Shell legt zich niet neer bij veroordeling in de klimaatzaak. Heeft het bedrijf daar goede redenen voor?
In mei besloot de rechter dat Shell zijn uitstoot de komende negen jaar bijna moet halveren. Deze dinsdag maakte het bedrijf bekend tegen dat oordeel in beroep te gaan. Hoe zat het vonnis ook alweer in elkaar, en wat valt er tegenin te brengen?
Olie- en gasgigant Shell heeft een eigen verantwoordelijkheid in de strijd tegen klimaatopwarming: het bedrijf moet zijn uitstoot in 2030 bijna halveren. Dat bepaalde de rechtbank in Den Haag eind mei in een uniek vonnis. Het was wereldwijd de eerste keer dat een oliebedrijf zo’n verplichting kreeg opgelegd, nadat Milieudefensie, zes andere milieuorganisaties en 17.000 individuele mede-eisers het bedrijf voor de rechter hadden gesleept.
Dat Shell deze dinsdag bekend heeft gemaakt tegen het vonnis in beroep te gaan, komt niet als verrassing: het concern heeft zich vanaf het begin van deze rechtszaak verzet tegen het idee dat de veroordeling van één oliebedrijf een effectieve manier is om klimaatopwarming tegen te gaan. Zit daar iets in?
Dat was een van de vele vragen die het vonnis eerder al bij jullie, lezers, opriep. Toen ik in mei vroeg wat jullie nog wilden weten over deze zaak, stuurden jullie me tientallen vragen. In dit stuk geef ik de antwoorden. (Liever luisteren naar een gesprek over het vonnis? Dan is deze aflevering van De Rudi & Freddie Show voor jou.)
Ik baseer me op de argumenten en stukken die zijn uitgewisseld in de rechtszaal; het vonnis; de eerste reflecties van juristen en andere experts; en mijn kennis van het klimaatrecht dat ik sinds 2013 volg.
Inhoudsopgave
- 1. I. Het vonnis: waartoe is Shell precies veroordeeld, en waarom?
- 2. II. Wat zijn de juridische gevolgen van dit vonnis voor Shell, andere bedrijven en individuele burgers?
- 3. III. Wat zijn de praktische gevolgen van dit vonnis voor Shell?
- 4. IV. Welke impact heeft het vonnis op de oliemarkt, de uitstoot en de energietransitie?
- 5. Lees ook:
I. Het vonnis: waartoe is Shell precies veroordeeld, en waarom?
Wat moet Shell van de rechter doen?
Shell moet zijn CO2-uitstoot in 2030 met 45 procent beperken ten opzichte van het niveau in 2019. Deze verplichting geldt voor alle uitstoot die Shell direct én indirect veroorzaakt, waar ook ter wereld. Je kunt deze totale CO2-voetafdruk in drie niveaus of ‘scopes’ indelen:
- Niveau 1: de uitstoot waarvoor Shell direct verantwoordelijk is en waarover Shell volledige controle heeft. Denk aan methaan dat de lucht in gaat bij olieboringen.
- Niveau 2: de uitstoot van andere organisaties waar Shell een zakelijke relatie mee heeft, en waarvoor Shell indirect verantwoordelijk is. Denk aan de uitstoot van een gascentrale die stroom levert aan een Shell-raffinaderij.
- Niveau 3: de uitstoot van organisaties en consumenten die producten van Shell afnemen en waar Shell invloed op heeft door de producten die het aanbiedt. Denk aan de uitstoot van automobilisten die bij Shell tanken. Zo’n 95 procent van de uitstoot die (indirect) aan Shell wordt toegerekend, valt in deze categorie.*
Dus de totale uitstoot op deze drie niveaus moet Shell de komende negen jaar bijna halveren, ook de uitstoot van zijn klanten?
Inderdaad. Er is wel een klein deel van Shells uitstoot uitgezonderd, namelijk het deel dat valt onder emissiehandelssystemen zoals het ETS van de EU. Kort gezegd is er voor dit deel van Shells uitstoot al klimaatbeleid gemaakt door overheden, waardoor de rechter Shell voor dit deel van zijn uitstoot geen extra verplichting oplegt.
En dit vonnis geldt voor Shells activiteiten over de hele wereld?
Ja. Shell heeft 1.100 dochterondernemingen in 70 landen en bedient dagelijks 30 miljoen klanten in meer dan 44 duizend pompstations.* Het beleid van deze Royal Dutch Shell-groep wordt gemaakt op het hoofdkantoor in Den Haag; de dochterondernemingen zijn slechts uitvoerders van de overkoepelende Shell-strategie. Omdat de Shell-groep in Nederland gevestigd is, is Nederlands recht van toepassing op het beleid van Shell.
Waar is de verplichting van Shell op gebaseerd?
Shell dreigt een ‘ongeschreven zorgvuldigheidsnorm’ te schenden.
Dat moet je even uitleggen.
Oké, maar dan moeten we wel even een eeuw terug in de tijd. Toen begon in de Nederlandse rechtspraak een ontwikkeling van waaruit je een rechte lijn kunt trekken naar het Shell-vonnis: zogenoemde ‘ongeschreven rechtsregels’ begonnen als basis te dienen voor vonnissen.
De reden daarvoor was dat niet alle denkbare onrechtvaardige dingen die mensen elkaar aandoen in het Burgerlijk Wetboek staan opgesomd. Om toch recht te spreken in situaties waarover de wet zweeg, begonnen rechters een eeuw geleden zelf te beoordelen of mensen fatsoenlijk en zorgvuldig met elkaar omsprongen. Ze toetsten, simpel gezegd, of gedaagden zich een beetje behoorlijk hadden gedragen. Zo niet, dan konden rechters het gedrag van deze gedaagden ‘onrechtmatig’ verklaren en een bevel of een schadevergoeding opleggen.
Dus rechters hebben een eeuw geleden al ‘de macht gegrepen’?
Civiele rechters kregen toen meer macht, ja. Maar vergis je niet: de politiek was het daarmee eens. Het duurde even tot het formeel werd geregeld, maar in 1992 heeft het parlement de ‘ongeschreven zorgvuldigheidsnormen’ ook als toetssteen in de wet opgenomen. In andere landen speelden zich vergelijkbare ontwikkelingen af: rechters in democratische rechtsstaten hebben enige vrijheid om in concrete gevallen te besluiten wat wel en niet door de beugel kan.
