Een dag uit het leven van de jongen wiens moeder ‘ontwaakte’

Henk van Straten
Schrijver, gespecialiseerd in muziek

Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en verzint hun verhaal. Deel acht: de moeder die haar zoon en zijn vrienden meeneemt naar een festival.

Irritant. Ik wilde hier helemaal niet naartoe. Ze heeft de entree voor mij en mijn vrienden betaald. Tommie was bij ons en toen bood ze het aan. In de huiskamer, toen we zaten te gamen. Er zou rockmuziek zijn, zei ze. We konden biertjes drinken en bandjes kijken, zei ze.

‘Jouw moeder is echt raar geworden, man,’ zei Tommie, even later. Ze brandde toen wierook en bracht een offer van bloemen en fruit aan die god met de olifantenkop. Dat ding stond er vroeger nog niet.

Papa zou haar hebben uitgelachen. Ze zou zichzélf hebben uitgelachen.

Ik weet niet wat ik hier doe, tussen al die hippies. Deze houwtje-touwtjemensen. Biologische friet, handgemaakte sieraden, kinderen die op wortels knagen. En dan die muziek. Violen en dwarsfluiten.

En natuurlijk gaat ze steeds vlak bij mij en mijn vrienden staan. Met die stomme bloemen in d’r haar. Iedereen kan zien dat ze erbij wil horen, dat ze zich staat aan te stellen.

De middag dat ik hoorde dat hij was vertrokken, liep ik na school het huis binnen en zat ze aan de keukentafel. Ze keek me niet aan en staarde naar een punt op de muur. Tussen haar handen stond een volle, afgekoelde mok thee. Haar colbertje over de stoel. ‘Hij is weg,’ zei ze, ‘er met een jong ding vandoor.’

Net, toen ze met Tommie stond te praten, zag ik dat ze haar hand op zijn been legde. Haar lippen raakten nog net zijn oren niet

En toen begon ze hysterisch te lachen. ‘Wat zal ik eens voor je koken?’ vroeg ze, zogenaamd vrolijk. Ze ging staan en haalde haar vingers door mijn lange haar - wat ik haat - en keek me diep in de ogen. ‘Jij mag het zeggen.’ Ik ben toen naar buiten gerend. Ik heb daar uren op zijn auto staan wachten. De volgende dag ging ze op sandalen naar haar werk.

Vroeger was mama zelden vrolijk. In die zin zou ik blij voor haar moeten zijn. Ik wíl ook blij voor haar zijn.

Mijn moeder is vrij, zegt ze. Nu hij weg is kan ze eindelijk zijn wie ze diep van binnen altijd al was. ‘Je vader was erg bekrompen en materialistisch. Dat zag jij misschien niet, want jij was gek op hem, maar ik zag het wél.’ Ze bracht alles naar de stort: zijn luie stoel, zijn boeken, zijn werkbank. Ineens hadden we planten in huis. Ineens rook het naar wierook. Ineens oefende ze op een sitar, zelfs als ik vrienden over de vloer had. Nee, júíst als ik vrienden over de vloer had. ‘Blijf toch eten!’ riep ze dan. Liever neem ik mijn vrienden nu niet meer mee naar naar huis, maar ze willen het meestal zelf graag. Je mag bij ons tegenwoordig namelijk gewoon blowen in de huiskamer. Ook mama neemt altijd één of twee trekjes. Ze doet dan alsof ze compleet stoned is. Soms schaam ik me zo erg dat ik vrees dat mijn huid zal verschroeien.

Net, toen ze met Tommie stond te praten, zag ik dat ze haar hand op zijn been legde. Haar lippen raakten nog net zijn oren niet.

Ik weet dat mijn vader me heeft verlaten. Ik zou woedend op hem moeten zijn, maar mama maakt dat onmogelijk. Wil ik hem werkelijk iets kwalijk nemen, dan moet ik aan haar kant kunnen staan.

Sinds papa zegt mama alles heel hard. Iedereen moet weten dat ze is ‘ontwaakt’ en hoe ‘geaard’ ze is en hoe ‘één met het universum.’ Laatst hoorde ik haar met iemand bellen. Ik stond bovenaan de trap. ‘Het klinkt misschien vreemd,’ zei ze. ‘Maar zijn vertrek heeft me in feite alleen maar goed gedaan.’ Ik hoorde haar hartelijk lachen en dag-zeggen. Uit de stilte die erop volgde kwam toen heel zachtjes het snikken. Ik werd woedend, daar bovenaan die trap, en ik heb daar nog heel lang zo gestaan.

Welke levens gaan er schuil achter al die onbekenden om je heen? Ik ontmoet ze, fotografeer ze en

Eerder in deze serie: