot veiligheid.
Hier kunt u zich de komende jaren als Kamer mee onderscheiden. Ik zou bijna zeggen: pak die kans. Ik verheug mij erop.