Hoe bepalen zij dat dan?
Door te kijken naar de feiten, breed gedragen inzichten, en (internationaal) aanvaarde standaarden. Het komt er in dit geval op neer dat de rechtbank uit stapels wetenschappelijke rapporten en internationale verdragen moest afleiden of er een breed gedragen norm is die zegt dat een bedrijf als Shell een eigen verantwoordelijkheid heeft om klimaatverandering te beperken, en zo ja, wat die verantwoordelijkheid dan concreet inhoudt.
De conclusie van de rechtbank was dat zo’n norm inderdaad bestaat, en dat Shell tot 2030 te weinig dreigt te doen. Daarom heeft de rechter Shell een bevel opgelegd om de uitstoot sneller te verminderen dan het concern zelf van plan was. Dit bevel lijkt op dat in de Urgenda-zaak, waarin de staat een vergelijkbare reductieverplichting kreeg opgelegd.
Je hebt nog niet uitgelegd waar de rechter zich nu precies op baseert.
De rechtbank baseerde zich in de eerste plaats op de feiten die tijdens de procedure door de advocaten van Milieudefensie en Shell waren gepresenteerd. Het feit, bijvoorbeeld, dat klimaatverandering een groot gevaar vormt voor de toekomst van de mensheid, ook voor Nederlanders en hun nazaten.
Het feit dat Shell al sinds 1986 weet dat het bijdraagt aan gevaarlijke klimaatverandering.
Het feit dat Shell nu ook al een klimaatbeleid voert en doelen voor zichzelf stelt; het feit dat het verminderen van de uitstoot van consumenten een van de opdrachten is die Shell zichzelf gesteld heeft.
Zulk soort feiten, en dan honderden pagina’s ervan.
Daarnaast baseerde de rechtbank zich op breed gedragen inzichten, zoals het inzicht dat overheden de opwarming niet in hun eentje kunnen oplossen. Daarvoor hebben ze de hulp van de samenleving en bedrijven uit de private sector nodig.*
Of het inzicht dat gevaarlijke klimaatverandering tot mensenrechtenschendingen leidt. Dat is door juristen en internationale organisaties zoals de Verenigde Naties al vaak beweerd en was ook een belangrijk argument in de Urgenda-zaak.
En tot slot baseerde de rechtbank zich op internationaal aanvaarde standaarden, zoals de Principes voor Bedrijfsleven en Mensenrechten van de Verenigde Naties, waarin staat dat alle bedrijven een eigen verantwoordelijkheid hebben om mensenrechten te respecteren, ongeacht wat landen of concurrenten doen.*
De rechtbank gebruikte dus feiten, inzichten en standaarden om de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm van Shell in te vullen. De conclusie luidde dat Shell een eigen verantwoordelijkheid heeft om de opwarming te helpen beperken. Niet het hele klimaatprobleem kan op Shell worden afgewenteld, want ook overheden en consumenten hebben een eigen verantwoordelijkheid. Maar Shell kan evenmin ‘volstaan met het volgen van de ontwikkelingen in de maatschappij’, vindt de rechtbank.
Dus Shell is niet tot zondebok gemaakt?
Nee. Shell is door Milieudefensie en de andere eisers aangesproken op zijn deelverantwoordelijkheid, en de rechter is daarin meegegaan. Het feit dat Shell in zijn eentje het klimaatprobleem niet kan oplossen, komt ook terug in het bevel. Om precies te zijn, in het onderscheid tussen een ‘resultaatsverplichting’ en een ‘inspanningsverplichting’ die aan Shell is opgelegd.
Fijn al dat jargon. Leg uit.
Voor het eerste niveau van Shells uitstoot, de directe uitstoot die het bedrijf zelf veroorzaakt op bijvoorbeeld booreilanden, geldt een resultaatsverplichting. Shell heeft volledige controle over deze uitstoot, en kan volgens de rechtbank dus ook helemaal zelf zorgen dat deze uitstoot met 45 procent daalt in 2030. Wat er verder ook gebeurt in de wereld: Shell kan en moet deze uitstoot bijna halveren.
Voor de andere twee niveaus van Shells uitstoot, die van zijn toeleveranciers en klanten, geldt een ‘zwaarwegende inspanningsverplichting’. Omdat Shell over zijn toeleveranciers en klanten geen directe of totale controle heeft, is dit een ander type verplichting. Shell moet, plat gezegd, zijn uiterste best doen om ook deze uitstoot met 45 procent te laten dalen. Dat kan bijvoorbeeld door andere producten aan te bieden. Maar ook door samenwerking met bedrijven in bijvoorbeeld de lucht- en scheepvaart, om te zorgen dat zij van schone alternatieven gebruik kunnen maken.
Waar heb ik dat eerder gehoord?
In de klimaatstrategie van Shell! Dat samenwerken met andere sectoren is precies wat Shell zelf zegt te willen doen om de klimaatdoelen te halen. Shell wil klanten ook de mogelijkheid bieden om hun CO2-uitstoot te compenseren. Het vonnis sluit wat dit betreft dus aan op de koers die het bedrijf zelf al ingezet had. Het enige verschil is dat Shell de grote winst in sectoren zoals de lucht- en containerscheepvaart ná 2030 verwacht. Van de rechtbank moet het nu sneller.
Shell voldeed dus nog niet aan het Klimaatverdrag van Parijs?
Daar laat de rechtbank zich niet over uit. De rechter oordeelt wel dat het beleid van de Shell-groep nog onvoldoende uitgewerkt is, en vol staat met voorbehouden. Daarom dreigt Shell te weinig te doen en is een harde verplichting opgelegd. Shell moet nu dus doen wat het zelf al zei te willen doen: handelen in lijn met de klimaatdoelen van Parijs.
En die 45 procent, waar komt die vandaan?
Uit een recent rapport van het IPCC, het klimaatbureau van de VN. Daarin staat dat de wereldwijde uitstoot in 2030 met 45 procent gedaald moet zijn, ten opzichte van 2010, als we 50 procent kans willen hebben om de opwarming nog tot maximaal 1,5 graad Celsius te beperken. Dit mondiale reductiepercentage geeft ‘een zo groot mogelijke kans om de ernstigste gevolgen van gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen’, schrijft de rechtbank.
Waarom is dat wereldwijde doel van toepassing op Shell?
Dit is een van de meest omstreden punten van het vonnis. Die 45 procent van het IPCC is een wereldwijd gemiddelde; het zegt niets over hoe snel verschillende sectoren of specifieke bedrijven moeten gaan.
In de meeste gangbare scenario’s, bijvoorbeeld die van het Internationaal Energie Agentschap (IEA), wordt verreweg de meeste klimaatwinst tot 2030 gehaald door minder steenkool te gebruiken* (Shell doet al sinds 2000 niet meer aan kool). Bijna niemand verwacht dat de wereldwijde uitstoot als gevolg van olie- en gasgebruik de komende negen jaar met 45 procent daalt. En als de uitstoot van steenkool sneller krimpt, hoeft dat ook niet. Dat roept de vraag op waarom Shell dan toch die 45 procent moet halen.
Wat zegt de rechter daarover?
De rechtbank erkent dat nog niet helemaal is uitgekristalliseerd wat de precieze verplichtingen zijn van verschillende soorten bedrijven in het halen van de klimaatdoelen. Toch liet de rechter zich overtuigen door de argumentatie van Milieudefensie dat voor Shell hetzelfde moet gelden als voor de wereld als geheel. De rechtbank beroept zich hierbij op een onderzoek van het Oxford University Net Zero Network, waaruit zou blijken dat er internationaal ‘brede consensus’ bestaat dat grote organisaties uit ontwikkelde landen voorop zouden moeten lopen. Daarnaast zouden voor grotere uitstoters ook strengere doelen moeten gelden.*
Komt het erop neer dat Shell zich moet houden aan afspraken die tussen overheden zijn gesloten?
Ja. Shell is geen partij in het Klimaatverdrag van Parijs, maar moet nu wel doen wat volgens het veiligste IPCC-scenario mondiaal nodig is om de klimaatdoelen uit Parijs te halen.
Volgens Milieudefensie en de rechtbank is dat niet onlogisch, omdat Shells totale uitstoot groter is dan die van veel landen. In 2019 veroorzaakte Shell in totaal een uitstoot van 1,63 miljard ton* CO2-equivalenten. Dat is ruim 3 procent van de mondiale uitstoot in dat jaar; bijna negen keer zoveel als Nederland; meer dan alle containerschepen en vliegtuigen samen; of ongeveer evenveel als Frankrijk, Italië en Duitsland bij elkaar.* Als een bedrijf met zo’n grote voetafdruk niet van koers verandert, kunnen we de klimaatdoelen op onze buik schrijven, is de redenering.
Is de rechter op de stoel van de politiek gaan zitten?
Wel als je ervan uitgaat dat alleen politici complexe maatschappelijke afwegingen mogen maken, bijvoorbeeld over de klimaatverplichtingen van een oliebedrijf. Maar dat is niet hoe het werkt in de democratische rechtsstaat. Er is een verdeling van machten: het parlement maakt wetten, de regering voert ze uit, en rechters toetsen of iedereen zich aan de wet houdt.
Dat laatste heeft de rechter ook in dit vonnis gedaan: toetsen of het beleid van Shell in strijd is met de ‘ongeschreven zorgvuldigheidsnorm’ uit het Burgerlijk Wetboek. Het feit dat de rechtbank daarbij verschillende belangen tegen elkaar moest afwegen, zoals het belang van Shell en dat van het tegengaan van gevaarlijke klimaatverandering, maakt dit nog geen politiek vonnis: het afwegen van complexe belangen hoort óók bij de taak van de rechter en is ook helemaal niet nieuw. Ook in andere landen voelen rechters zich bevoegd om vonnissen uit te spreken in klimaatrechtszaken.
Wat wel nieuw is, is dat een nationale rechtbank het beleid van een multinational zo ingrijpend doorkruist: het Shell-bestuur is gedegradeerd tot uitvoerder van het vonnis. Ook de aandeelhouders hebben zich te voegen. Maar dat past nog steeds binnen het kader van de democratische rechtsstaat: multinationals moeten zich ook aan de wet houden.
17.000 Nederlanders waren mede-eiser in deze zaak. Hebben we het vonnis ook aan hen te danken?
Nee. De rechter heeft hen ‘niet ontvankelijk’ verklaard. Dat komt omdat er in deze zaak twee verschillende soorten eisers waren: milieuorganisaties en de individuele eisers. Dat was dubbelop, oordeelde de rechtbank. De belangen van de individuele eisers werden namelijk al gediend door de milieuorganisaties, die in deze zaak opkwamen voor het algemene belang van de huidige en toekomstige generaties Nederlanders.
Sinds wanneer mogen organisaties zoals Milieudefensie opkomen voor algemene belangen?
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw. Toen raakte de ‘collectieve actie’ ingeburgerd. Burgers bundelden krachten. Stichtingen en belangenverenigingen stapten naar de rechter als de belangen waarvoor zij opkwamen werden geschaad. En in 1986 oordeelde de Hoge Raad dat milieuorganisaties bij de rechter mogen opkomen voor algemene belangen.
Het feit dat niet iedere individuele burger instemt met de zaken die uit naam van ‘het algemeen belang’ worden gevoerd, maakt voor de rechter niet uit: het zou onmogelijk worden om bij de rechtbank voor algemene belangen op te komen als iedere individuele burger daarmee moest instemmen.
II. Wat zijn de juridische gevolgen van dit vonnis voor Shell, andere bedrijven en individuele burgers?
Gaat Shell in hoger beroep? Hoe ziet het proces er vanaf hier uit?
Shell noemde het vonnis meteen al ‘teleurstellend’ en heeft deze dinsdag 20 juli bevestigd in hoger beroep te gaan. De oliemaatschappij moet nu ‘grieven’ aanleveren bij de rechtbank: de concrete punten waarop Shells advocaten vinden dat het vonnis de mist in is gegaan. Milieudefensie mag daar dan weer op reageren, en zo gaat het nog een of twee keer over en weer, tot het Gerechtshof, op z’n vroegst over een jaar of twee, een oordeel velt.
Ook dat oordeel kan vervolgens weer worden aangevochten, als een van beide partijen ‘in cassatie’ gaat. Dan gaat de Hoge Raad ernaar kijken. Nadat deze hoogste rechters zich erover hebben gebogen, is de uitspraak definitief. Dan zijn we waarschijnlijk vier jaar verder.
Hoe groot is de kans dat Shell in hoger beroep alsnog wint?
Dat is lastig te voorspellen. De feiten kunnen veranderen: als Shell in hoger beroep kan aantonen dat het inmiddels sowieso genoeg doet om klimaatverandering tegen te gaan, valt de noodzaak tot een correctie door de rechter weg.
Ook ‘de best beschikbare wetenschap over (de aanpak van) gevaarlijke klimaatverandering’, waarop de rechtbank zich heeft gebaseerd, kan veranderen. Misschien blijkt over een paar jaar wel dat olie- en gasbedrijven hun uitstoot niet met 45 procent hoeven terug te brengen in 2030. Of misschien groeit de consensus dat zij dat wél moeten juist.
Het belangrijkste om te onthouden is dat de rechtbank in dit vonnis aansluiting heeft gezocht bij die eerder genoemde ‘breed gedragen inzichten’ en ‘internationaal aanvaarde standaarden’. De consensus was al langer dat ook private bedrijven een bijdrage moeten leveren aan het beperken van de opwarming. Dat is ook logisch, want hoe gaan we dit probleem anders oplossen?
Wij stellen de vragen.
Pardon.
Kan Shell met een hoger beroep ook tijd rekken?
In principe niet. De rechter heeft het vonnis ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard, wat betekent dat Shell meteen werk moet maken van de CO2-reductie. Shell mag dus niet afwachten wat het Gerechtshof en de Hoge Raad over deze zaak te zeggen hebben en pas dan doen wat nodig is om het doel (van 45 procent minder CO2 in 2030) te halen.
Een grote maar: in de klimaatrechtszaak die Urgenda voerde en won tegen de Nederlandse staat, gold hetzelfde: de regering moest al na het eerste vonnis in 2015 aan de bak (met een vermindering van 25 procent in 2020). Toch stelde het toenmalige kabinet-Rutte II maatregelen uit, en deed Rutte III – zelfs na een veroordeling van de Hoge Raad – niet genoeg* om het doel te halen. Urgenda overweegt daarom opnieuw een gang naar de rechter.
Wat is de sanctie als ook Shell het bevel van de rechter negeert?
Dat weten we nog niet. Er is nog geen sprake van sancties, omdat Milieudefensie daar nog niet over is begonnen: het heeft geen dwangsommen gevorderd. Maar als Milieudefensie van mening is dat Shell onvoldoende doet, kan het opnieuw naar de rechter stappen. Het moet dan in een nieuwe procedure aantonen dat Shell niet aan het vonnis voldoet.
Wat voor sancties zijn dan mogelijk?
Een dwangsom (voorwaardelijke boete) ligt het meeste voor de hand. Hoe hoog die zou kunnen zijn, valt nog niet te zeggen: er zijn nog geen vergelijkbare zaken. Bij het opleggen van een dwangsom geldt wel het criterium dat die effectief moet zijn om het beoogde doel te bereiken, dus niet te laag en niet buitensporig hoog.
En wat als Shell de boete gewoon betaalt en verder niks verandert?
Dan is de dwangsom niet effectief. En bovendien zou dat Shell flinke reputatieschade opleveren, iets wat het bedrijf natuurlijk liever niet wil. Maar het begint een beetje speculatief te worden nu…
Toch nog een vraag hierover. Zou de CEO van Shell, Ben van Beurden, ook persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gehouden als het concern niet aan het vonnis voldoet?
Ook nog niet te zeggen, sorry. Als Milieudefensie die route al wil inslaan (waar voor zover ik weet geen sprake van is), gaat dat een hele nieuwe juridische discussie opleveren. Het is wel duidelijk dat de CEO van Shell eindverantwoordelijk is voor het beleid van het concern én het wel of niet halen van klimaatdoelstellingen.
En wat is het peilmoment daarvoor? 2030?
In 2030 moet Shell die 45 procent vermindering gehaald hebben. Maar het zou kunnen dat Milieudefensie al eerder naar de rechter stapt, als het van mening is dat Shell niet op koers ligt om het doel te halen. Als Shell bijvoorbeeld nieuwe olie- en gasvoorraden blijft aanboren of zijn productie verhoogt, is dat mogelijk in strijd met het vonnis.
Wat hierbij nog onduidelijk is, is of Shell in gebreke blijft als de uitstoot van zijn klanten in 2030 nog niet met 45 procent is gedaald. Hiervoor heeft de rechter Shell – komt het jargon weer – een ‘zwaarwegende inspanningsverplichting’ opgelegd. Maar wanneer doet het bedrijf dan precies genoeg? Bij welke inspanning heeft Shell gedaan wat het kon, en bij welke inspanning valt het oordeel ‘een schepje erbij’? Dat weet nog niemand.
Wie gaat Shell dan controleren?
Wie het bedrijf nu ook al controleren: de accountant en de aandeelhouders van Shell, en de media die verslag doen van het reilen en zeilen bij de oliemaatschappij.
Shells accountant moet jaarlijks al een handtekening zetten bij de CO2-rapportages en het jaarverslag. Als Shell daarin claimt op koers te liggen met de uitvoering van het vonnis, dan moet de accountant dat kunnen verifiëren. Zo niet, dan zal de accountant daar een opmerking over maken. (Saillant is dat dit een paar maanden geleden al gebeurde: Shells accountant wilde niet bevestigen dat het concernbeleid ‘in lijn met Parijs’ is.)
Ook Shells aandeelhouders kunnen de druk opvoeren. Grote institutionele beleggers hebben gezegd zo snel mogelijk te willen weten ‘hoe het bedrijf invulling gaat geven aan het vonnis’.
En natuurlijk zullen Milieudefensie en de andere eisers goed op het bedrijf blijven letten.
Wat als Shell zijn hoofdkantoor naar Engeland verhuist, heeft het vonnis dan nog enig effect?
Shell is van oudsher een Brits-Nederlands bedrijf met een sterke aanwezigheid in Den Haag en Londen, dus de speculatie over een verhuizing is begrijpelijk. Het is niet erg waarschijnlijk dat Shell aan het vonnis kan ontsnappen door te verhuizen, maar het is ook niet uitgesloten. Dat heeft te maken met… de Brexit.
Binnen de EU zijn er regels over de uitvoering van vonnissen uit elkaars landen: als een Belgisch bedrijf door een Belgische rechter ergens toe veroordeeld is, is het daar in principe ook in Nederland toe gehouden. Maar met het Verenigd Koninkrijk zijn zulke regels er nu niet. Er lopen wel onderhandelingen, maar zolang die niet zijn afgerond, valt niet bij voorbaat te zeggen of een Nederlands vonnis in Engeland kan worden afgedwongen.
Stel dat Shell naar Londen verhuist, dan is de vraag dus of Milieudefensie uitvoering van het vonnis bij een rechtbank in het Verenigd Koninkrijk kan afdwingen. Dat valt op dit moment niet te voorspellen, vooral omdat er ook nu al geen sancties in het vonnis staan.
Wat wel zeker is: het zou niet erg goed zijn voor Shells reputatie als het omwille van een klimaatverplichting op de vlucht slaat.
Is het niet oneerlijk dat alleen Shell nu wordt aangepakt?
Dat hoor je nu veel, ja. Er zou ‘rechtsongelijkheid’ of discriminatie ontstaan: dit ene oliebedrijf moet zijn beleid veranderen, terwijl concurrenten mogen blijven doen waar ze zin in hebben. Dat is misschien oneerlijk, maar daar kun je tegenover zetten dat het nog oneerlijker zou zijn als ook Shell – dus iedereen – zich aan de klimaatdoelen mocht onttrekken.
Shell heeft de pech dat het in deze procedure verzeild is geraakt. Het feit dat andere bedrijven (nog) niet zijn gedagvaard, betekent niet dat Shell vrijuit moet gaan. Dat zou – om een vergelijking met het strafrecht te maken – betekenen dat criminelen die door de politie gepakt worden, niet berecht kunnen worden omdat hun collega-criminelen nog op vrije voet zijn. Dan kun je nooit iemand aanpakken en nooit een probleem oplossen.
Sowieso is het niet de schuld van de rechter dat alleen Shell nu een bevel aan z’n broek heeft. Vergelijk het met buren aan weerszijden van je huis die allebei geluidsoverlast veroorzaken. Als je er eentje voor de rechter daagt, is het dan de schuld van de rechter dat de andere buur vrijuit gaat? Nee, dat komt doordat jij niet allebei je buren tegelijk hebt aangeklaagd. Milieudefensie kon of wilde niet meer dan één oliebedrijf aanpakken; het moest ergens beginnen.
Dat ook bedrijven die slechts een deel van het probleem veroorzaken, op hun deel kunnen worden aangesproken, is al veel langer gemeengoed in het recht.
Toch blijft het knagen: er is nu een ‘ongelijk speelveld’ ontstaan tussen Shell en andere bedrijven. Mag dat wel?
Bedrijven hebben recht op eerlijke concurrentie binnen de grenzen van de wet. Als een vervoersbedrijf voor de rechter wordt gedaagd omdat zijn chauffeurs structureel te hard rijden, dan is ‘alle concurrenten rijden ook te hard’ geen geldige verdediging. Het kan zijn dat er door een vonnis (tijdelijk) een ongelijk speelveld ontstaat, maar dat is geen reden om gedrag dat in strijd is met de wet te gedogen.
Bovendien kan het speelveld weer gelijkgetrokken worden. Bijvoorbeeld omdat de politiek een wet maakt die zegt dat alle oliebedrijven met hun hoofdkantoor in Nederland zich aan dit vonnis moeten houden. Of omdat bedrijven dat uit zichzelf gaan doen, wetende dat er anders rechtszaken dreigen.
Zullen andere bedrijven nu ook aangeklaagd worden?
Dat kan, ja. De rechtbank benadrukt herhaaldelijk dat alle bedrijven een verantwoordelijkheid hebben om mensenrechten te respecteren. Omdat gevaarlijke klimaatverandering tot mensenrechtenschendingen leidt, moeten alle bedrijven hun best doen om de opwarming te beperken. Het is alleen nog niet duidelijk welke verplichting dan precies geldt voor andere bedrijven dan Shell – die 45 procent of iets anders, daar zegt de rechtbank niets over.
Kan nu elk bedrijf worden verplicht om een geloofwaardig plan op te stellen hoe zij aan het akkoord van Parijs kunnen voldoen en daaraan worden gehouden middels een rechterlijke uitspraak?
Ja, in principe wel. Er zullen alleen wel heel veel rechtszaken gevoerd moeten worden eer alle bedrijven aan zo’n plan kunnen worden gehouden. Er is wel brede consensus, schrijft de rechtbank, dat alle bedrijven moeten toewerken naar netto nul uitstoot in 2050.
Ook de slager op de hoek?
Die is niet als eerste aan de beurt, nee. Om een rechtszaak als deze te winnen, zijn namelijk twee dingen nodig: (1) een constatering door de rechter dat het gedrag van de gedaagde in strijd is met een (ongeschreven) rechtsplicht en (2) ‘voldoende belang’ bij de vordering.
Zelfs als een rechtbank van mening zou zijn dat (1) de activiteiten van de slager op de hoek een bedreiging vormen voor het halen van de klimaatdoelen, dan moet de eiser daarnaast (2) nog kunnen aantonen dat er daadwerkelijk iets verandert als de slager zou worden gedwongen minder vlees te verkopen.
Een verplichting opleggen aan een bedrijf als Shell, dat direct en indirect verantwoordelijk is voor – en invloed heeft op – ruim 3 procent van de mondiale uitstoot, kan een verschil maken (daarover straks meer). Zo’n verplichting opleggen aan de slager op de hoek maakt sowieso geen verschil. Daarom zullen zaken tegen bedrijven of individuen met een verwaarloosbaar klein aandeel in de mondiale uitstoot, altijd stranden.
Dus individuen gaan vrijuit?
Wel in dit soort rechtszaken, ja. Niet, om het even streng te zeggen, in hun individuele morele verplichting om een bijdrage te leveren aan het oplossen van het klimaatprobleem.
Welke bedrijven zitten dan wel in de gevarenzone?
Alle bedrijven met een grote, op mondiale schaal niet-verwaarloosbare uitstoot. In de kranten werden na het Shell-vonnis direct KLM en Tata Steel genoemd, als grote, iconische uitstoters. Maar of die bedrijven op dezelfde manier zouden kunnen worden gedwongen hun uitstoot te reduceren, valt nog te bezien. Waar Shell ten minste een deel van zijn klanten andere energieproducten dan olie en gas kan aanbieden, kan KLM alleen minder vluchten aanbieden om zijn uitstoot te reduceren (vliegen op schone brandstoffen is nog geen serieus alternatief voor de luchtvaart; rijden op elektronen is wel een alternatief voor benzine). Iets vergelijkbaars geldt voor Tata Steel: schoon staal is nog ver weg.
Vooral bedrijven die een grote, niet noodzakelijke of relatief makkelijk vermijdbare uitstoot op hun conto hebben, zitten dus in de gevarenzone. De exploitanten van kolencentrales bijvoorbeeld. Al worden die in Nederland al aangepakt door de politiek (bijna alle politieke partijen willen de kolencentrales sluiten).
En andere landen, gaan oliebedrijven daar ook worden aangeklaagd? Zullen rechters in andere landen tot dezelfde conclusies komen?
In Frankrijk loopt al sinds 2019 een vergelijkbare rechtszaak tegen oliegigant Total. In Nieuw-Zeeland is een vergelijkbare rechtszaak al mislukt. Er zullen zeker meer van dit soort zaken volgen, maar het valt niet te voorspellen hoe rechters in verschillende jurisdicties gaan oordelen. Wat wel duidelijk is: de juridische basisprincipes waarop Milieudefensie zich beroept, bestaan ook in andere (westerse) rechtssystemen. En ook niet-Nederlandse rechters mogen ‘ongeschreven’ rechtsnormen zelf invullen, als dat nodig is om te besluiten in een zaak.
Maken ook zaken die over klimaatschade gaan nu meer kans?
Niet per se. Er lopen in verschillende landen klimaatrechtszaken waarin een schadevergoeding wordt geëist van een of meerdere bedrijven die veel uitstoot veroorzaken. Maar de moeilijkheid in die zaken zit in het aantonen van een causale relatie tussen de uitstoot van bijvoorbeeld een kolencentrale in Duitsland en het gevaarlijke smelten van een gletsjer in Peru. Over dat heikele punt is het in de zaak tegen Shell niet gegaan, omdat niet ter discussie staat dat Shell een aandeel levert aan de wereldwijde opwarming en dat die wereldwijde opwarming – in z’n algemeenheid – gevaren en mogelijke mensenrechtenschendingen oplevert voor huidige en toekomstige generaties Nederlanders.
III. Wat zijn de praktische gevolgen van dit vonnis voor Shell?
Hoe kan Shell aan het vonnis voldoen?
Zolang de CO2-reductie van 45 procent wordt gehaald, mag Shell dat van de rechtbank zelf weten. Maar de opties zijn beperkt. Het opschonen van de eigen activiteiten en het inkopen van groene stroom voor fabrieken en raffinaderijen kan Shell een beetje op weg helpen. Maar de grote slag moet worden geslagen in de producten die Shell aanbiedt, want die veroorzaken 95 procent van de uitstoot die aan Shell wordt toegerekend.
Shell kan het vonnis dus alleen halen als het de productie en verkoop van olie en gas terugschroeft. Het bedrijf zal andere (energie)producten moeten gaan aanbieden, die minder of geen CO2 uitstoten. Als Shell zijn marktaandeel niet kan behouden met schone energie, zal het moeten krimpen.
Betekent dit ook dat Shell gaat stoppen met het zoeken naar nieuwe olie- en gasvelden?
Dat is nog niet helemaal duidelijk: Shell heeft nog niet bekendgemaakt hoe het aan het vonnis wil voldoen. Maar het concern heeft eerder wel zelf gerapporteerd dat het overgrote deel van zijn reserves al binnen tien jaar zullen zijn opgebruikt. Met andere woorden: als Shell per direct stopt met het zoeken of aanboren van nieuwe velden, en alleen de bestaande reserves nog uit de grond haalt, zal het bedrijf ruimschoots aan het vonnis voldoen. Dan loopt de productie als het ware vanzelf terug.
Overigens is dit – geen nieuwe velden aanboren – precies wat alle oliebedrijven volgens het IEA moeten doen om de klimaatdoelen te halen. Voor het vonnis had Shell al aangekondigd zijn investeringen in het zoeken en aanboren van nieuwe olievelden geleidelijk terug te schroeven, omdat het bedrijf al langer rekent op steeds stringenter klimaatbeleid en – uiteindelijk – een dalende vraag naar olie.
Kan Shell het doel ook halen door volop in te zetten op compensatie?
Nee. Het is wel zo dat de vermindering van 45 procent die Shell moet halen een netto doelstelling is. Dat betekent dat Shell zijn uitstoot op de ene plek (bijvoorbeeld op een booreiland) mag compenseren door elders een CO2-reductie te realiseren (bijvoorbeeld door de aanleg van een bos: als bomen groeien, leggen ze CO2 vast).
Het probleem voor Shell is dat deze compensatie bij lange na niet genoeg oplevert. Shell gaat er zelf vanuit dat een maximale inzet op de aanleg van bossen een besparing van 120 miljoen ton CO2 in 2030 kan opleveren. Oftewel: 7 procent van Shells totale uitstoot in 2019 (het ijkjaar). 38 procent van de reductie moet het bedrijf dan nog elders halen.
Ook de inzet op de afvang en opslag van CO2 (carbon capture and storage, CCS) kan Shell niet veel verder helpen: het bedrijf hoopt daarmee in 2035 een reductie van zo’n 25 miljoen ton CO2 per jaar te halen. Zelfs als Shell dat doel vijf jaar eerder haalt, scheelt het maar 1 procent op Shells totale uitstoot.
Is die vermindering van 45 procent dan wel realistisch?
Shell heeft de rechter er niet van kunnen overtuigen dat deze 45 procent onhaalbaar is. Dat zou ook vreemd zijn, want als het concern een deel van zijn investeringen verlegt en fossiele activiteiten staakt, kan het deze reductie zeker halen. Het is mogelijk dat Shell hierdoor minder winstgevend wordt, minder kan groeien of zelfs krimpt. De rechtbank erkent dit, maar vindt het voorkomen van gevaarlijke klimaatverandering zwaarder wegen dan de economische belangen van Shell.*
Zou het vonnis ook een blessing in disguise kunnen zijn voor Shell?
Dat zou kunnen, ja. Steeds meer landen draaien de duimschroeven van het klimaatbeleid aan, en omdat duurzame energiebronnen als zonne- en windenergie steeds goedkoper worden en een steeds groter deel van de automarkt elektrisch is, wordt de business case voor fossiele brandstoffen steeds onaantrekkelijker. In die context kan het voor Shell lonen om sneller te vergroenen dan het eerder van plan was. Het zou voor Shell ook makkelijker kunnen worden om geld te lenen als het in meer groene projecten stapt, omdat investeerders zoals pensioenfondsen staan te springen om daarin te investeren.
IV. Welke impact heeft het vonnis op de oliemarkt, de uitstoot en de energietransitie?
Hoe kijkt Shell naar de praktische gevolgen van deze zaak?
Shell gelooft dat alleen ‘duidelijk, ambitieus beleid dat fundamentele veranderingen in het hele energiesysteem zal stimuleren’ effectief is om klimaatverandering tegen te gaan. Eén oliebedrijf veroordelen helpt niet, vindt Shell.
De advocaten van het concern beargumenteerden in de rechtszaal dat overheden klimaatbeleid (moeten) maken en dat het zelf slechts voldoet aan de vraag van consumenten naar olie en gas. Het schetste zichzelf als een vervangbare speler: zolang er vraag is naar olie en gas, zullen andere bedrijven wel uit de grond peuren wat Shell erin laat zitten.
Dat beeld van een in wezen inwisselbaar oliebedrijf klopt, zeggen experts. Shell, Total, BP, ExxonMobil: de westerse oliegiganten zijn allemaal hoofdaannemers die gebruikmaken van eenzelfde netwerk van onderaannemers zoals het enorme maar minder bekende bedrijf Schlumberger. De oliebedrijven werken ook veel samen in joint ventures om risico’s te spreiden. Het ene bedrijf is misschien wat beter in diepzeeboringen, het andere in schaliegas, maar ze ontlopen elkaar niet veel.
Heeft dit vonnis dan wel gevolgen voor hoeveel olie er wordt gewonnen, en hoeveel CO2 er de lucht in gaat?
Dat is de hamvraag! Als Shell eigen licenties om naar olie en gas te boren moet opgeven om aan het vonnis te voldoen (wat niet gezegd is), dan kan het zulke vergunningen ofwel doorverkopen aan andere oliebedrijven (die de olie dan alsnog winnen) ofwel teruggeven aan de betreffende overheid. Zolang er vraag naar olie en gas is, zullen overheden er een economisch belang bij hebben om oliebedrijven aan het werk te zetten. Het is dus niet waarschijnlijk dat er door dit vonnis reserves in de grond blijven zitten die anders door Shell waren gewonnen.
Daar komt bij dat oliebedrijven wereldwijd erop kunnen anticiperen dat Shell de komende jaren minder olie en gas gaat aanbieden. Zij kunnen klanten alsnog de olieproducten leveren die Shell niet meer mag leveren. Zolang het totale aanbod van olie en gas niet daalt, is er geen reden om aan te nemen dat klanten minder olie en gas gaan gebruiken, of dat de totale mondiale CO2-uitstoot daalt, betoogde Shell in de rechtbank.
Waarom heeft de rechtbank Shell dan toch veroordeeld?
De rechtbank vindt niet dat Shell zijn eigen (deel)verantwoordelijkheid kan ontlopen met een verwijzing naar het waarschijnlijke toekomstige gedrag van andere bedrijven. Het belang dat in deze rechtszaak wordt gediend – het voorkomen van gevaarlijke klimaatverandering – is zo groot, dat Shell zich er niet vanaf kan maken met argumenten over ‘hoe de oliemarkt nu eenmaal werkt’.
Maar de oliemarkt werkt nu eenmaal wel zo, toch?
Klopt. Alleen heeft Shell de rechter er niet van kunnen overtuigen dat er geen effect zal optreden als gevolg van dit vonnis. De rechtbank volgt hierin de argumentatie die Milieudefensie had aangedragen en die erop neerkomt dat tegenover elk vat olie dat op één plek in de grond blijft zitten, op de lange termijn een reductie van de mondiale consumptie van o,2 tot 0,8 vaten olie staat. Dat zou zo zijn, omdat ook tijdelijke prijsverhogingen tot ander consumentengedrag op de lange termijn kunnen leiden. Als benzine duurder wordt, zouden mensen bijvoorbeeld minder vaak de auto gaan gebruiken, waardoor de uitstoot zou dalen. Zelfs als er maar een heel klein mondiaal effect optreedt, is dat al winst voor het klimaat, stelt de rechter.*
Bestaat dat causale verband echt?
Ja. Het economische principe erachter is op zichzelf niet omstreden: als het aanbod van een product als olie of gas daalt, zal de prijs stijgen, waardoor klanten er minder van kopen (ze zijn ‘prijsgevoelig’). Daar staat tegenover dat een hogere olieprijs ook een sterkere prikkel oplevert om nieuwe olie- en gasvoorraden aan te boren. Als de prijs stijgt, zal op termijn dus ook het aanbod weer stijgen – en is het effect van de initiële aanbodbeperking deels tenietgedaan.
Maar let op: dit dubbele effect – klanten die hun consumptie beperken en oliebedrijven die meer olie gaan zoeken – treedt alleen op als het mondiale aanbod van fossiele brandstoffen krimpt: als de olie die Shell niet wint, ook niet door een ander wordt gewonnen. Zoals gezegd is dat onwaarschijnlijk. Dit blijft daardoor ook het meest omstreden aspect van het vonnis.
Wat als de bedrijven die het marktaandeel van Shell overnemen, meer uitstoot produceren?
Dan gaat de wereldwijde uitstoot omhoog. Dat is een reëel risico, omdat niet alle oliebedrijven even ‘schoon’ opereren. Bij olieboringen van Shell lekt er gemiddeld bijvoorbeeld 0 tot 1,3 procent van de productie weg in de vorm van het sterke broeikasgas methaan. Het wereldwijde gemiddelde is volgens het IEA ongeveer 2 procent: Shell produceert dus relatief schoon.
Er zijn nu al legio voorbeelden van kleine private oliebedrijfjes die activiteiten van grote jongens zoals Shell overnemen en vervolgens viezer te werk gaan. Als deze bedrijven het marktaandeel van Shell vervangen, is dat niet goed voor het klimaat.
Heeft dit vonnis enige impact op staatsoliebedrijven in bijvoorbeeld Rusland of Saoedi–Arabië?
Nee, in principe niet. En het probleem is dat juist deze bedrijven (Rosneft, Gazprom, Saudi-Aramco) het grootste deel van de resterende mondiale reserves in handen hebben en ook verreweg het grootste deel van alle olie en gas (zo’n 85 procent) produceren.* Een medewerker van Saudi-Aramco zei vorige week tegen persbureau Reuters dat het Shellvonnis ‘great’ is voor zijn bedrijf. En terwijl westerse oliebedrijven langzaam van koers veranderen om het klimaat te ontzien, voert een land als Rusland de investeringen in olie en gas juist op.
Dat klinkt niet goed.
Nee, klopt. Daarom zijn alle experts het er ook over eens dat er (mondiaal) beleid nodig is om de vraag naar fossiele energie omlaag te krijgen. Bijvoorbeeld door CO2-uitstoot een prijskaartje te geven en alternatieven voor kolen, olie en gas te stimuleren. Er moet ook een oplossing komen voor het feit dat sommige landen er economisch hard op achteruitgaan als het tijdperk van olie en gas ten einde komt. Pas als zij een financieel belang krijgen om fossiele brandstoffen in de grond te laten zitten, kunnen we het klimaatprobleem echt oplossen. Over deze netelige kwesties laat de rechtbank zich verder niet uit.
Heeft het Shell-vonnis dan geen enkel effect?
Dat hoor je mij niet zeggen. Tegenover alle realpolitik hierboven, staat ook een concrete, voorspelbare klimaatwinst: als Shell een relatief groot en relevant energiebedrijf wil blijven, zal het meer moeten gaan investeren in hernieuwbare energie. Shell investeert nu in totaal 19 tot 22 miljard dollar per jaar. Naarmate een groter percentage van dat bedrag naar duurzame oplossingen gaat, zal Shell ook een groter belang krijgen bij het zekerstellen van een marktaandeel in duurzame energie. Ook Shells lobby-activiteiten kunnen dus veranderen door het vonnis.
En zo zijn er meer indirecte gevolgen te verwachten, zeker als er meer vergelijkbare rechtszaken volgen. Zoals eerder gezegd zou het voor Shell goedkoper kunnen worden om geld te lenen, naarmate het meer in duurzaamheid investeert. Omgekeerd kunnen de kapitaalkosten voor bedrijven die (te lang) doorgaan met olie en gas, juist stijgen, omdat investeerders deze sector als een groter risico zien.
Hoe reageerden aandeelhouders eigenlijk op het vonnis?
Niet echt geschrokken. De koers van Shell zakte heel eventjes in na de uitspraak, maar herstelde zich een week later alweer.
Toch trekken (grote) investeerders wel conclusies. Daan Spaargaren, strateeg verantwoord beleggen van pensioenfonds PME, komt bijvoorbeeld tot de slotsom dat beleggers ‘ondernemingen te veel ruimte hebben gelaten’ om zelf te bedenken welke bijdrage ze aan ‘Parijs’ gaan leveren. Het moet strenger. ‘Aandeelhouders moeten de komende jaren van koers veranderen.’
Eumedion, de belangenbehartiger op het gebied van duurzaamheid van grote institutionele beleggers zoals ABP en BlackRock, spoort Shell aan om zo snel mogelijk duidelijk te maken welke ‘concrete consequenties’ het vonnis heeft voor Shells plannen en budgetten. Omdat de rechter zo duidelijk heeft onderstreept dat alle ondernemingen een verantwoordelijkheid hebben om mensenrechten te respecteren, zullen ‘de mogelijke nadelige gevolgen van activiteiten van [grote bedrijven] op mens, milieu en samenleving een grotere rol (moeten) gaan spelen bij bestuursbeslissingen.’
Tot slot. Hoe moeten we naar dit vonnis kijken? Wordt dit een keerpunt in de strijd tegen klimaatopwarming?
Het is veel te vroeg om die laatste vraag te beantwoorden. Maar de druk op grote (olie)bedrijven neemt wel toe. Niet alleen door het steeds strengere klimaatbeleid van veel landen, maar ook omdat investeerders steeds duidelijker maken dat business as usual niet goed genoeg meer is.
Toevallig werd dat eind mei, op dezelfde woensdag dat Shell in de rechtbank werd veroordeeld, ook aan de andere kant van de oceaan geïllustreerd. Tijdens een aandeelhoudersvergadering van oliebedrijf Chevron werd een resolutie aangenomen die het bedrijf oproept de uitstoot sneller terug te brengen. (Een vergelijkbare resolutie kreeg eerder bij Shell ook al de steun van eenderde van de aandeelhouders.)
En bij ExxonMobil, de conservatiefste aller private oliebedrijven, wist een activistisch hedgefonds twee ‘groene’ bestuurders verkozen te krijgen – tegen het zere been van de hoogste baas. Activisten doopten deze dag meteen Black Wednesday, want misschien was dit wel het definitieve begin van het einde van de eens oppermachtige westerse olie-industrie.
Het klimaatprobleem is daarmee nog niet opgelost, maar één ding werd eens te meer duidelijk: we leven niet meer in het tijdperk dat ieder vat olie sowieso uit de grond wordt gehaald.
Alleen ik ben verantwoordelijk voor deze tekst, maar voor hun input dank ik: Tim Bleeker, Laurie van der Burg, Laura Burgers, Jilles van den Beukel, André Faaij, Daniel Scholten en Stephan Slingerland.